In een zittende houding wordt het lijk in een Vierkante groeve geplaatst; een deksel
van palmbladeren wordt er over gelegd en met aarde wordt het graf bedekt. Gedurende
deze ceremonie worden een jongen en een meisje te r dood gebracht. De nieuwe
koning brengt vervolgens den nacht in de vrije natuur door en betreurt in een
bijzondere hut acht dagen lang het afsterven van zijn voorganger. Op den negenden
dag halen de Lukokessa en de hoogwaardigheids-bekleeders hem af en voeren.den
koning naar de nieuwe kiponga (omheining), die in plaats van de oude, welke
verbrand werd, is verrezen, en hier vestigt zieh thans ook de Lukokessa en het
geheele hof, zoodat met deze verandering van regeering ook een verplaatsing der
hoofdstad hand aan hand gaat. Doch de hoofdsteden of Mussumba’s der Muata Janvo’s
waren alle dicht bij elkander gelegen, op de -vruchtbare vlakten tusschen de Kalangi-
en Luisa-rivieren.
Het Lunda-rijk bestaat in zijn tegenwoordigen omvang ongeveer 150 jaren. De
grenzen zijn evenwel geenszins vast aan te geven en smelten als het wäre weg in
■de half onafhankelijke volken op het grensgebied.
De bewoners van het Lunda-rijk vormen talrijke volksstammen, die alle tot de
Bantu’s behooren. Van al deze is het volk der Lun d a ’s het meest verbreid; het
heeft door zijn heerschappij den grootsten invloed verkregen. De Lunda’s hebben
over ’t, geheel een schoonen liehaamsbouw,
een kloeke gestalte, een weinig opkrullende
lippen en een donkere huidkleur, waar-
onder ook meer lichtgekleurde elementen
schijnen voor te komen. Zij zijn hoöfd-
zakelijk landbouwers. De polygamie is bij
hen algemeen. Hun woningen hebben den
vorm van een bakoven.
, De kleeding der Lunda’s bestaat uit
om de heupen gebonden stukken vel of
inheemsch vlechtwerk, dat door de ärmeren
gebruikt wordt, terwijl welgbstelden alleen
fazenda (katoenen stoffen), 1 van de kust
ingevoerd, dragen. De mannen dragen
hiervan een omhulling, welke van de heupen
tot de knieen of de kuitert af hangt;
die der vrouwen is veel korter, op enkele
plaatsen volgens Livingstone zoo kort, dat
zij zoo goed als naakt liepen. Rijke dames
dragen een fazenda-sleep, die door een
slavin gedragen wordt, en tot sieraad
BOLKEN OF MESSEN DER LUNDA’S.
hangen zij een stuk luipaardvel of fazenda op de borst. Gordels van zwart leer
worden hoog geschat.
Bij de vrouwen worden de beide middelste snijtanden in de bovenkaak rond gevijld;
die in de onderkaak worden uitgebroken. Bij de Lunda’s is de tatoueering meer in
gebruik dan bij de Kioko’s ; zij wordt toegepast op borst, arm en buik. Het beschilderen
van het geheeie lichaam met vierhoekige figuren of witte puntjes met kruisen
is in het geheele Lunda-gebied gewoonte. Bij feestelijke gelegenheden wordt het
lichaam ook met olie ingesmeerd. Bij de mannen schijnen deze versieringen des
lichaams'zelden-voor-te komen, doch van de kapsels maken zij veel werk en eveneens
besteden zij veel zorg aan den baard. De flg. op pag. 281 stelt ons eenige dier kapsels
voor, die duidelijk genoeg zijn, zoodat wij ze niet verder beschrijven zullen. De vrouwen
dragen over ’t geheel het haar kort, en scheren daarenboven in het midden van het
voorhoofd een driehoek kaal. Bij feestelijke gelegenheden vlechten zij kralen in het
haar. Het gebruik aan de Kassai, om stukken riet door den neus of de oorlappen
te steken, wordt bij de Lunda’s zeldzamer, en eveneens het gebruik van koperen en
ijzeren ringen om armen en beenen. De ringen van olifantspezen hebben echter een
groote beteekenis, vooral van politieken aard.
De aanzienlijken der Lunda’s hebben geweren als wapens, die ingevoerd werden.
Doch algemeen gebruikelijk is de groote, ijzeren werpspeer, terwijl verder lansen met
houten schachten en weerhaken aan de punt en pijlen met ijzeren spitsen van
verschillenden vorm, die niet zelden vergiftigd worden, in gebruik zijn. Als luxewapen
gebruiken- zij vooral in het westen en bij de Kioko’s een kleinen bijl, die over den
schouder gedragen wordt. Voor handgebruik hebben zij dolkachtige messen.
De Lunda’s hebben niet veel huisraad en gereedsohappen. In de hutten vindt
men matten, hoofdbankjes, potten van klei, kalebassen en landbouwwerktuigen; bij
rijkeren eenige gevlochten korven. Als smeden staan zij beneden de Kioko’s, en de
Muata Janvo kiest uit dat volk zijn hofsmeden. Behalve ijzer wordt ook koper en
messing verwerkt; laatstgenoemd metaal wordt door de Lunda’s het meest gewaardeerd.
Als muziekinstrumenten gebruiken zij trommels en marimba’s. De trommel
bestaat uit een houten blok, als cylinder uitgehold en aan het eind gesloten met een
antilopenhuid, welke met behulp van kleine houten pennen strak over de opening is
gespannen. De huid kan niet, als bij onze trommels, meer of minder gespannen
worden; als zij slap begint te worden spant men ze opnieuw, door haar voor het
vuur te houden. Men slaat die trommels met de hand en niet met stokken. Aan
den kant der trommels vindt men een kleine Vierkante opening, met hetzelfde doel
aangebracht als bij onze trommels, doch welke door een soort van spinneweb wordt
gesloten. Het web, dat hiervoor gebruikt wordt, is afkomstig .van de bekleedselen
der eieren eener groote soort van spin. De gewoonte, om hiervoor spinnewebben te
bezigen, is vrij algemeen in een groot gedeelte van Afrika verbreid.
Tegeüjk met de trommel wordt de marimba bespeeld, een söort van piano, die
lnerboven is afgebeeld. Met eenige wijziging komt dergelijk instrument in Afrika
veel voor. Dit instrument wordt op den grond geplaatst en zittend of knielend
bespeeld. Een ander instrument is de ginguva, het officieele afkondigings-instrument
waarop geslagen wordt, als bijv. een slaaf is weggeloopen, of als de vorst bijzondere
wenschen aan zijn volk heeft mede te deelen.
De dans wordt in het Lunda-rijk niet alleen als vermaak uitgevoerd, maar heeft
ook een pohtieke beteekenis. De Muata Jamvo moet, evenals de Lukokessa, soms
voor zijn volk dansen, hetwelk hierin bestaat, dat zij in een kring ronddraaien, heen
en weer huppelen, enz. Het begroeten bestaat in klappen met de handen, en voor
aanzienlijken m het zieh te r aarde werpen en het strooien van stof. Ook fluiten en
huilen wordt als vreugde- en eerbewijs tegenover hooger staanden beschouwd. Ten
opzichte van den Muata Jamvo gaat de eerbiedige hulde zeer ver; zijn hovelingen
drogen met de hand de piek af, die hij bespuwt. Het niezen van den vorst wordt