alleen; voor verschilfende doeleinden was hij bei'eid, zijn geld te besteden, en hierdoor
verwierf hij zieh groote populariteit in de Kaapkolonie.
Hij vertrok naar Engeland, behaalde daar een academischen graad, en kwam
vervolgens in Zuid-Afrika terug, waar hij gekozen werd tot lid van het Kaapsche
Parlement. Daar wist hij de Afrikaners voor zieh te winnen, .door te pleiten voor
hun rechten en zieh te verklären tegen Engelschen invloed. De geschiedenis der
oude Kolonisten wekte ten zeerste zijn belangstelling, en hij spaarde geen kosten,,
om hierover nader lieht te doen verspreiden. Zoo verkreeg hij buitengewoon veel
populariteit en invloed. In Zuid-Afrika meende men in Rhodes den voorvechter der
vrije Afrikaners te moeten zien. Het vertrouwen, dat hij in de Kaapkolonie bezat,
werd hem evenwel niet toegekend in de Republieken; daar vreesde men, dat achter
Rhodes’ werken en streven politieke, geheime bedoelingen verborgen lagen. De inval
van Jameson in de Transvaal, waarvan Rhodes de hoofdaanvoerder was, heeft de
gegrondheid van dit wantrouwen bewezen.
„Rhodes’ doel is altijd geweest, Zuid-Afrika te maken tot een Engelsch land,
waarin Cecil Rhodes de eerste viool speelt,” zegt Prof. Sprayt, en de geschiedenis
der gebeurtenissen rechtvaardigt dit oordeel naar onze meening volkomen. Met dat
doel voor oogen trachtte hij in 1888 van den vorst der Matabele-Kaffers, Lobengula,
in Mashonaland, ten noorden der Transvaal, concessie te verwerven tot het
exploiteeren der goudvelden. Lobengula had zieh reeds vroeger door verdrag met
de Britsche regeering verplicht, zonder haar toestemming geen land aan vreemden te
zullen afstaan. Mogelijke financieele voordeelen en staatkundige doeleinden waren
hierbij zijn drijfveeren. Hij hoopte van deze concessie tot souverein bezit te komen
en daardoor de Transvaalsche Republiek ook in het noorden in te sluiten. Daardoor
zou deze staat ongetwijfeld machteloos in Engelsche handen vallen.
De inval van Jameson in 1896 in de Transvaal bracht die geheime plannen,,
welke de Boeren reeds lang vermoed hadden, aan het licht.
H« * * .
Het uitgestrekte gebied tusschen de Zambesi in het noorden, de Zuid-Afrikaansche
Republiek in het zuiden, de Portugeesche bezitting in het oosten en Bechuanenland-
Protectoraat in het Westen, was zeer dun bevolkt.
Toen het Kafferhoofd Moselekatse met zijn woeste benden door de Boeren in 1836
ten noorden der Limpopo gedreven was, zette die volkenverdelger daar zijn woesten
arbeid voort. Lobengula, zijn opvolger, volgde het voorbeeld zijns vaders, en groote
landstreken werden ontvolkt, stammen bijna geheel uitgeroeid. De overblijfselen der
stammen weken naar de heuvels, waar zij hun krafen tusschen de rotsen bouwden,
op plaatsen, die moeielijk bereikt konden worden. Zulk- een ligging, al kon zij niet
verdedigd worden, bood gelegenheid aan om te ontsnappen, wanneer de Matabele-
benden bij hun jaarlijksche invallen naderden.
Door deze vreeselijke aanvallers werd aan de levens van de Makalaka’s en
Mashona’s niet meer waarde gehecht dan aan die van zoovele bokken. De verwoesters
bouwden militaire kralen in de beste posities, en te Buluwayo, de voomaamste van
deze, woonde het opperhoofd zelf.
De Britsche Zuid-Afrika-Maatschappij evenwel was met de concessie niet tevreden,
zij wilde vasten grond onder de voeten. Het hoofddoel was, eenige sterke posities
in het land in bezit te nemen en een gewapende macht daar te vestigen. Dr. Leander
Starr Jameson, die vroeger in Mashonaland geweest was en Lobengula van een
aanval van jicht genezen had, werd naar Buluwayo gezonden. Hij had door die daad
vertrouwen bij het hoofd, en deze stemde er in toe, dat een aantal Europeanen zieh
in Mashonaland zouden vestigen. '
In Maart 1890 verlieten de voortrekkers de Kaapkolonie en in September bereikten
zij de plaats, waar Salisbury nu gelegen is. Om botsingen te voorkomen, werden
de voornaamste militaire kralen door omwegen vermeden. De forten Tula, yictoria,
Charter en Salisbury, een lijn van posten naar het noorden, werden gebouwd en
door de politie der Maatschappij bezet, en de voortrekkers, bijna ‘200 personen,
verstrooiden zieh over het land, om goud te zoeken. Doch door het vochtige weer
en door gebrek aan voedsel werd er vreeselijk geleden, en in het eerste ja a r stierven
velen aan koorts en ontbering.
