358 WAPENEN. ERFOPVOLGING. FETISCHEN.
verplicht zijn, hun armen te laten rusten
voor hen staan.
E EN K A P IT E IN D E R ASCHANTl’s .
D E F E T IS C H -TBOM EN TROMPE T .
als die in het fetischenrijk vele voorkoi
trom, uit hetzelfde hout gesneden. Het
op het hoofd van kleine slavenjongens, die
Het onderscheidingsteeken der Cabo-
eeer’s is een zonnescherm, tegenwoordig
een mengsel van ruwheid met hooger be-
schaving; zij zijn gekleed in kostbare u it-
heemsche zijde, die uitgerafeld en opnieuw
in uitvoerige patronen geweven wordt.
Een mantel wordt als de Romeinsche toga
over den schouder gedragen, terwijl de
rechterarm bloot blijft; om de slapen is
een zijden net gewonden. Moorsche amn-
letten hangen hun in kleine zilveren en
gouden doosjes op de borst en snoeren van
aggrij-kralen, een eigenaardige steen uit
het land, dragen zij om den hals.
De wapenen der Asehanti’s bestonden
bovenal uit speren, boog en pijlen, welke
laatste veelal vergiftigd en van groote
weerhaken voorzien werden. Het paard
werd bijna geheel bedekt door de uitrus-
ting, welke wel eenigszins doet denken
aan die der ridders in de middeleeuwen.
Eigenaardig is het, dat de erfopvolging
van den vorst nooit in rechte lijn liep. De
broeder of de neef volgde den overleden
koning op. Als het de neef was, dan was deze
• niet de zoon van den broeder des konings,
maar van zijn zuster. Hierdoor werd het
volk overtuigd, dat in elk geval den opvol-
ger koninklijk bloed door de aderen vloeide,
waarvan men niet zooz'eer verzekerd zoude
zijn, als de zoogenaamde zoon derkoningin
gekozen werd. Dat deze gewoonte als een
spoor van matriarchaat; moet beschouwd
worden, zooals theoretisch wordt aange-
nomen, schijnt ons twijfelachtig toe.
Aschanti, evenals Dahomeh, yvas vröeger
berucht door de vele menschenoffersj die
daar gebracht werden.
Als in het begin van September de
yams rijp waren, mochten die niet ge-
geten worden, voor op een algemeen feest
onder tal van ceremonien eenige menschen
geofferd waren. Die offeranden had-
den plaats onder een afschuwelijke muziek.
Hierbij werden de fetischtrom en trom-
pet altijd gebruikt. Hoe zij zieh de goden,
aan wje zij menschen oflferden; voorstel-
den, valt moeilijk te zeggen.
De fetischtrom, hiernevens afgebeeld,
geeft ons een aanschouwelijk bewijs van
de kunstvaardigheid van dit volk. E r
spreekt een zekere vindingrijkheid uit de
wijze, waarop het menschenhoofd in dat
van een vogel bvergaat, verbindingen, zoo-
. Op de beide hoofd en staat de eigenlijke
wordt door de wärmte der zon gespannen.
DE CROOBOYS OF KRU-NEGERS.
De fetischtrompet wordt als een fluit bespeeld door een opening op zijde. Zij wordt
vervaardigd van een zorgvuldig uitgeholden olifantstand en is voorzien van een zonderling
toestel, om de trillingen te bevorderen. De wijde opening dezer trompet g®sloten
door een slangenhuid, bij voorkeur van boa of python, een als sterk bekende fetisch.
* *
Aan de Ivöorkust onderscheiden de taalkenners twee taalgroepen: de Mande-
(Bei, Pessy en Kosso) en de Arii-talen (Bassa, Kru en Grebo, Deh). De oude geographen
onderscheidden hier de rijkjes: Bassa, Issini en Ghiomere.
Het belangrijkste volk aan deze kust zijn de Kru-Negers, met wie de
bekende Arekwoms verwant schijnen te zijn. De Kru-Negers of Grebo s, die aan
beide ziiden van Kaap Palmas wonen, worden als bekwame matrozen en handwerksliede
aan deze kust en ook aan de Kongo hoog geschat. Onder den half Engelschen naam
van Crooboys kunnen zij als ’t ware als rondtrekkende werklieden worden aangemerkt,
die zieh o. a. in de Kongo-streken gewoonlijk voor een ja a r verhuren legen vnje
D E KRU-NEGERS IN HUN KANO’S.
voedino- kleeding, geneeskundige hulp, enz. benevens een loon van 6 ä 10 dollars per
maand?’ Aan den Kongo-spoorweg en zelfs - a a n . het kanaal van Panama hebben
Kru-Negers gearbeid. Voor de scheepvaart hebben zij bijzonder veel aanleg; op de
plantages zijn zij minder goed bruikbaar. ,
De naam Crooboy is zeker afkomstig. van Grebo of Crao, de naam van een kleinen
stam der Grebo’s. Opmerkelijk is hierbij nog, dat de Portugeezen met Crumanos
de onvrije arbeiders van N.West-Afrika, de Engelschen met Cru-Men of Crumen de
vrije arbeiders aanduiden. _ | . .
De Kru-Negers bewonen een uitgebreid gebied en zijn in een groot aantat kleine
stammen verdeeld, waarvan sommige eigen dialekten spreken. Hoever het gebied
der Kru-Negers zieh naar het binnenland uitstrekt, is niet bekend, en evenmm weet
men, hoe de achter hen wonende stammen heeten.
De Kru-Negers missen in hun gelaat de edele vormen, die men bij de meer
westelijk wonende Negers kan opmerken. Zij hebben een sterk uitkomende Neger-
physionomie. Uit hun optreden en hun voorkomen spreken kraehtig zelfbewiistzijn