vele gelegenheden. Melodieen, die hij gehoord heeft, weet hij spoedig op zijn eenvoudige
instrumenten na te speien. De muziekinstrumenten maken dan ook een deel uit van
het huisraad.
Eigenaardig is het, dat dit natuurvolk der woestijn, welks geheele leven bijna
uitsluitend op het materieele gericht is, nog een soort van schilderiunst heeft ontwikkeld
tot een hoogte, die door Hottentotten
en Bantu niet is bereikt. Natuur-
lijk is hier geen sprake van meesterwer-
ken, maar uit tal van teekeningen, die de
Bosjesmannen op de wanden der holen
en op rotsen hebben aangebracht, spreekt
toch een juiste opvatting, een getrouw
weergeven der vormen en • een vaste
hand. Meestal stellen die figuren men-
sehen en dieren voor, en niet zelden
wordt de geteekende figuur herhaald tot
geheele rijen, waarbij alle nauwkeurig
op elkander gelijken. Gemsbok, struis,
olifant, rhinoceros, baviaan, os, hond,
enz., komen veel op de rotsen voor; de
nieuwe teekeningen stellen ook paarden
voor, doch de oudere niet, wijl deze dieren
eerst door de Europeanen werden
ingevoerd. De menschelijke figuren stellen
zoowel inboorlingen voor als Boeren, en
zelfs Europeesche Soldaten. Levenlooze
voorwerpen worden zelden geteekend;
de schepen, die soms worden gezien, werden
waarschijnlijk door de Bosjesmannen
als groote, levende monsters beschouwd.
Ook geven enkele rotsflguren waarschijnlijk
voorstellingen van hun dieren-
E T B E S P E L EN D E R GORA.
mythen. De verbreiding van deze figuren is zeer groot; men vindt ze nabij de
Kaap in de Tulbaghkloof, verder door de geheele Kolonie en over de Oranje-Rivier,
wel een bewijs, dat de Bosjesmannen hier eens de oorspronkelijke bewoners vormdem
Een voorbeeld van een rotsteekening der Bosjesmannen, die gevonden is in een
hol in het George-distrikt, geeft ohderstaande figuur. De kleur van het oorspronkelijke
is rood op een gelen grond; de laatste tint is de kleur van den steen, waarop
de figuren geteekend zijn. De schuine strepen zijn de aderen in de rots.
BOSJESMANSCHE SCHILDERKUNST.
Het onderwerp is nogal dui&ter. De figuren moeten klaarblijkelijk menschen
voorstellen; deze zijn echter ongewapend en dragen hoofddeksels, die niet
gedragen worden door een enkelen stam, waarmede de Bosjesmannen in aan-
raking hadden-kunnen komen. Zij kunnen wellicht meermalen Kaffers gezien hebben
met hun oorlogkapsels van vederen, benevens Hottentotten met hun ruwe lederen
mutsen, maar geen enkele Zuid-Afrikaansche stam draagt een hoofdbedekking, - dieH
men kan vergelijken bij de op de teekening voorgestelde. Of zouden het de groote
hoeden der Boeren zijn?
Deels hierom en deels omdat de figuren niet met pijl en boog gewapend zijn, zoo-
als gewoonlijk het geval is bij figuren, door Bosjesmannen met moeite voorgesteld, is
Christie van oordeel, dat misschien vele jaren geleden eens de bemanning eener sloep
aan de kust geland is, en dat de Bosjesmannen, die hen gezien hebben, dit feit door
deze rotsschildering wilden vereeuwigen.
De gereedschappen van den Bosjesmanschen kunstenaar zijn eenvoudig genoeg:
een veer, gedoopt in vet, waarin gekleurde klei vermengd is, vormt het penseel. Zoo
als Baines terecht opmerkt, geeft hij altijd aan de dieren, welke hij teekent, hun
behöorlijk aantal pooten. Evenals een kind zal hij de horens en ooren op het hoofd
en den nek plaatsen en verdeelt hij de pooten zeer onpartijdig längs het geheele
lichaam; hij ' weet niets van perspektief en heeft ook niet het minste denkbeeid
van het teekenen in het verkorte, of om een lichaamsdeel achter een ander
te laten vallen, zooals ons oog dat waarneemt.
