op andere goden) werden door de koren aangeheven; jonkvrouwen met korven vol bloemen
en jonge vruchten, en burgers en metoiken met wijnranken versierd, trokken onder
muziek en zang naar bet heiligdom, het houten beeid van den God met den phallus,
het uit rood leder gevormde mannelijke lid, voorop. Het zinnebeeld van de teeltkracht
in de natuur werd in statige omgangen rondgedragen. Ook in Indie was de dienst
der Ungarn of phallus bekend, doch bij de Afrikaansche volken is dit niet het geval.
Dr. H. Schlichter 1) leerde bij zijn onderzoekingen der rumen van Zimbabye op
de muren eenige bandvormige Ornamenten kennen, welke vooral op die plaatsen
gevonden werden, waar de gelegenheid tot waameming der zon het günstigst is.
Hun aanvang en einde vallen samen met de punten van opgang en ondergang der zon
bij de aequinoetien en solstitien. Bij de groote elliptische ru'ine is dit vooral aan te
wijzen. En boven op den muur vindt men steenen geplaatst, welke tot bepaling van
den aanvang der onderafdeelingen van het jaar dienen kunnen.
Deze muur diende aldus mede tot een grooten zonnewijzer, zooals die bij Chineezen,
Babyloniers en Egyptenaren gebruikt werden. Dat dit bouwwerk aan een dezer
volken moet worden toegesehreven, mag hieruit nog niet Worden afgeleid. Doch
zeer zeker is het te danken aan een bevolking, die in de sterrenkunde reeds belangrijke
vorderingen gemaakt had.
Beslist is nog niet uitgemaakt, van welk volk, Phoeniciers, Arabieren voor den
Mohammedaanschen tijd of Egyptenaren, deze ruinen afkomstig zijn. In elk geval
kan men als zeker aannemen, dat hier een ontwikkeld volk geWoond heeft in een
groote stad, en dat de bewerking van goud hier van groote beteekenis was. Of hier
misschien een kolonie van goudgravers gedurende langen tijd gevestigd geweest is,
die later bij het verminderen van het handelsverkeer op deze kust is verdwenen?-
De eerste Europeanen, die in dit gebied doordrongen, waren de Portugeezen. Van
de oostkust ondernamen zij in de 17® eeuw talrijke tochten naar het binnenland,
om daar zelf het goud te verkrijgen, dat zij van de Arabische handelaars aan de
oostkust hadden leeren kennen. Door de Arabieren werden verscheidene forten en
factorijen in het binnenland aangelegd, en in 1629 stond de Keizer of Monomotapo
een groot deel van zijn gebied tusschen de Zambesi en de Limpopo af aan Portugal.
Portugal’s macht verminderde evenwel, en de Portugeezen trokken zieh in het
laatst der 17® eeuw langzamerhand steeds meer en meer u it het binnenland terug,
om zieh enkel to t de kuststreek te bepalen. En al sehijnen hier in de 18® eeuw
nog enkele goudmijnen door de Portugeezen te zijn bewerkt, toch verlieten dezen
weldra het binnenland geheel en al, zoodat het aan de inboorlingen was overgelaten
to t onzen tijd.
De vestiging der Boeren in de Transvaal gaf aanleiding, dat enkele trekkers de
Limpopo overstaken en zieh hier vestigden. Dit was echter-van geen grooten invloed,
en een latere trek, dien de Boeren in 1895 naar Mashonaland hadden voorgenomen,
is verijdeld.
* *
Het is nog moeilijk, of liever onmogelijk, zieh van de toestanden in Rhodesia een
juiste voorstelling te maken. Wei spant de Compagnie zieh in, om Rhodesia voor
den handel te openen en meer door Europeanen- te bevolken, doch snel gaat deze
ontwikkeling nog niet. De spoorweg-verbinding van de Kaapkolonie met Buluwayo
is in 1897. tot stand gekomen.
De goudmijnen voldoen nog niet aan de verwachting. Behalve goud, vindt men
er zilver, koper, tin, aluminium en lood, alsmede steenkool. Doch .het ligt nog in
de verre toekomst, dezen rijkdom van den bodem te ontginnen en naar de juiste
waarde te leeren schatten.
