HOLLANDSCHE BQEREN IN HUMPATA.
worden voor een moederland, dat weet te regeeren en voldoende financiëele krachten
bezit. Doch Portugal voldoet noch aan het een, noch aan het ander. Het heeft
eigenlijk geen hehoefte aan koloniën, daar het. geen industrie bezit, welke afvoer-
gewesten zoekt voor haar producten. Overproductie bestaat er alleen in de vermeer-
dering der bevolking. De overtollige bevolking verhuist echter liever naar Brazilië,
waar zij door een dochter-natie goed ontvangen wordt, dan naar het in siechten
naam staande Angola.”
De Gouverneur-generaal resideert in Sän Paolo de Loanda, met 120,000 inwoners.
Het is een schilderachtige stad, die zieh van de zeekust tot den top van den berg uitbreidt,
welke den eersten kop van het hooge plateau in tropisch Afrika vormt. (Zie pag. 161).
* * *
Wij moeten hierbij nog de aandacht vestigen op de kolonie van Boeren uit de
Transvaal te St. Januario Humpata (op pl.m. 15° Z.Br. (zie pag. 106). Van den Neder-
landschen reiziger, die deze binnenlanden doortrekt, moet zieh een eigenaardige
gewaarwording meester maken, als hij hier, ver van de kust, te midden van Negers
en enkele Portugeezen de Nederlandsche taal hoort spreken in den familiekring, in
de kerk zijn moedertaal hoort preeken en een Nederlandsche sehool kan betreden,
bevolkt met een 70-tal leerlingen, jonge spruiten van zijn stamgenooten. Dat ondervond
ook de Nederlandsche reiziger Daniel Vetli op zijn laatsten tocht in 1885, toen de
Boeren te Huinpata hem steunden bij zijn onderzoekingen en hem verpleegden
gedurende de ziekte, die.een eind aan zijn leven zou maken.
j Buitengewoon voorspoedig schijnt het deze kolonie nog niet te gaan. De veeboerderij,
de hoofdzaak in Zuid-Afrika, laat veel te wenschen over en is een der zwakste
bronnen van bestaan. Schapen en paarden wilden er niet aarden ; met runderen
echter ging dit beter. Tot landbouw is de grond over ’tgeheel wel geschikt; ook
tuinbouw en ooftteelt schijnt goed te gaan. Doch uit alles schijnt een sober bestaan
t'e moeten worden afgeleid. 1 )
— Sedert andere mogendheden in het verwerven van koloniën wedijveren, heeft Portugal
wel al zijn krachten ingespannen, om de overgebleven hezittingen beter te beheeren.
Het bestuur over het lang verwaarloosde Angola werd gereorganiseerd ; het van ouds
bestaande monopoliestelsel werd door milder bepalingen vervangen ; met het aanleggen
van spoorwegen is een aanvang gemaakt. Toch zal het de vraag blijven, of Portugal
ip Staat is, zieh in het bezit zijner koloniën te handhaven en deze tot de rechte
ontwikkeling te brengen. '
III. De Kongostaat. (L’état indépendant du Congo).
: De Kongostaat omvat het groote stroomgebied van de Kongo in Centraal-Afrika,
n heeft sleehts een kleine kustlengte ten noorden der Kongo, benevens. den mond
dezer rivier. Deze Staat is ontstaan door het onvermoeid streven en de opofferingen
Van Koning Leopold II van België, den tegenwoordigen souverein van dezen Staat.
In de jaren na 1870 werd de aandacht van Europa meer en meer gevestigd op de
öntsluiting van Centraal-Afrika, tot dusver nog zeer onvoldoende bekend. Humanistische
dbeleinden, om de slavernij tegen te gaan, wilde men met wetenschappelijke en meer
praktische- verbinden, en in verschillende landen werden plannen ontworpen en
vereenigingen opgericht, om onderzoekingen in Afrika in te stellen. Koning Leopold II,
geheel bezield voor dezen arbeid, riep in September 1876 te Brussel een internationale
conferentie bijeen, om de krachten te concentreeren. Een drieledig programma werd
hier opgemaakt en aangenomen: a wetenschappelijk onderzoek van de onbekende
gedeelten van Centraal-Afrika ; b het openen van dit land voor de besehaving en
e het zoeken van middelen, om den slavenhahdel in dit land te onderdrukken.
Een eerste gevolg dezer bijeenkomst was de oprichting eener internationale vereeniging
onder den naam van „Association internationale Africaine”. Aan het hoofd dezer
vereeniging werd een uitvoerend comité gesteld, bestaande uit Koning Leopold van
België en de heeren Dr. Nachtigal, De Quatrefages en Sir Bartle Frère.
1) Zie : D. Postma, Eenige schetsen van eene geachied,enis van de trekboeren, 1897.
ONTDEKKING VAN DE KONGO-LANDEN.