* * Ufi
Ten slotte moeten wij nog de aandacht vestigen op de religie der Bosjesmannen.
Reeds vooraf valt te verwachten, dat bij de Bosjesmannen geen besliste begrippen
omtrent hoogere wezens worden aangetroffen, evenmin als omtrent het voortbestaan na
den dood. De Bosjesmannen hebben wel enkele religieuse voorstellingen, doch geen religie
in hoogeren zin. Alleen een draad van overleveringen heeft zieh door onderscheidene
geslachten voortgesponnen, welke eenige sporen van religieuse voorstellingen verbindt.
Enkele uitdrukkingen zijn bij Bosjesmannen door reizigers opgevangen, welke aan
de erkenning van hoogere wezens of machten doen denken. Welke voorstelling zij
daaraan verbinden, is niet zeker. Alle Bosjesmannen zonder uitzondering dragen
echter amuletten als voorbehoedmiddelen, om booze geesten af te weren en geluk of
ongeluk te beheerschen. Een gedachte aan hoogere machten is hiermede noodwendig
verbonden. Evenals andere Zuid-Afrikaansche volken schrijven zij aan enkele dieren
bijzondere' eigenschappen en krachten toe; zij geven nauwkeurig acht op de bewe-
gingen van sommige dieren, om daaruit geluk of ongeluk af te leiden; aan enkele
dieren leggen zij hun innigste wenschen bloot.
Men ontmoet zelden een Bosjesman, wiens linker vinger niet van een of meer
leden beroofd is. Of dit aan een soort offer doet denken, is niet zeker. Sommigen
meenen, dat dit een geneesmiddel zou zijn bij bepaalde ziekten; anderen verhalen, dat
■ o. a. een moeder, die reeds drie kinderen na de geboorte verloren had, het vierde
direct een vingerlid had afgesneden en dit in het leven behield.
Omtrent hun geloof aan het leven na den dood valt weinig te zeggen; alleen
schijnt u it verschillende feiten en uitdrukkingen afgeleid te moeten worden, dat zij een
dergelijk geloof bezitten, zij het ook in vage omtrekken. De Bosjesmannen der
Malutibergen hebben een spreekwoord: „de dood is maar een slaap.” Op de graven
van hen, wier aandenken men wil bewaren, worden steenen geworpen, die langza-
merhand tot grafheuvels aangroeien. De Bosjesman meent, dat de booze geesten,
die hier wonen, hem zullen kwellen, als hij niet door het werpen van een steen op
het graf hulde bewijst aan den afgestorvene.
Als iemand overleden is, verlaat de familie deze piek, vernietigt de hu t en w erpt er
een menigte steenen neder. Het hoofd van den doode wordt gezalfd; daarna wordt
het lijk aan rooking onderworpen en vervolgens in een graf in de aarde gelegd;
voorwerpen van dagelijksch gebruik worden den doode medegegeven in het graf.
Dr. Fritsch vond in een öud graf blikken schotels, bekers en een schapenschaar,
welke laatste den doode als een zWaard op de borst gelegd was. De in het wild
levende Bosjesmannen moeten hun dooden zelfs alle wapenen medegeven.
Tegenover de armoede aan religieuse voorstellingen Staat een zoo rijke sehat van
diermythen, als bij geen ander Afrikaansch volk w'ordt gevonden. Dr. W. Bleek
heeft een overzicht van de grondbeginselen der mythologie van de Bosjesmannen
samengesteld. De voornaamste figuur in die verhalen is de sprinkhaan, waarom zieh
een geheele kring van phantastische sagen groepeert.