„Wanneer de eene voet vermoeid is en zijn deel aan den dans volbracht heeft,
komt de andere vooruit en vervult dezelfde rol; door zoo van tijd tot tijd van been
te verwisselen, sehijnt hij zijn vrienden als het wäre te willen overtuigen, dat hij
altijd kan blijven doordansen.”
Als de Bosjesman in een h u t danst, kan hij niet overeind staan, en moet hij zieh
ondersteunen met twee stokken, waarop hij leunt, met zijn lichaam voorovergebogen.
Voor den dans z el f i s zeer weinig ruimte noodig en de hut wordt derhalve
opgevuld met toeschouwers, die in een kring neerhurken en in het midden juist
plaats genoeg overlaten, dat de danser zieh kan bewegen.
Om hem te helpen in het aan-
geven der maat, heeft hij een stel
ratels, die hij om zijn enkels bindt.
Men ziet ze op nevenstaande af beelding.
Zij worden gemaalct van de
ooren van den springbok; de randen
van deze worden aan elkander ge-
naaid, nadat er vooraf eenige stuk-
ken van struisvogeleierschalen in zijn
gedaan. Zooais men ziet, worden
zij boven den buitenenkel bevestigd.
De dansen komen overeen met
die, welke Burchell beschreven he e ft;
de danser leun de echter op een stok,
ofschoon hij in de open lucht was,
en sloeg van tijd tot tijd bij de
eigenaardige Bosjesmansche muziek
d a n s - r a t e l s . de maat op den grond.
Zij slaan ook op een eenvoudig
instrument, de water-trom genaamd.
Dit is niets anders dan een houten kom of „bambus”, waarover een stuk huid
strak is gespannen. Er is vooraf een weinig water in de kom gedaan, waardoor
de huid voortdurend vochtig wordt gehouden. Men slaat er op met den wijsvinger
der rechterhand en de toon wordt op de vereischte hoogte gehouden, door met den
linkerduim en wijsvinger op de huid te drukken.
Volgens Burchell is het gezang van den danser niets dan de gedurige herhaling
van het woord „Wawa-Koo,” terwijl de toeschouwers zingen „Aye-Ö” ; zij openen
de handen bij de eerste lettergreep, en slaan ze ineens in elkander bij de tweede.
Het effect van de vereenigde stemmen kan men zien aan onderstaande schets, door
Burchell opgeteekend. De vreemde vereeniging van geluiden, die zoo geheel van
onze muziek verschilf, is streelend voor het gehoor der meeste Zuid-Afrikanen en
Het gezelschap.
Water-trom.
Aye O aye O aye O aye eh N ave 0 0 0
Wawa koo wawa koo wawa koo wawa koo wawa koo wawa koo
wordt in beginsel door vele stammen gevolgd, ofschoon in de zangwijzen en de
maat hier en daar verschil is.
De danser sehijnt in zijn zonderlinge bezigheid zoo verdiept te zijn, dat hij aan
niets denkt dan alleen, hoe hij haar op de best mogelijke wijze zal vervolgen en
ten einde brengen. Bij de bovenvermelde gelegenheid hield de danser geen enkel
ooo-enblik op, toen de Blanke onverwachts in de hut stapte —- en hij scheen inderdaad
van diens tegenwoordigheid volkomen onbewust te zijn.
Met ieder been achtereenvolgens zoo lang te schudden en te draaien, totdat het
vermoeid is, sehijnt in ons oog geen zeer vermakelijke uitspanning, vooral, wanneer
men dit niet rechtop doet, maar voorover moet staan en geen grootere ruimte heeft
om zieh in te bewegen, dan een paar voet middellijn. Een Bosjesman heeft,
echter het grootste genoegen in deze vreemde uitspanning, en hoe meer hij zieh
vermoeit, des te meer sehijnt hij te gebieten.
Zooais in zulk een klimaat, bij een dergelijke inspanning en onder een atmosfeer,
waarin een Europeaan bijna niet kan leven, wel niet anders te verwachten is, loopt
het zweet in stroomen längs den danser af; dit heeft althans dit voordeel, dat hij
hierdoor eenigszins gewasschen wordt. Als zakdoek draagt hij dan -ook in de hand
den aan een stok gebonden gepluimden staart van een jakhals, waarmede hij onop-
houdelijk zijn aangezicht afveegt. Hij sehijnt deze gewoonte overgenomen te hebben
van de Bechuana’s, die groate zorg aan de vervaardiging van dit voorwerp besteden,
gelijk wij zien zullen, als wij hun gewoonten beschrijven.
Na nu gedanst te hebben, totdat hij zelfs niet meer staan kan, is de Bosjesman
genoodzaakt, zijn plaats aan een ander af te staan en zelf toeschouwer te worden.
Voordat hij dit doet, maakt hij de ratels los en geeft ze over aan zijn opvolger, die
er zieh, als noodzakelijk bij den dans, mede versiert en ze zoo lang draagt, totdat hij
op zijn beurt zelf niet meer dansen kan.
Wij geven nog een danswijs, die door Burchell op denzelfden avond is opgeschreven:
Het^ gezelschap.
De danser.
Watertrom.
Het möge vreemd schijnen, dat »ulke zonderlinge muziek eenige bekoorlijkheid
kan hebben voor een Europeaan, die eenige kennis van muziek bezit, maar dat dit
toch het geval kan zijn, blijkt uit de woorden van bovengenoemden reiziger. „Het
is onmogelijk, om alleen door een beschrijving een goed denkbeeld te geven van de
aangename gewaarwordingen, die ik bij het aanschouwen van dit tooneel ondervond,
of van de werking, die deze avond-vermakelijkheden op mijn geest en gevoel
uitoefenden. Men moet het zien, men moet er aan deelnemen; zonder dat kan men
zieh moeielijk de kracht er van voorstellen of den aard er van begrijpen.
„Er was in dit genoegen niets, waarom ik mij schämen zoude te bekennen, dat ik
er evenveel genot in smaakte als de inboorlingen zelf. Er was niets gemeens in,
en uit dit oogpunt zou het onrechtvaardig zijn, indien wij deze arme schepsels in
onze schatting niet op een hoogeren trap plaatsten, dan waarop de Europeanen in
den regel meenen, dat zij staan moeten. Het was niet met ruw lachen, onstuimige
vroolijkheid of dronkemansgrappen, dat de tijd, werd doorgebracht, maar in vreed-
zaam, kalm, doodonsehuldig genoegen.
„Indien ik van deze wilden niet meer gezien en geweten had, dan hetgeen ik op
dezen dag -onder hen ondervond, zou ik niet geaarzeld hebben, hen voor de gelukkigste
stervelingen te houden. Vrij van zorgen en met weinig tevreden, scheen hun leven
zoo zacht daarheen te glijden als een kalme stroom door bloemrijke weiden.
„Zorgeloos en onnadenkend lachten zij door het leven ; zij dachten niet aan de
toekomst en vergaten het verleden. Hun muziek deed hun driften bedaren en
bracht hen in dien kalmen en bedaarden gemoedstoestand, waarin geen kwade
gedachten bij iemand kunnen opkomen. De zachte en liefelijke stemmen der meisjes,