en voorziet men hem van spijs en drank; andere hulp wordt hem niet verleend.
Bij besmettelijke ziekten laat men den zieke geheel aan zijn lot over. Over ’t geheel
bereiken de Hottentotten wel een hoogen leeftijd; grijsaards van 90 tot 100 jaren
zijn geen zeldzaamheid, zegt von Hellwald. Het komt ons voor, dat deze opgave, van
welke wij niet weten, aan wien zij ontleend is, onder voorbehoud moet worden,
aanvaard. Het is toch bij de Hottentotten, die zoo weinig met de tijdrekening op
de hoogte zijn, niet te verwachten, dat men den leeftijd van zulke oude menschen kent.
* * *
In den tijd, toen de Europeanen met de Hottentotten kennis maakten, bestond hun
politieke organisatie uit de aaneensluiting van een aantal familien tot een kraal of dorp,
met een volgens eerstgeboorte erfelijk hoofd, dat door Europeanen „kapitein” genoemd
werd. Deze kapitein werd als aanvoerder en rechter des volks door de oudsten en aan-
zienlijksten gesteund. Het recht, w&arnaar hij handelde, was gewoonterecht. Boven-
dien erkenden eenige dorpen een gerneenschappelijk hoofd, dat Kouqui genoemd werd ;
deze w a s, aanvoerder in den oorlog, leider bij verhuizingen, hij koos de weidestreken
uit en deelde die toe aan de afzonderlijke gemeenten. Zoo was in het algemeen de
verhouding, die in bijzonderheden nog weer verschilde, en, los ajs de bond was, telkens
veranderde. Bij de Nama’s kan men dezen staatkundigen toestand nog eenigermate
terugvinden.
De Nama’s waren voor een kwart eeuw in ruim een tiental stammen verdeeld,
welk aantal door vereeniging en splitsing zeer is veranderd. De Orlam (zie pag. 59)
vormden het grootste gedeelte, de volbloed Nama’s bestonden uit een kleiner aantal,
maar waren inniger samen verbonden en hielden zieh gaarne voor het „koninklijk
volk”, dat de leiding diende te hebben. De overige stammen verkeerden door de
natuur des lands in ongunstiger omstandigheden.
De Orlam-Hottentotten ten N. der Oranje-rivier bestaan thans uit de volgende vijf
stamm en :
1 Am am of Bethaniers, onder'het hoofd Jozef Frederiks ; 2 de Kouan of Bersabaer,
onder Jacobus Is a k ; 3 de Kowesin of Gibeoners, onder Hendrik Witbooi-; 4 de
Geikauan of Gobabiser, onder Andreas L amp e rt; 5 de Afrikaners, onder Jan Afrikaner.
Verder vindt men er nog oorspronkelijke Hottentottenstammen: o. a. de Zeib-
schen, onder Jonathan Zeib ; de Veldschoendragers, in Geitoub; de Fransmanschen,
onder Simon Kopper; de Zwartbooischen, onder Petrus Zwartbooi; de Roode n a tie ;
de Bondelzwarts, onder Willem Christiaan en de Tffpnaers van de Walvischbaai. 1)
Deze stammen bewonen het Duitsche gebied van Zuid west-Afrika. Het zijn alle
kleihe groepjes, op zijn meest enkele honderden bevattende. De Orlam-Hottentotten
zullen te zamen niet meer dan 8 ä 9000 uitmaken.
Een groote band tusschen deze stammen bestaat er niet. Wel trachten enkele
hoofden van tijd tot tijd een uitgebreider macht te verwerven, zooals o. a. Hendrik
Witbooi, die zieh in den strijd tegen het Duitsche gezag bekend maakte, doch dit
waren slechts tijdelijke verschijnselen. De stammen hebben ook thans nog geenszins
een vaste woonplaats voor lange tijden. De ,;treklust”, die ook de Blanken in Zuid-
Afrika aantast, schijnt in de natuur van het land te liggen. Daardoor vindt men in
de streken, door de Hottentotten bewoond, ook vele Blanken verstrooid wonen.
Elke stam heeft een eigen hoofd, wiens waardigheid erfelijk is in mannelijke lijn.
Hoewel de rijkste, heeft hij geen bijzonder vorstelijk aanzien: alleen is zijn hut iets
grooter en bij maaltijden krijgt hij het kruisstuk van het dier, een eerestuk. Het
hoofd beslist bij geschillen, straft overtredingen, roept de volksvergaderingen bijeen en
bepaalt nog de verhuizing van den stam als vroeger. Een Raad van aanzienlijken Staat
hem hierin bij. De Orlam-Hottentotten staan door de meerdere aanraking met de
Europeanen het hoogst; de oorspronkelijke stammen staan op lager trap van ontwikkeling.
Joachim Graf Pfeil beschrijft het staatswezen bij de Bondelzwarts 2) onder Willem
Christiaan. Hij zegt, dat sedert 1880 vele Blanken zieh in hun gewest bevinden,
doch dat dezen onder zijn bestuur volkomen veilig zijn.
1) Z ie : Schinz. Deutsch Süd west-Afrika.
2) Joachim Graf Pfeil. Skizze von Süd west-Afrika. (Petermann’s Mitt. 1894.)
