Wj d<! J im7 ai’S VeeI ho°Ser in ^ n z ie n staat
lastdier bii de Ba uWsH™ ^ T T ' J de meeste volken lastaier bij de Ranyai s daarentegen zal de man niets van belang ondies rnziejm selenc hztos nedeenr
de toestemrmng der yrouw te hebben verkregen. De vrouwen d?Bven ookhande)I
Het matriarchaat bu“ ffBffi matnarchaat of de heerschappij der moedeenr ^hheaenftd eblieit : ddite nv okloko poeork eerlijk.’ SDoren
achtergelaten m het huwehjk. Bij de Banyai’s worden de vrouwen niet gekocht en
in de hu t d e / o i f c medegevoerf\ doch de j f e eehtgenoot neemt zijn intrek
1 L » „ I V f jn vrouw; hlJ iS geheel ondergeschikt en de bijzondere
S tT n gg b e Zaanddeelltf. WStaat eHdeezre’ 7lev° e' nswyzeW dNen Ujo nhgaeknt eeenh tgdeien ofoet nmieet t la^nmgeer easatne,
HET AFSLAAN DER PEES VAK EEN OLIFANT.
tenzB hii L n Hpo - J ; vrouw en ä n d e re n moet hij evenwel achterlaten,
E f t T den vader .Zljner vrouw een som kan betalen, groot genoeg om hun
e Terg0eden- P Jt 1S het begmsel, waarop het koopen der vrouwen bij dezen
T bT ust ; ,er f g i echter weinig plaatsen, waar de theorie in praktijk wordt gebracht
J t l iS • rl.vler+Wn°nende stammen gebruiken het vleesch van den hippopotamus
vafkuhen dnoi Z1Ct T egg6D °p ,het vanSen dezer dieren. Dit geschiedt veelal door
a . door z,ware harP°enen> die met de punt naar beneden aan een
boomtak worden gehangen boven de paden, welk dit dier kiest, terwijl zij door een
bijzondere mnehtmg neervallen op het oogenblik, dat het dier zieh er onder bevindt
de hbl Iangrl'|k wT ktuiS’ dat, de Banyai’s als wapen en op de jacht gebruiken is
biil f e t EenlT T delleno¥ano t;Ze bij 'en 2iJ'n °P PaS- 295 afgebeeld. Fig 2 is een
Ct een steel van 2 a 2M meter lang en een blad van 90 centimeter lengte,
welk blad in de houten handvat bevestigd is. De flg. 4 en 5 stellen bijlen voor,
die zij veel gebruiken en welke door het omdraaien van het blad nu als bijl, dan als dissel
dienst kunnen doen. In fig. 4 is het een dissel, in 5 een bijl.
De olifantsbijl wordt door figuur 1 voorgesteld; d e steel is echter te kort geteekend.
Als de jagers van dit zonderlinge wapen gebruik maken, gaan zij met hun tw e e en ;
de een heeft den bijl, die behoorlijk geslepen is, en de ander heeft geen andere
wapens dan misschien een paar assagaaien. Hebben zij nu een olifant gevonden met
goede slagtanden, dan gaan zij van elkander,' om van twee verschillende kanten bij
het dier te komen. Hij, die den bijl draagt, nadert het dier van achteren en zijn
helper aan de voorzijde. Zoodra zij nu u it bekende teekenen weten, dat zij in de
nabijheid van het dier zijn gekomen, beginnen zij den aanval. De helper maakt
voor den olifant beweging in de takken, om zijn aandacht te trekken, zonder het
dier nog te verontrusten. Doch onderwijl nadert de ander van achteren, komt stil
sluipend naderbij, hakt plotseling met een houw van zijn wapen de kniepezen door,
en als dit gelukt, is het groote en Sterke dier geheel hulpeloos. Men kan het dier
dan vrij aan zichzelf overlaten en andere olifanten volgen, want het is zeker, dat het
op de plääts, waar het aangevallen werd, zal worden teruggevonden. De flg. op
pag.-296 stelt dezen aanval op den olifant voor; zij is gemaakt naar een schets van Baines.
Ten slotte nog een staaltje van de wijze, waarop de Banyai’s hun eigendom
beschermen of aanduiden. Als zij namelijk wilden honig gevonden hebben in . een
hollen boom, nemen zij een strook van een palmblad, besmeren dat met een zeker
mehgsel, plakken er bundels gras, stukjes hout, kleine wortels-enz. öp, en binden
dit aan den boom, ten bewijze, dat het hier aanwezige een eigenaar heeft. Reizigers
verhalen, dat volgens het bijgeloof der inboorlingen een dief, die zoo iets wegnam,
spoedig zou sterven. Wij moeten echter hierbij opmerken, dat in ons vaderländ
dergelijke aanduidingen van den eigendom bestaan, zonder dat er bijgeloof aan
verbonden is. Als een zwerm bijen door iemand'gevonden en tot staan gebracht
wordt, legt de vinder er een groenen tak bij neder, ten bewijze, dat reeds iemand
zieh dezen zwerm heeft töegeeigend, en niemand zal daarop dan aanspraak maken.
Zön men bij de onbesühaafde volken niet te dikwijls een bijgeloovigen grondslag van
onderscheidene'gewoonten vermoeden?
*
In de landstreek, tusschen den westoever van het Nyassa-meer en het Bangweolo-meer,
van Lokuschwa tot den zuidoever van het Tanganjika-meer, woont een in vele
opzichten merkwaardige volksstam, verstroöid tusschen andere volken. Het zijn de
Babisa’s, die, volgens Livingstone, naar hun uiterlijk zoozeer op Bosjesmannen
gelijken, dat het schijnt, alsöf zij daarmede vermengd zijn. Zij dragen kleedereri van
boombast, hun tanden zijn scherp gevijld en het haar is in een net op het achterhoofd
vereenigd. Zij bestrooien het haar en de kleeding met het meel van een donkerroode
houtsoort, terwijl tatoueering op voorhoofd en aan de kin bij allen gevonden wordt-
Het door de Babisä’s bewoonde land wordt dikwijls door de slavenjagers der Mafiti’s
(zie pag. 245) afgestroopt, en daardoor is de bevolking veel verminderd en gaan zij
gebukt onder armoede en eilende. Het treurigst is wel het bestaan der aan de
Babenipa’s onderworpen Babisa’s, die van wilde vruchten, bladeren en zwammen
leven. De veeteelt is overal bij hen gering; alleen de hoofdela schijnen nog eenige
runderen, schapen en geiten te bezitten. De dorpen zijn door palissaden omringd,
in enkele gevallen nog door een droge gracht omgeven. De handel bepaalt zieh tot
den slavenhandel met de Mafiti’s. De hoofden omringen zieh met vrouwen, die met
bijlen in de hand en besmeerde aangezichten, onder het nabootsen van mannenstemmen,
dansen uitvoeren. Bij feestelijke gelegenheden verschijnen de mannen zonder geweren,
met bogen, pijlen en speren.
Te midden der moerassen aan het Bangweolo-meer en Moero-meer wonen de
moeras-Babisa’s, een uit vluchtelingen samengesteld volk van gemengden oorsprong.
Zij hebben hun woningen op hooger gelegen plekken, die door water en moeras zijn
ge'isoleerd, en liggen daardoor veilig, vooral in den regentijd, als alles om die eenzame
eilandjes overstroomd is en zij van kleine kano’s gebruik maken. Op de eilandjes
in de meren hebben de bewoners beter kano’s. Door de meerdere veiligheid zijn zij