H O O F D S T U K XX.
Z U I D E L I J K E B A N T U ’ S.
III. Het Lunda-rijk, Kasongo- en Msiri-rijk.
In het midden van Afrika ligt nog een tweede uitgebreide staatsorganisatie, nl. die
van het Lunda-rijk , dat zijn naam heeft ontvangen naar het yolk der Kalunda’s of
Balunda’s, een stam der .Bantu’s, die zijn woonplaats heeft aan den boyenloop der
Kassai- en Lulua-rivieren. Het rijk wordt ook wol naar den beheerseher Muata Jamvo
genoemd, waarbij wij moeten bedenken, dat „Muata Jamvo” een titel is, die op alle
vorsten overgaat (Muata beteekent „heer” en „Jamvo” is een eigennaam).
Het Lundä-rijk is een der weinige, eenigszins stabiele staatsorganisaties van Afrika.
Reeds kört na de verovering van Angola, op het einde der 16e eeuw, vernamen de
Portugeezen van handelaars der inboorlingen, die uit het binnenland kwamen om
aan de kust hun slaven te verkoopen, dat op ongeveer 100 dagreizen van de kust
een mächtig hoofd regeerde, Muatiamvo geheeten. Niet vöör 1846 evenwel gelukte
het den eersten Europeaan, Rodriguez Graca, Mussumba, de hoofdstad en residentie
van dat rijk, te betreden. De tweede Europeaan, die tot hier doordrong, was Lopez
de Carvalho, een handelaar, eyenals de vorige. In 1875 kwam Pogge op zijn reis
dwars door Afrika in dit gebied, en in 1880 was Dr. Max Büchner de vierde Europeaan,
die het rijk leerde kennen en er zelfs eenige maanden aan het hof verblijf hield.
Aan de beschrijvingen van laatstgenoemde hebben wij de meeste kennis omtrent land
en volk te danken. Daaraan ontleenen wij belangrijke gegevens.
Muata Jamvo is in werkejijkheid een koning, wat niet kan gezegd: worden v an ta l
van hoofden aan de westkust, die door de Europeanen met dien titel worden aangeduid.
Zijn rijk is, voor die primitieve toestanden gerekend, betrekkelijk goed georganiseerd
en heeft een uitgestrektheid ongeveer zoo groot als Duitschland. Van 12° Z.Br. strekt
het rijk zieh uit tot 8° in het noordoosten en tot 5° . Z.Br. in het noordwesten. In het
oosten liggen nog kleinere rijken, welker heerschers aan het Lunda-volk verwant en
schatpliehtig zijn, als o. a. het rijk van Kazembe en van Kasongo.
Hoe uitgestrekt het gebied ook zij, is toch de voorstejling, welke de Europeesche
phantasie van den Lunda-koning gemaakt had, geheel onjuist. Bij nüchtere beschouwing
bleef er van den vorst niets over dan een armzalige, aapachtig opgedirkte, steeds
bedelende potentaat, zonder adel of majesteit, die nauWelijks meer dan 1000 gewapenden
onder zijn bevel had. Dat evenwel de roem der grootheid van dezen vorst in
West-Afrika, algemeen verbreid was, is een gevolg van de vergelijking met de vele
nietige vorstjes, welke men hier vindt.
Het is een zeer opmerkelijke eigenaardigheid in het Lunda-rijk, dat naast
den koning ook een koningin als vrije, zelfstandige heerscheres Staat, zonder de
gemalin des konings te zijn. Zij wordt de Lukokessa genoemd en heeft haar onder-
gesehikte hoofden, evenals de koning. Ook heeft zij het recht, in alle 'belangrijke
regeeringsaangelegenheden een beslissend woord mede te spreken. Aldus bestaan er
in het Lunda-rijk feitelijk twee staten en twee staatsmachten, door elkander gevlochten.
Niet onwaarschijnlijk is deze toestand ontstaan, doordien eens een koningin aan het
hoofd stond, die haar macht met een eehtgenoot deelde, terwijl men ook haar macht
bleef erkennen.
De Muata Jamvo bezit vele vrouwen: in 1880 een 60tal. Doch ook de koningin of
Lukokessa heeft een eersten eehtgenoot, den Schamoana, dien zij op alle mogelijke
wijzen opsiert, terwijl zij zelf gewoonlijk zeer eenvoudig gekleed gaat. Daarenboven
heeft zij onderscheidene bijmannen, die telkens afwisselen. De Schamoana laat zieh
DE HOFHOUDING DEK LUKOKESSA.
veel op zijn voorrang voorstaan en vraagt als zoodanig van vreemdelingen gaarne
geschenken.
Sedert in het Lunda-rijk de heerschappij van den man naast die der vrouw