was het werk van een oogenblik. Doch de leeuw wilde zijn prooi niet loslaten.
JNu greep de moeder met onverschrokken moed een brandend hout van het vuur
en verbrandde daarmede de inanen van den
koning der dieren. Deze liet thans zijn
prooi vallen, doch het kind was reeds dood.
j Een ander geval bewijst eveneens een
eigenaardige moederliefde. Een moeder
nioest vluchten en haar hinderen achter-
laten. Doch vöör zij vertrok, sneed zij
ieder snel een lid van den vinger, om ze
daaraan te herkennen en later te lcunnen
ontvoeren.
Opmerkelijk is het, dat het eenige pro-
dukt van nijverheid der Bosjesmannen,
hetwelk op elegantie aanspraak kan maken,
bestaat uit een zonnescherm van struis-
vogelveeren, dat de vrouwen maken voor
haar kinderen.
Bij de Kaffers en Hottentotten, vooral
bij de eersten, worden de vrouwen zorg-
vuldig bewaakt en wordt elke inbreuk
op de huwelijkstrouw streng gestraft. Dit
is bij de Bosjesmannen het geval niet;
zij erkennen nauwelijks eenige huwelijks-
verbintenis en het huwelijk wordt door den
wil van den man ontbonden. De man kan
van zijn vrouw scheiden, wanneer hij wil,
maar de vrouw heeft dezelfde macht niet,
YKOUW EN KIND.
geenszms, omdat een der beide partijen eenigszins aan het huwelijk hecht, maar
omdat hij de sterkste is van beiden en haar slaan zou, indien zij zonder zijn
vergunnmg wilde wegloopen.
Zelfs wanneer een paar met elkander tevreden is en zij niet wenschen te scheiden,
is het nog met zeker, dat zij bij elkander zullen blijven. Heeft namelijk een man, die
sterker is dan de echtgenoot, behagen in de vrouw, dan neemt hij haar met geweld
mede en houdt haar, totdat zij hem weder door een sterkeren, in wiens smaak zij
valt, wordt afgenomen. De vrouw zelf wordt volstrekt niet geraadpleegd ; zij wordt
weggenomen of gehouden, zonder dat eenigszins haar gevoelens worden gekend.
Het is merkwaardig, dat er in de verschallende dialekten der Bosjesmannen geen
woord gevonden wordt, om een ongehuwd meisje van een vrouw te onderscheiden ■
voor beiden wordt hetzelfde woord gebruikt. De Bosjesmannen moeten verder, volgens
Ohapman, een afschuw hebben van bloedschande.
Het karakter van den echten Bosjesman schijnt gedurende vele eeuwen geen
verandenng te hebben ondergaan. De beschaving heeft geen invloed op hem uitge-
oefend. De Kaffers, de Holländers en de Engelschen zijn beurtelings in zijn land
doorgedrongen en hebben hem verder in de wildernis teruggedrongen; hij heeft zieh
echter nooit aan deze mächtige vijanden onderworpen en zieh evenmin vernederd
om een enkele der kunsten van de beschaving van hen over te nemen.
Zoowel Kaffers als Hottentotten hebben in zooverre aan de beschaving toegegeven
dat zij zieh onder de bescherming der blanke volkplanters gesteld en van hen geleerd
hebben, om den mantel door een deken en de assagaai of pijl en boog door een
geweer te vervangen. Zij verhuurden zieh ook vrijwillig aan de Blanken en deden
nun werk. De Bosjesman heeft echter zijn persoonlijkheid bewaard en terwijl de
Hottentotten gedeeltelijk een ondergeschikt ras zijn geworden en de Kaffers niet
zelden de af hankelijkheid boven de onafhankelijkheid verkozen hebben, is de Bosjesman
nog steeds de wilde der woestijn, even vrij en even ontembaar als hij
duizend jaar geleden was. -
Kaffers, Holländers en Engelschen hebben jonge Bosjesmannen in hun dienst
genomen. De eersten maakten hen tot slaven en de laatsten trachtten er dienstboden
>■
van te vormen. Geen van allen zijn zij echter geslaagd; trouwens, men kan een
Bosjesman als bediende, naar men zegt, niet vertrouwen dan wanneer men hem
ziet, en een verständig meester vertrouwt hem niet eens zoo ver. De wilde aard
is hem te sterk en indien er niet zorgvuldig op gepast wordt, is hij in Staat om
alle teekenen van beschaving van zieh te werpen en tot de ontberingen en de
vrijheid van zijn oorspronkelijken Staat terug te keeren.
Het voornaamste gebruik, dat men van een Bosjesman maakt, is dit, dat men hem
dienst laat doen als „voorlooper”, dat is gids voor de runderen.
