en veroverden eenige naburige koninkrijken, als Becgua, Kokofo, Mampon, Adansi
en Zuabin. Deze staatjes bleven onder het bestuur van hun eigen vorsten, die den
Aschanti’s schatting moesten betalen, den koning in oorlog van Soldaten dienden te
voorzien, en de feesten aan het hof van Aschanti moesten opluisteren. Zoo bestond
het rijk Aschanti eigenlijk u it het hoofd-koninkrijk, waaraan onderscheidene vasallen-
rijken door vrees verbonden waren, en die steeds bereid stonden, om van Aschanti
a f te vallen. Dit werkte de vernietiging van het Aschanti-rijk zeer in de hand; de
vasallen stelden zieh gaarne onder Britsche bescherming, wat achtereenvolgens met.
velen geschiedde, In 1873 voerde Engeland oorlog tegen
Aschanti, en den 4den Febr. 1874 werd de hoofdstad Kumassi
verbrand. Nog werd er in 1895—96 een militaire expeditie
tegen Aschanti uitgezonden, die tot volledige onderwerping
van koning Prempeh leidde, waarna het land onder Britsch,
protectoraat gesteld werd.
Wij willen nog enkele bijzonderheden mededeelen van het.
oude Aschanti-rijk en zijn. bewoners, omdat wij daaruit het.
best het eigenlijke Afrikaansche volk leeren kennen. Aan
h et hoofd van het monarchaal-aristocratische Aschanti-
rijk stond de koning met zijn hofstaat. De koning bezat er
onnoemelijke rijkdommen, gedeeltelijk verkregen door de1
schattingen. die hij van zijn vasallen hief, gedeeltelijk door
zijn aanspraken op de bezittingen zijner onderdanen. De
macht des konings was echter niet zoo onbeperkt, als men
veelal aannam; in enkele belangrijke zaken toch moest hij;
zieh voegen naar zijn Raad. Deze R&ad, „Aschanti Katoko”'
geheeten, ^vas samengesteld u it den koning, de koningin,.
de drie hoogste waardigheidsbekleeders des rijks, benevens
eenige edelen uit Kumassi. De Raad behandelde alle gewone
zaken en onderzocht de aanklachten. De koning kon een.
doodvonnis uitspreken, doch moest zieh in sommige gevallen
naar het oordeel van den Raad voegen. Bij de troonsbestijging
werd de koning door den Raad gewaarschuwd, dat hij zieh
naar de wetten had te gedragen en anders onttroond zou
worden. Elken "Vrijdag werd er rechtspraak gehouden..
Waren getuigenbewijzen niet voldoende, dan moest de aan-
klager een eed afleggen, om daarmede zijn aanklacht waar
te maken. Bleef de beschuldigde dan nog zijn önschuld b e -
weren, dan moest hij een stuk hout doorslikken en v'ervolgens-
een groote kruik water drinken. Werd hij hierdoor ziek,.
dan was zijn önschuld bewezen en werd de aanklager gestraft ;:
bleef hij gezond, dan was zijn schuld duidelijk en werd e r
een zware straf op hem toegepast. Overtredingen werden e r
zeer zwaar g estraft; moordenaars werden onder gruwelijk
martelen te r dood gebracht.
De Aschanti’s gelijken naar het uiterlijk veel op de Fanti’s,
doch zijn minder krachtig gebouwd; de vrouwen der Aschanti’s.
b o o ö e n p u l e n . zijn schooner. De hoogere standen munten u it door bijzondere
zindelijkheid; de . lagere zijn even vuil als de meeste
Afrikaansche volken. De huidkleur der Aschanti’s iS donkerzwart; het gelaat is
ovaal, de oogen glinsteren en zijn gedekt door zware wenkbrauwen, de ooren zijn
klein, de neus is niet zeer dik, de mond van middelmatige grootte, terwijl de niet
dikke lippen een frisch roode kleur bezitten. De vrouwen hebben, naar beweerd
wordt, iets Grieksch in hun statuur.
De Aschanti’s van het binnenland zijn meest landbouwers, die aan de kust meestal
tevens visschers. De Aschanti’s zijn als goede tapijtwevers bekend; ook weven zij
katoen met fraaie figuren; verder vervaardigen zij sierlijk bewerbt aardewerk, dat.
met duurzaam vernis is overdekt; zij bewerken leder, smelten ijzer, zijn goede smeden,
en bewerken het goud. De rijkdom aan goud, dat er als stofgoud gevonden wordt,
heeft hier to t buitengewone weelde aanleiding gegeven. De aanzienlijken bezitten
gouden pronkvaten, rüsten op divans en kos-
telijke tapijten en zitten aan tafels. De hui-
zen echter hebben leemen wanden en zijn
met gras gedekt; de daken steken naar de
straatzijde over en vormen een afdak. De
heilige kleur is voor hen het u 'il: als teeken
van rouw laten zij het haar groeien.
Een voorbeeld van een eigenaardig krijgs-
manscostuum der Aschanti’s levert de liguur
•op pag. 358; het is een kapitein, die op het
hoofd een dubbele pluim van arendsvederen
draagt, op een soort van ramshorens beves-
tigd, welke laatste spiraalvormig verguld zijn
en onder de kin worden vastgebonden door
e en riem, die met kauri’s bedekt is. De
boog hangt op zijn rüg en een koker met
vergiftigde pijlen draagt hij aan den pols,
terwijl hij in de linkerhand een ivoren staf
draagt, spiraalvormig gesneden. Op zijn borst
boudt hij,een aantal lederen zakjes, die verguld
en met lichte kleuren beschilderd zijn.
D O L E E N SCH E ED E D E R FA N T I S.
De groote goudrijkdom geeft er aanleiding, _
to t het dragen van gouden versierselen bij de aanzienlijken
■Caboeeer’s dragen bij plechtige gelegenheden armbanden,
De groote edelen of
óó zwaar, dat zij
E D E L E OF „CABOCEER” EN SOLDATEN D E R ASCHANTI’S.