De vruchtbare weiden uit Rhodesia heeft de Compagnie zieh toegeeigend, en deze
gronden worden aan particulieren overgedaan. De prijs bedraagt 1 shilling en
sixpence per morgen, benevens een jaarlijksche erfpacht van £ 3 per 1500 morgen
en 4 shillings voor elke 100 morgen meer. Metalen en edele gesteenten, enz., blijven
het eigendom der Compagnie. Vooral Kapenaars hebben reeds gronden in dit. gebied
1) Peterm. Mitt., 1892
verworven, doch nog betrekkelijk weinige der opgemeten en ingeschreven gronden
zijn werkelijk door Blanken bezet. De Blanke bevolking zal niet veel meer dan
6000 zielen bedragen.
Het kapitaal der Compagnie, aangevangen met 1 millioen pond sterling, bedroeg
in 1893 reeds 2 millioen en was in November 1896 tot 3,5 millioen pond gestegen.
* * *
Het Britsche gebied breidt zieh in het h a rt van Afrika naar het noorden uit over
de Zambesi tot aan het zuidelijk uiteinde van het Tanganjika-meer, en wordt hier
in het oosten door het Nyassameer en in het westen door den Kongo-staat en
Portugeesch West-Afrika begrensd. Wij zullen dit, ais bij het bésprokene aansluitend,
hier thans behandelen.
Portugal, dat hier de west- en de oostkust van Afrika bezat, heeft al zeer weinig
gedaan, om kennis te verkrijgen van het binnenland. Bovenal door Engelschen steun
drongen onderscheidene reizigers hierin door. Livingstone is de klassieke reiziger
in het Zambesi-gebied; van 1858—1864 doorreisde hij het land längs de Shire-rivier;
hij bevoer deze rivier en leerde het Nyassameer kennen.
. De ontdekkingen van Livingstone en anderen deed den Britschen zendingsijver de
aandacht op dit land-vestigen. Er werd een Maatschappij opgericht, de „African
Lakes Company”, gedeeltelijk met zendings-, gedeeltelijk met commerciéele doeleinden.
Het prospectus zeide, dat de Maatschappij werd opgericht met het doel, den handel
in de meren-landstreken te ontwikkelen, in alle opzichten de bronnen van welvaart
in dit land te openen, en daarmede den arbeid der Engelsche en Schotsche
„Missionary Societies” te vereenigen.
Het was een Britsche Maatschappij, arbeidende in het land, dat Portugal tot het
zijne rekende. Dit moest wel aanleiding geven tot eonflicten. Portugal was ontevreden
over de uitbreiding van Britschen invloed; de Engelsche Compagnie klaagde over
gemis aan bescherming door Portugal, en eindelijk protesteerde de Engelsche regeering
tegen de beweerde rechten van Portugal. Een omvangrijke correspondentie volgde
tusschen de regeeringen 1), en Engeland maakte gebruik van het recht van den
sterkste, toen het in September 1889 verdragen met inlandsche hoofden sloot, geheel
buiten Portugal om. Eerst het verdrag van 1891 met Portugal heeft deze quaestie
opgelost, waarbij het gebied van Engeland’s invloed tot bovengenoemde grenzen
werd uitgebreid.
Het gebied ten noorden der Zambesi werd sedert 1891 gedeeltelijk tot het gebied
der Chartered South-Africa Company gebracht. De landstreken ten westen en ten
zuiden van het Nyassa-meer worden echter als een rechtstreekseh Protectoraat der
Britsche kroon beschouwd (Central-Africa Protectorate [British]).
Het eerste gedeelte, officieel Britsch Centraal-Afrika geheeten, heeft ongeveer
500,000 vierk. Eng. mijlen oppervlakte met pl.m. 4 millioen inboorlingen en pl.m.
350 Europeanen. Het Nyassaland (Central-Africa Protectorate) telde in 1895
ongeveer 845,000 inboorlingen, 260 Indiers en 290 Europeanen als bewoners. Ook
Arabieren komen in deze streken nog voor.
Van dezé, gedeelten heeft het Nyassaland de meeste waarde, vooral het land aan
de Shire, Het klimaät,. hoewel niet gezond voor Europeanen, is hier toch beter dan
elders in Centraal-Afrika. Het land wordt door wegen doorsneden, en verschillende
cultures sehijnen er goed te gelukken.
1) Wie deze geschiedenis nauwkeurig wenscht te leeren kennen, raadplege Blauwboek (C.—5904)
1890, inhondende „Correspondence respecting the action of Portugal in Mashonaland and in the
districts of the Shire and Lake Nyassa”, in Februari 1890 aan het Britsche Parlement overgelegd.
Jiiet minder dan 303 stukken en brieven komen hierin voor.