Als een wagen met 12 of 14 ossen bespannen is, zit de voerman op den bok en
zwaait een geduchte zweep; hij heeft echter geen teugels, daar het zijn plicht is,
om het vee aan te drijven, niet om het te besturen. Het eerste doet hij dan ook
met een vuur en ijver, die hem alleen eigen zijn. Met zijn vreeselijke zweep, die
een steel heeft als een hengelsnoer, kan hij het voorste span ossen gemakkelijk
bereiken en er, als hij een goed voerman is, een diepe snede in de huid mede
slaan,; alsof er, in plaats van een zweep, een mes gebruikt was.
Een geoefend ossendrijver kan met even groote zekerheid den os raken, die het
verst van hem verwijderd is, als dien, welken hij juist voor zieh heeft; dit weten
de dieren zoo goed, dat het eenvoudige fluiten van het ineengevlochten koord door
de lucht of-het klappen er mede voldoende is, om elken os van het span tot meerdere
inspanning aan te zetten, even goed, alsof hij den snijdenden slag op zijn rüg bemerkte
en het bloed längs zijn zijde voelde droppelen.
De voerman verlaagt zieh niet zoozeer, dat hij de ossen zal besturen, zeiden w ij; deze
taak beschouwt hij als de vernederendste, die een menschelijk wezen slechts verrichten
kan. Zij wordt dus aan een jongen Hottentot, of liever nog aan een Bosjesman
overgelaten. De taak van den „voorlooper” is, vlak voor de voorste ossen te loopen
en het spoor u it te kiezerr, hetwelk voor de wielen het geschiktste is..
De pogingen, om de Bosjesmannen tot het Christendom te bekeeren, hebben totaal
schipbreuk geieden. Nergens hebben de zendelingen zoo weinig succes gehad als
hier. De eerste pogingen daartoe werden in de vorige eeuw aangewend door Floris
Fischer, doch hij kon deze lieden slechts zoo lang om zieh vereenigen, als hij rijke
gaven van tabak uitdeelde. In 1806 werd deze zending opgeheven en ook de latere
pogingen bleven zonder gevolg.
De kleeding der Bosjesmannen gelijkt op die der Hottentotten, ofschoon zij, zoo
mogelijk, nog eenvoudiger is. IJdele pronkzucht is geen ondeugd dezer lieden. De
regel, dat bij de natuurvolken de kleeding niet in de eerste plaats van het klimaat,
maar van den trap van beschaving afhankelijk is, wordt hier bevestigd.
Evenals de Hottentot bedekt de Bosjesman zijn hoofd en draagt hij gewoonlijk een
hoofddeksel, van een dierenhuid vervaardigd. Nu' eens rekt hij de weinige haar-
bundels, die hij op zijn hoofd heeft, u it in hun geheele' lengte —• die nauwelijks
3 centimeters bedraagt A* en besmeert ze met vet, totdat zij alle op zijn hoofd
overeind staan, dan weder scheert hij een groot gedeelte van zijn hoofd kaal e n .
smeert; het overblijvende gedeelte van zijn haar zoo dik in met roode klei en vet,
dat het op een soort van vilten muts gelijkt. Aan dit vreemde lcapsel hangt hij nu
alle soorten van kleine versierselen, zooals koralen, stukken der schalen van struisvogel-
eieren, stukjes metaal en andere voorwerpen.
Wanneer een Bosjesman een vogel doodt, snijdt hij dezen gewoonlijk den kop af en
bevestigt dien aan zijn hoofddeksel zoodanig, dat de bek boven zijn voorhoofd uit-
steekt. Baines 1) maakt melding van twee Bosjesmannen, waarvan de een den kop
droeg van een secretaris-vogel,- de ander dien eener kraai. Een dezer kleine wilden
scheen in zijn kleeding nogal een fat te zijn; hij had een aantal kort afgesneden
Witte vederen in zijn haar gestoken, waardoor dit er uitzag, alsof hij er papillotten
m droeg. Met tropeeen der jacht siert de Bosjesman zieh gaarne, en evenals de
Europeesche jager zieh veeren op den hoed steekt, bevestigt hij die in het haar. Vele
dezer voorwerpen dienen als amuletten, waaraan men geheime krachten toeschrijft.
_1) Thomas■ Baines, geb. 1822, een Eng. reiziger en teekenaar, maakte de Zambezi-expeditie onder
, e 1858 mede. In 1861 vergezelde by Chapman op zijn expeditie van de znidwestknst naar
ne Victona-watervallen. Zijn laatste reis was onder de Kaffers.