drank het meest gedronken; dan geven de inboorlingen zieh zoo sterk aan het genot
daarvan over, dat zij in wäre duivels ontaarden en voor Europeanen het verbliif
gevaarlijk wordt, zegt Schinz.
Het is opmerkelijk, dat de Ovambo’s niet wonen in dorpen of steden, maar in
afzondeiiijke, over het land verspreide gebuchten, waarin elke familie een kleine
gemeente vormt. De huizen zijn door sterke omheiningen van palissaden afgesloten en
worden door de bouwlanden omringd. De hutten hebben een kegelvormig dak en zijn
zoo laag, dat een man er niet rechtop in kan staan. De inboorlingen behoeven ook
MEISJES DER OVAMBO’S.
niet in hun woningen te s ta a n : de hutten dienen hoofdzakelijk als, slaapplaatsen,
waar de bewoners in kruipen, om zieh tegen de koude van den nacht te beschermen.
Naast de huizen ziet men, eveneens buiten de omheining, de bewaarplaatsen van het
koren: groote korenvaten op pooten, die met een rieten dak overdekt zijn. Op den
achtergrond in de figuur op de volgende bladzijde ziet men nog een kippenhok.
De gereedschappen en wapens der Ovambo’s zijn goed bewerkt. Schoteis, lepels
en bekers worden uit hout vervaardigd. Als landbouwwerktuig gebruiken zij enkel
een kort houweel. Van hun wapenen is het dolkmes merkwaardig, het heft en de
scheede bestaan uit hout en leer en zijn met koperen platen of platgehamerd
koperdraad versierd. Dg hoofdwapens bestaan uit assagaai en k e rri, pijl en boog,
die zeldzaam geworden zijn, gelijken veel op die der Hererri’s. Volgens Schinz
gebruiken zij vergiftige pijlen. Den pijlkoker dragen zij onder den hnkerarm aan
een riem, die over den rechterschouder hangt, terwijl de dolk aan een riem of een
gordel om den bovenarm hangt. De lans is 2 meter lang en dient meer om te
stooten dan om te werpen. Ook de vrouwen dragen een wapen te harer verdedigmg,
bestaande in een lang dolkmes.
De kleeding is, hoe gering ook, toch opmerkelijk. De mannen scheren over
’t algemeen het grootste gedeelte van het hoofd kaal, maar laten toch een gedeelte
van hun kort, wollig haar op de kruin staan. De vrouwen dragen het haar zoo
lang mogelijk, en vermeerderen de massa nog door het insmeren met vet en roode
aarde. De eigenlijke kleeding der mannen bestaat hoofdzakelijk uit een schaamgordel,
koralen en sandalen., De koralen worden gedragen als halsketenen; de laatste gelijken
geheel op die der Bechuanen. De schaamgordel bestaat uit leder, terwijl van voren
HUIZEN DER OVAMBO’S MET GRAANSOHUREN * OP DEN ACHTERGROND DE PALISSADEN OMHEINING.
Gen gelooide ossenmaag' afhangt. De vrouwen dragen een schaamgordel van leder,
die met schijfjes van struisvogeleierschalen bedekt is en eenigszins waaiervormig
afhangt. Ook de zitdeelen zijn door den schaamgordel bedekt. Mannen en vrouwen
siaan, als zij volwassen zijn, hun onderste voortanden uit.
De Ovambo’s zijn betrekkelijk vaardig in de bewerking der metalen. In hun eigen
land komen geen ertsen voor, doch de Bosjesmannen brengen hun die u it het gebergte.
De wapenen eh landbouwwerktuigen, die hun smeden vervaardigen, dienen zelfs als
ruilmiddelen met naburige stammen.
Muziek en dans zijn bij hen zeer geliefd. Zoodra de avond daalt, vereenigt een
deel der bevolking zieh om de woning van den vorst, om zieh met dansen te
vermaken. Een geliefd schouwspel is de dans der Bosjesmannen, die als een lijfgarde
den vorst omringen; zij bootsen gewoonlijk de bewegingen van dieren na.
De oordeelvellingen omtrent het karäkter der Ovambo’s loopen uiteen. Andersson,
aan wien wij een groot deel van de kennis van dit volk te danken hebben, roemt
de eerlijkheid der Ovambo’s fceer. »Indien iematid op diefstal betrapt werd, zou hij