Lobengula had een dergelijke Europeesche macht in zijn land niet verwacht.
Feitelijk zag hij thans eerst in, wat het doel was der Engelschen. Zij gedroegen
zieh als meesters van het land, zonder op den vorst veel acht te slaan.
Toch wilde: het hoofd, dat maandelijks een rijke toelage verkreeg van Engeland,
den strijd niet aanvangen. Hij dacht er over, om een macht tegen die der Britsche
Maatschappij in h e t leven te roepen, en verleende daarom aan den heer Edward
Lippert een concessie, om boerenplaatsen, dorpsgronden en weiveld binnen den
werkkring der Britsche Zuid-Afrika-Maatschappij te verkoopen, welke honderd jaren
geldig zou zijn.
Doch de Chartered Maatschappij kocht deze concessie van den heer Lippert en
maakte daarna aanspraak op de souvereine macht in Mashonaland. Zij meende, dat
haar recht hierdoor gewettigd was. En thans werden verschilfende ondernemingen
op touw gezet; men legde zieh toe op den landbouw; er werd goud gezöcht op
groote sehaal, eh de gevestigde dorpen werden al meer en meer door Blanken
bevolkt. Men vond er oude goudmijnen, reeds voor eeuwen bewerkt, die opnieuw
in exploitatie genomen werden.
In 1893 kwam het tot een openlijken oorlog tusschen de Chartered Compagnie en
Lobengula. De oorlog was moeilijk in het vreemde land, doch de Compagnie bleef
eindelijk overwinnaar, en onderscheidene Matabelen onderwierpen zieh. En toen
Lobengula den 23en Januari 1894 aan koorts en jicht stierf, was de laatste hinderpaal
weggenomen.
Op deze wijze werd Matabeleland door de Chartered Compagnie aan zieh getrokken
en met Mashonaland onder den naam Rhodesia vereenigd. Deze naam werd er
veelal aan gegeven te r eere van den leider der Compagnie, den scherpzinnigen
staatsman, aan wiens beleid deze bezittingen te danken zijn. De oflicieele naam;
is dit echter niet. ■
* * *
Rhodesia wordt in het westen begrensd door het Britsche Protectoraat, in het
oosten door de Portugeesche bezitting aan de oostkust.
De Portugeesche bezittingen bepaalden zieh in werkelijkheid to t de kust; maar
in het' binnenland was niet nauwkeurig yastgesteld, waar de grens moest worden
aangenomen. Praktische bezwaren had dit vroeger nooit opgeleverd; thans evenwel,
nu Europeanen in het binnenland doordrongen, was dit anders. Portugal beweerde
zelfs, dat de Zuid-Afrika-Compagnie verdragen sloot met hoofden, die onder Portugal
stonden. Dit gaf aanleiding tot een körten strijd op Afrikaanschen bodem, waarin
Portugal het onderspit moest delven. In Juni 1891 kwam te Lissabon een verdrag
tusschen beide Gouvernementen to t stand, waarbij een grenslijn tusschen Britsche
en Portugeesche bezittingen werd vastgesteld, welke nog bestaat.
Verder bepaalde het verdrag dat, ingeval een der mogendheden zieh van haar
land ten zuiden van de Zambesi wilde ontdoen, de andere de voorkeur zou hebben,
om dat land of eenig deel er van te koopen. Een hoogst belangrijke bepaling was
nog deze, dat een spoorweg van het Britsche gebied naar Beira op pl.m. 20° Z.Br.
aan de oostkust zou worden aangelegd. De weg loopt over de Portugeesche bezitting
en grootendeels door een gebied, waar wegens de tsetse het vervoer door ossenwagens
niet kan plaats hebben, en is dus van groot belang voor de bezitting. Een gedeelte
van den spoorweg is reeds gereed.
* * *
Het land in Rhodesia behoort tot het centrale hoogland van Zuid-Afrika en vormt,
evenals in de Transvaal, een uitgestrekt grasland, hetwelk men als „veld” aanduidt.
Het gras is hard en schiet tot 3 meter en hooger op. Dichte, tropische bosschen
ontbreken. De boomen, die men er ziet, groeien ver u it elkander of in kleine
groepen, en geven het land;.f als men het van een hoogte overziet, een parkachtig
voorkomen. W a t klimaat en flora betreft, vindt men op dit hoogland eenige over-
eenkomst met Zuid-Europa. Op het hoogland is het klimaat niet ongezond; de