dit gebied in geographische provincien de voorkeur gaven. Hun indeeling en
beschrijving, welke ons vrij practisch voorkomen, zullen wij in dezen in hoofilzaak
volgen. In den Kongo-staat kan men geographisch onderscheiden:
I. Het zee-gebied, omyattend de yolken ten noorden en ten zuiden van de
monding der Kongo, de riyier op tot Matadi en noordelijk längs de kust tot de
Tschiluango.
II. Het gebied der kristallijne gebergten, omyattend de streek, waar de Kongo
door watervallen en schietstroomen uit het hoogland komt, rondom Stanley-pool en
het Kuango-district.
III. De gewesten van de groote wouden. Dit gebied strekt zieh uit van het
punt, waar de Kongo ten tweeden male den aequator snijdt, tot de hoogten, welke
het Kongo-bekken yan het westelijk Nijl-gebied scheiden.
IV. De noordelijke gewesten, yan de samenvloeiing der Uelle en der Mbomu in
het westen tot de wateryallen der Uelle bij Zongo in het oosten.
V. De oostelijke gewesten, het gebied tusschen de Lomani, Aruwimi, het Albert
Edward-, Kiyu- en Tanganjika-meer, in het zuiden begrensd door het Moera-meer
to t de bronnen der Lomani.
VI. De zuidelijke gewesten, van het brongebied der Kongo naar het westen tot
de Kassai.
I . D e BEWONERS: VAN HET ZEEGEBIED;
Ten zuiden van den mond der Kongo,wonen de Muschikongo’s (Musseronge’s) en
ten noorden der riyier de Kakongo’s. Deze yolksstammen kenmerken zieh door
groote lichaamskracht en behendigheid. De vrouw is gemiddeld grooter en sterker
dan de man; handen en yoeten zijn opmerkelijk klein en de huidkleur is donker-
bruin, zelden zwart. Het haar wordt kort gedragen en tatoueeren komt niet veel voor.
Op de vrouw rust de taak, voor de maaltijden te zorgen. Als dagelijksch voedsel
kan men de maniok beschouwen. De inboorlingen bedienen zieh bij het eten van
houten kommen, houten messen en houten lepels. Na den maaltijd is het de gewoonte,
steeds de tanden te reinigen met water. De inboorlingen, die dicht bij een rivier
wonen, maken veel gebruik van het water voor baden en wasschen, zoodat zij over ’t
algemeen wel zindelijk zijn.
De kleeding bestaat uit ingevoerde Europeesche stoffen; sedert de vestiging van den
Hollandschen handel is dat gebruik zeer toegenomen. Bij deze stoffen is de groone
kleur buitengesloten; roode, witte en zwarte stoffen worden bij voorkeur gedragen.
Des avonds en des nachts hüllen de bewoners er zieh geheel in, blijkbaar om zieh
tegen de muskieten te beschütten. Naakt loopen is hier: ongeoorloofd völgens' de
zeden des lands. In de kleeding vooral is de invloed der Europeanen te bemerken.
De hutten zijn van bamboes gebouwd en met stroo of bladeren bedekt, al naar zij
in het bosch of op de vlakte staan. De vorm der hutten is rechthoekig of rond. Er
bestaat bij deze volken een drukke industrie; hoofdzakelijk worden matten en korven
gemaakt; ook de pottenbakkerij wordt door de vrouw uitgeoefend.
De volksvergadering, waar over belangrijke zaken beraadslaagd wordt, heet palaver.
Als een palaver zal plaats hebben, worden de deelnemers met een groote trommel daartoe
opgeroepen. Het is een grondbeginse.1, om ongewapend op de palaver te verschijnen.
Ieder redenaar is vrij; in niets wördt hij beperkt. De palavers worden des morgens
vFoeg gehouden, om met nüchtere maag samen te komen: de beraadslagingen worden
dan kalmer gevoerd en de gedachten zijn helderder, dan wanneer er iets gedronken is.
De inboorlingen der Beneden-Kongo nemen bij het huwelijk steeds een vrouw uit
hun eigen stam. Ook hier wordt de vrouw gekocht. Gewoonlijk drie maanden voor
h et huwelijk trek t de bruid zieh terug in haar hut, waar men haar lichaam geheel
rood verft. Als de bruidegom den koopprijs voldaan heeft, gaat de vader der bruid
naar den fetischpriester, die door allerlei ceremonien het huwelijk vruchtbaar maakt.
Polygamie bestaat onder deze volken alleen bij de hoofden en de welgestelde vrijen.
De familiebanden worden streng in acht genomen. Over ’t geheel kan men zeggen,
dat de vrouwen door de mannen goed behandeld worden; van mishandeling is bij
hen geen sprake. Ook worden de kinderen met teederheid door de moeder gekoesterd.
Bij de Negers van de Beneden-Kongo bestaat de voorstelling van een hooger wezen,
GODSBEGRIP. CHRISTENDOM. 327
Zambi genoemd, dät boven de wolken zetelt en zieh met om elk stervelmg
afzonderlijk bekommert. Zambi heeft de menschen en.de ontelbare fetischen geschapen.
Bij de vereering van enkele fetischen is de invloed van den Christelijken godsdienst
te bemerken. Dit kon wel niet achterwege blijven, want wij weten, dat de Portugeesche
zendelingen in den tijd na de ontdekking sterk voor de invoering van het Christendom
geiiverd hebben. Zelfs deelt de geschiedenis mede, dat er binnen enkele dagen
duizenden gedoopt werden. Men schrijve dit evenwel niet toe aan een bepaalde
voorliefde voor het Christendom; de inboorlingen zagen destijds m den doop een soort
van toovermiddel, dat hen onverwinlijk zou maken tegen hun vijanden en daarom
met graagte werd toegepast. Doch het wezen van het Christendom vatte geen wortel
en alleen eenige uiterlijke ceremonien bleven als sporen daarvan achter.
EEN KRONING DEB, YROEGERE KÖNINGEN AAN DE KONGO.
Het fetischisme beheerscht het geheele leven dezer Negers. Wij zullen daaromtrent
echter niet nader in bijzonderheden treden (zie pag. 284).
De begrafenisplechtigheden zijn zeer ingewikkeld; daarbij wordt al het kruit
verschoten, dat de doode bij zijn leven bezat. Voor de hoofden wordt een eigen
lijkwagen gemaakt, die dan längs een nieuwen, to t dat doel aangelegden weg door
honderden personen grafwaarts getrokken wordt. Die lijkwagen bestaat uit twee deelen:
in de bovenste afdeeling rust het lijk, terwijl in de onderste allerlei zaken medegevoerd
worden, die den gestorvene toebehoorden.
II. H e t g e b i e d d e r k r i s t a l l i j n e - g e b e r g t e n , d e r K a t a r a k t e n e n h e t
KUANGO-DISTRICT.
De bevolking van het eerste gewest omvat de Basundi’s, die ten noorden van de
Kongo wonen tot de grens van het Fransche gebied, en de Babuende s verder oostelijk