Onbarmhartige stokslagen zijn het radicale middel, öm orde onder de zijnen te
houden: op Blanken past hij geldstraffen toe. Vroeger werden doodyonmssen uit-
.gesproken en uitgevoerd. De te r dood yeroördeelde moest zijn eigen graf delvep en
werd dan, rechtop daarin staande, dood gesehöten. . . ...
De regeering van Willem Christiaan is in sehijn een hberaal-constitutioneele, wijl
hij alleen met toestemming'van een Raad besluiten neemt en oordeelen velt. Doch
in werkelijkheid heerscht ook hier een onbeperkt absolutisme. Wan t als de beraad-
slagingen van den Raad het hoofd niet bevallen, wendt hij vermoeidheid voor, slmt
de zitting, opent die weder na eenige dageri, en opmerkelijkerwijze zijn dan de
mannen der oppositie niet aanwezig of geheel omgekeerd.
In elk geval kan men wel aännemen, dat de meening van het hoofd wordt aangenomen.
Bij geschillen tusschen inboorlingen en Blanken, valt de rechtspraak altyd ten
gunste der laatsten uit, vooral wanneer dezen vooraf een klein bezoek bij Willem
Christiaan gebracht hebben, wat steeds onder vier oogen plaats heeft. jL
Een opmerkelijk verschijnsel is de gastvrijheid in het leven der Nama’s. Degewoonte,
om levensvoorraad aan de omgeving mede te deelen, is daarvan zeker de oorzaak. Jtr
.bestaan bij enkele stammen bepaalde regels voor de gastvrijheid,. ook tegenover
Europeanen. Doch deze d u u rt,. zoolang zij binnen het.gebied van een stam zijn; is
de vreemdeling daarbuiten gekomen, dan zien zij er geen bezwaar in, den gast van
gisteren uit te plünderen. * *
De' geschiedenis der Korana vermeldden wij reeds kort (zie pag., 60), het zijn
kleine, vershipperde Hottentottenstammen in den Oranje-Vrij Staat, die veel vreemde
elementen in zieh hebben opgenomen. Toch leven zij nog onder huri kapitems
als vroeger. . . ■ . • .. . , T, „ . ,
Dr. E. Holub 1) geeft een zeer ongunstige beschrijving van de Korana. „Hun sociale
toestanden en hun ontwikkeling bewezen mij, dat zij enkel de verkeerdheden der
beschaving hadden aangenomen en voor de lichtzijden ontoegankelijk waren ge-
bleven 2). Ziekten en dronkenschap heerschten onder hen. In onverschilligheid en
gemis aan energie overtreffen zij zelfs de Bosjesmannen. Als de Korana zieh uit
zijn luiheid verheft en in dienst 'gaat, geschiedt dit, omdat hij daardoor de mogelijk-
heid ziet, zieh aan het genot van Sterke dranken te kunnen overgeven.” Alle mogelijke
ondeugden schrijft Holub hun toe; hij noemt het een gedemoraliseerd volk. Door
deze omstandigheden zijn de Korana achteruitgaande in a an ta l; over niet al te langen
tijd zal deze stam der Hottentotten ongetwijfeld geheel te gronde gaan. Gedeeltelijk
smelten zij samen met andere inboorlingen-stammen, gedeeltelijk sterven zij uit.
Hun dorpen verliezen het stamkarakter en velen dragen zelfs Europeesche kleedmg.
LITTERATUUR OVER HOTTENTOTTEN EN BOSJESMANNEN.
D r . F r . R a t z e l . Völkerkunde I , 1 8 8 5 .
,Dr. Th. Waitz. Anthropologie der Naturvölker, II, 1860.
J. G. W ood. The Natural History of Man. Africa 1868.
Dr. G. Fritsch. Die Eingeborenen Siid-Afrika’s. 1872.
D. M o o d ie L i e u t . The Record, or a Series of official papers relative to the condition
and treatment of the Native Tribes of South-Africa (Cape-Town 1838).
D. M o o d ie . South-African Annals 1652—1795.
Proceedings of the Commission appointed to inquire into the past and present
state of the Kafirs (Pieter-Maritzburg 1852).
1) Holub. Sieben Jah re in Süd-Afrika, 1881, I, pag. 110.
2) Holub verraeldt nog een eigenaardige instelling big de Korana, die uit vroeger tijd zou zijn over-
gebleven. Het is een soort „vrijmetselaarschap”, dat onder ben bestaat. De leden hiervan herkennen
elkander aan een uiterlijk teeken, in den regel drie op de borst aangebrachte litteekens. Een hd van
dien bond vindt overal, waar hij medeleden vindt, een vriendelijke ontvangst, zoodra wederzijds deze
teekens gezien worden, en wordt als familielid beschouwd. De inwijding bij den bond geschiedt met
ceremonien en is kostbaar. Bfl de inwijding worden de teekens aan den nieuweling bekend gernaakt,
de teekens aangebracht en een belofte van broedersehap wordt gevraagd. Een orgie besluit de
plechtigheid; eenige stukken rundvee, schapen en geiten worden daarbjj geslacht, en men gaat niet
uiteen, v66r alles is opgebruikt.