de Senaat en het Huis der Volksvertegenwoordigers. De Senaat bestaat uit 8, de
tweede kamer uit 14 leden. De hoofdstad is Monrovia, met + 5000 mwoners. De
uitvoerartikelen des lands bestaan in : koffie, palmolie, palmpitten, rubber, cacao,
suiker, arrowroot, ivoor en huiden. De invoer bestaat voornamelijk in katoenen
stoffen. Britsche handel heeft er de overhand; er zijn meest Britsche munten m
gebruik doch men rekent veelal in Amerikaansche dollars en cents. Liberia heeft
eigen pasmunten, sedert 1833 geslagen. Er is te veel papiergeld in omloop. Gewichten
en maten zijn meestal Engelsch.
De bewoners van Liberia worden onderscheiden als Liberianers en inboorlingen.
De Liberianers zijn in drie categorieen te verdeelen: 1. de uit Amerika aangekomen,
geciviliseerde immigranten; 2. de van de slavenschepen afkomstige Negers, die of
niet öf slechts körten tijd in Amerika gewoond hebben en 3. de Neger-mboorlmgen,
die 'zieh bij de Liberianers aansluiten en als Staatsbürgers erkend worden.
Bovengenoemde bewoners zijn de eigenlijke burgers van den staat; de ovenge
inboorlingen worden niet als eigenlijke burgers besehouwd, hoewel zij, wat de rechtspraak
aangaat met de burgers gelijk gesteld worden. De verhouding van de met-burgers,
die zieh in de nederzettingen der kolonisten ophouden, tot den staat is geregeld door
een bijzondere wet, de „Act, regulating the residence o f native Africans w ith in the
Republic.” In deze wet wordt o. a. bepaald, dat alle inboorlingen, die in een der
centrums van de republiek Liberia wenschen te wonen, kinderen zoowel als volwassenen,
verplicht zijn, kleederen te dragen, op straffe van 6 dollars boete bij overtredmg. Geen
inboorling beneden 18 jaren kan bij een kolonist in dienst genomen worden zonder
een contract, waarin de duur nauwkeurig is omschreven. Door deze laatste bepahng
wordt de slavernij tegengegaan, die licht weder de republiek zou kunnen binnensluipen.
De van de slavenschepen afkomstige Negers worden meestal Kongo’s genoemd,
omdat zij meest uit de Kongo-streken afkomstig waren. Zij hebben zieh weinig
met de Amerikaansche Negers vermengd en evenmin met de inboorlingen. Van de
regeerhm hebben zij grondbezit gekregen. Zij hebben zieh als vlijtige landbouwers
en goede jagers doen kennen, die de hoofdstad en enkele andere plaatsen van
knolvruchten°en groenten, alsook van wildbraad voorzien.
Op de weekmarkt te Monrovia brengen zij boverial hun groenten, enz.;zij spreken
nog hun eigen taal, doch ook een weinig Engelsch,
De van Amerika overgekomen Negers hebben zieh bij voorkeur aan de monden
der rivierpn, in hun zoogenaamde towns, gevestigd. Deze nederzettingen zijn naar
vaste plannen, regelmatig en rechthoekig aangelegd, doch de huizen staan op zichzelf
längs de straat, niet onmiddellijk aan elkander grenzende, en meestal door pisangboschjes,
kokospalmen, manga- en andere tropische ooftboomen omringd. Hierdoor liggen de
stadjes in duurzaam groen verborgen en hebben zij een landelijk aanzien. Vele
huizen zijn zeer goed, van baksteen gebouwd. . , ..
Dieper in het binnenland vestigden zieh bij toeneming der immigratie en bij
verbeterde veiligheid langzamerhand landbouw-kolonien, bovenal längs de rivieren.
Uito-ebreide woudstreken werden daar in vruchtbare plantages veranderd. Zooals m
Amerika vindt men ook in Liberia planters, die zieh alleen in de stille wouden h e t
gelukkigst gevoelen. De woningen dier farmers zijn meestal naar een zelfde plan
u it hout gebouwd en met kalkwater gewit. De eigenlijke woningen zijn ongeveer
1 ä 7 M. boven den grond gebouwd en rusten op palen of steenen. Deze bouworde
is met het oog op de gezondheid zeer praktisch, daar de wind de schadelijke gassen
onder de woning kan verdrijven. Het zijn vierkante gebouwen, zeer eenvoudig ingericht.
De kleeding in Liberia is zeer eenvoudig. De mannen onder de landbevolkmg
dra°en broek vest en wambuis van blauw katoen, en hebben het hoofd met een
breedgeranden stroohoed of vilten hoed bedekt. Over | geheel draagt men schoenen.
Des z'ondags hüllen zij zieh in kleederen van katoen en laken, u it Europa ingevoerd.
Op opgesmukte kleeren zijn zij zeer gesteld; vooral de vrouwen.
In den omgan» zijn de Liberianen, ook tegenover de Blanken, aangenaam en
vriendelijk; onder de ontwikkelde standen bestaat zelfs een deftige, doch eenigszins
stijve etikette. In het koele avonduur brengt men elkander korte, formeele bezoeken,
naar Amerikaansch gebruik. Opmerkenswaardig is het goed ontwikkelde vereenigings-
leven. Zoo vindt men er o. a. eenige goed georganiseerde vrijrnetselaars-loge’s,