I. De Oranje-Vrijstaat.
Het land tusschen de Oranjerivier in het zuiden en de Vaalrivief in het noorden
en westen heet de Oranje-Vrijstaat. De bodem maakt deel u it van de hoogvlakte
van Zuid-Afrika en loopt aan de oostelijke grens op tot de keten van de Drakensbergen.
Het grootste gedeelte des lands bestaat u it een zacht golvende hoogvlakte,
zonder aanzienlijke verheffingen. In het zuiden wordt de vlakte hier en daar nog
door groepjes spitse bergen, kopjes geheeten, afgebroken, doch in het oosten rijst
het land op tot de keten der Drakensbergen en andere randgebergten.
De vlakte is bijna geheel boomloos; alleen längs de rivieren en spruiten (kleine
rivieren) vindt men boomen, die van verre deze wateren aanwijzen. De grond is
grootendeels 8 begroeid met een zoete grassoort, hier en daar, vooral in het zuiden,
door bosehjes of heideplanten afgebroken. Het land is daardoor uitstekend geschikt
voor de veeteelt; in het meer bergachtige oosten echter, waar de regen overvloediger
is, kan ook de landbouw met voordeel uitgeoefend worden. De veeteelt in den
Vrijstaat is dan ook zeer omvangrijk; men vindt er Boeren, die eenige duizenden
stuks vee bezitten; 400 paarden zijn niet zelden het eigendom van een Boer.
In dit land, met een gezond klimaat, vestigde zieh een gedeelte der Boeren bij
den Grooten Trek en reeds vroeger. De uitgestrekte weiden waren voor de Boeren,
bijna uitsluitend veehöuders, uitstekend geschikt. Wel werden zij nog körten tijd aan
het Engelsche gezag onderworpen, doch in 1854 werd de onafhankelijkheid erkend
en zoo ontstond de zelfstandige Boeren-republiek: de Oranje-Vrijstaat.
Toch was het lot van den jeugdigen Staat nog geenszins rooskleurig. „Men zal
in de geschiedenis der wereld tevergeefs een voorbeeld zoeken van een bevolking
in een minder benijdenswaardigen toestand dan de burgers van het land tusschen
de Oranje- en Vaalrivier, toen zij door Groot-Britannie aan hun lot werden over-
gelaten,” zegt Theal. Zij waren niet talrijk, leefden verspreid over een. groote vlakte,
en naast hen, in een bergland, gelijk een sterk kasteel, was de vijandige stam der
Basuto’s, ten volle gewapend, onder het bekwaamste opperhoofd in Zuid-Afrika,
juichende over de overwinning, onlangs op een Britsch leger behaald, en hen in
getal verreweg overtreffend. Men meent ook, dat de toegevendlieid der Britsche
politiek, om de zelfstandigheid dezer Boeren te erkennen, hoofdzakelijk moet worden
toegeschreven aan den wensch der Engelschen, om een. macht te vormen tegen
de Basuto’s. , ■
In dit land, dat geheel bewoonbaar gemaakt moest worden, hebben de Boeren de
moeilijke omstandigheden te boven weten te komen, en een bloeienden, rüstigen
staat gesticht.
De grondwet van den nieuwen staat werd in 1854 door den Volksraad vastgesteld
en was in hoofdzaak de navolging van die der Noord-Amerikaansche Unie, voor
zoover die toepasselijk was. In 1866 en 1879 werd de grondwet nog herzien, doch
de hoofdbeginselen bleven dezelfde. ,
De Oranje-Vrijstaat is een Republiek, met een President aan het hoofd. De
President wordt voor een tijdperk van vijf jaren door de burgers gekozen. Hij wordt
bijgestaan door den Uitvoerenden Raad. De hoogste autoriteit in het land is de
Volksraad, bestaande uit 56 leden, voor vier jaren gekozen. Alle Europeesche
KIESRECHT IN DEN VRIJSTAAT. 129
mannen, die meerderjarig zijn, zijn kiezers, en ook alle Europeesche mannelijke
immigranten, die burgers geworden zijn en onbezwaard goed bezitten te r waarde van
£ 150 of die huurders zijn van een vast goed tegen £ 56 per jaar. Ook zij, die een
vast jaarlijksch inkomen hebben van £ 200 of die drie jaren lang in den Staat gewoond
DB H E EK S T E I JN , P R E S ID EN T VAN DEN ORANJE -VRIJSTAAT .
hebben en roerend goed bezitten te r waarde van £ 300 zijn kiezers. Mannen, van
kleurlingen afkomstig, kunnen het kiesrecht verkrijgen door een afzonderlijk besluit
van den volksraad. Dit beginsel is echter heerschend, dat het Gouvernement de
beschaafde inwoners des lands moet vertegenwoordigen.
De heerschende bevolking in den Vrijstaat vormen de Boeren, die de Nederlandsche
AFRIKA. ' g