In aansluiting bij bovengenoemde internationale vereeniging werden in onderscheidene
landen van Europa nationale comité’s opgericht, teneinde de zaak te steunen, hetzij
indirect of direct. Enkele nationale comité’s beperkten hun arbeid tot het bijeenbrengen
van gelden voor het internationale comité, terwijl andere ook zelf onderzoekingen
deden instellen. In Nederland werd den 21sten April 1877 een nationaal comité opgericht
onder voorzitterschap van Prins Hendrik der Nederlanden, met den zetel in Den Haag.
Dit comité, het Nederlandsch Afrikaansch Comité, had alleen ten doel, het internationale
comité met geldelijke bijdragen te steunen. 1)
Van de nationale comité’s was het Belgische, onder presidium van den Graaf van
Viaanderen, wel het werkzaamste en dit werd bij het vermeerderen der bijdragen
en hulp van buiten zoo nauw met het internationale comité verbonden, dat beide
feitelijk één werden.
De eerste onderzoekingsreizen door de internationale vereeniging van de oostkust
in Afrika uitgezonden, droegen weinig vrucht ; het verhaal van de vijf jaren arbeids
der vereeniging vormt een martelaarsboek. Doch toen in Augustus 1878 Stanley, die
in 1874 voor rekening der Londensche „Daily Telegraph” en de „New-York Herald”
met een expeditie van het oosten Centraal-Afrika was binnengedrongen, aan den
mond der Kongo was aangekomen en de Kongo-rivier door den koenen reiziger
ontdekt was, werd de aandacht op deze rivier gevestigd en kreeg de Association
Internationale Africaine een andere richting. Koning Leopold stelde zieh in verbinding
met Stanley, die zieh in November 1878 reeds te Brussel bevond, waar weldra een
bijeenkomst plaats had van invloedrijke mannen uit Engeland, Duitschland, Frankrijk,
België en Nederland.
Hier verstrekte Stanley de verlangde inlichtingen en aangemoedigd door de verhalen
van den natuurlijken rijkdom van het Kongobekken, door Stanley gegeven, richtte
men een nieuwe vereeniging op, ni. het „Comité d’Etudes du haut Congo,” 25 November
1878. Dit comité werd aanvankelijk gescheiden géhouden van dé Association Internationale
Africaine ; het zou echter wel een deel van den arbeid der laatste overnemen.
Beide vereenigingen evenwel waren in hetzelfde bureau gevestigd en hadden dezelfde
woordvoerders ; zelfs nam het „Comité d’Etudes du haut Congo” de vlag der
internationale vereeniging over.
Het Comité d’Etudes du haut Congo besloot thans een expeditie naar de Kongo u it te
zenden, onder leiding van Stanley, die van 1882 tot 1884 duurde. Het bleek echter
weldra, dat niet zoozeer de Studie van land en volk het eigenlijke doél was, als wel het
verwerven van landbezit en het verkrijgen van staatkundige rechten voor de vereeniging.
Deze, reeds bijna geheel een Belgische vereeniging geworden, stond onder dezelfde
werkelijke leiders als de „Association Internationale Africaine”. Stanley kon bij zijn
terugkomst berichten, dat hij met 450 onafhankelijke Negerhoofden verdragen van
afhankelijkheid had gesloten. Nu het oorspronkelijk doel veranderd was, had het
Comité d’Etudes du haut Congo in 1882 in alle stilte een nieuwen naam aangenomen,
nl. dien van „Association Internationale du haut Congo”, welke internationale vereeniging
in werkelijkheid Belgisch was.
Terwijl de zaken aldus stonden, openbaarde zieh het streven, om aan de vereeniging
staatkundige rechten te verschaffen. Door onderscheidene mogendheden werd de
Association du haut Congo als een staatsorganisme erkend, en wel het eerst door
Noord-Amerika. Op het Congres, te Berlijn bijeengeroepen, om de Afrikaansche
zaken te regelen in 1885, werd de Associatie officieel behandeld, alsof zij niet bestond,
maar in werkelijkheid werd er wel degelijk rekening mede gehouden. Men mag
dus niet zeggen, zooals men ten onrechte dikwijls doet, dat op het Congres te Berlijn
de Kongostaat werd opgericht. Dit geschiedde voor en nä het Congres, door de
verdragen met verschillende staten, die de rechten der Associatie erkenden, en toen
in Februari 1885 een grensverdrag tusschen de Associatie tot stand kwam, waren
de voornaamste grens-moeielijkheden uit den weg geruimd.
1) Het Nederlandsch Comité, dat in 3 jaren ongeveer f 7000, afdroeg, kwam spoedig to t kwijning
en werd in 1882 ontbonden. De in kas zijnde gelden werden te r beschikking van het Nederlandsch
Aardrykskundig Genootschap gesteld, onder voorwaarde, dat zij zouden gebruikt worden voor onderzoekingen
in Afrika. Van deze gelden werd later de expeditie onder D. Veth (zie pag. 164) naar
Angola gedeeltelijk bekostigd.