210 DRANKEN. BIER- EN MELKMÄNDEN.
dien de Kaffer gebruikt, is een soort van bier, door de inboorlingen „utsjalla”
gelieeten. Dit bier is geenszins een koppige drank; het wekt wel op tot een vroolijke
stemming, maar maakt niet zoo licht dronken.
Doch de Kaffers geven ook reeds de voorkeur aan de meer pittige dranken d er
Europeanen, als whisky, rum en brandewijn, en de sterke dranken, die onder deze
namen worden ingevoerd.
Reeds menige naturellen-
stam is hierdoor eerder
te gronde gericht dan
door de vuurwapens der
Blanken.
Bier en melk worden
bewaard in manden, die
de Kaffers met zooveel
zorg weten te vlechten,
dat zij even dicht zijn en
even goed vloeistoffen kun-
nen bevatten als vaten,
door de beste Europeesche
kuipers vervaardigd. Het
Kaffersche mandewerk
kan werkelijk den Euro-
een kaffbbsche melkmand. peeschen fabrikaten to t
-voorbeeld strekken.
Een Kaffersche' melkmand is hierboven afgebeeld. Dergelijke manden hebben de
voorkeur boven aarden vaten, omdat zij vrijwat stooten en duwen kunnen lijden'
zonder te breken.
Een voorbeeld van een biermand ziet men op pag. 189 in de flg. naast het dansmeisje;
de nauwe opening dient, om het uitgieten gemakkelijk te maken. In iedere
Kafferhut vindt men biermanden van verschillende afmetingen; een Kafferhoofd
schijnt in bier een noodzakelijke levensbehoefte te zien. Op de koelste plaatsen der
hut worden die manden bewaard. Het bier wordt gedronken uit een kom, van een
VOORRAADPLAATSEN. TABAK. SNÜIFDOOZEN. 217
O- -- “---- D1 ivw uvwtcuauiuciiu Hieb t/tJJLL emu-ei,
waarvan de punt is afgesneden.
Soms snijdt de Kaffer de bierkom evenals de lepels uit hout, wat met kunstvaardigheid
geschiedt. Hiervan geeft de flg. (pag. 209) een afbeelding. Het is een
groote bierkan, zooals uit de vergelijking met den daarnaast staanden melkemmer
kan worden afgeleid, en de vervaardiger heeft zelfs in het snijwerk de idee gelegd
dat de kom gevlochten schijnt te zijn. Zoozeer is men
hier aan het vlechtwerk gewoon. Van deze houten bierkommen
maken alleen de hoofden gebruik.
Op dezelfde pagina geeft flg. 5 de afbeelding eener
Kaffersche werkmand, zooals de vrouwen gebruiken,
als zij de mais of anderen voorraad koien enz. van het
land mede naar huis voeren. Het dragen van , dergelijke
zaken is bij hen geheel de taak der vrouw, op wie de
vervulling van’ de meeste plichten rust.
De voorraadplaatsen, die de Kaffer voor het bewaren
van levensmiddelen noodig heeft, worden zelfs ook van
mandewerk vervaardigd. Deze manden staan op eenigen
afstand boven den grond, om er de lucht vrij onder door
te doen stroomen, en tevens om ze vrij te houden van
het hezoek van muizen en ratten. Ook in ons land ziet
men dat niet zelden met de bergplaatsen van het graan.
Tot het maken van manden gebruikt men alles, wat
buigzaam i s ; niet alleen de dünne takken van sommige
boomen, maar ook gras, stengels, bladeren, biezen, lisch,
boombast, enz. Voor de waterdichte manden gebruikt
men fijnere grondstoffen, en telkens als hij rond gevlochten
heeft, slaat de werkman de ruimten tusschen het vlecht-,-
werk dicht.
Van de genotmiddelen, die de Kaffers hebben, evenals
alle andere volken, noemen wij de tabak, die als rook- en
snuiftabak gebruikt wordt. De Kaffer is ten zeerste verzot
op het gebruik van tabak en getroost zieh gaarne belang-
rijke opofferingen, als hij maar aan zijn behoefte aan
tabak kan voldoen. Omtrent de deugdelijkheid van de
tabak bekommert hij zieh minder, doch hij is er bijzonder
op gesteld, om den prikkel van het narcoticum op zijn
zenuwen ten volle te ondervinden.
Het gebruik van deze genotmiddelen brengt
weer de behoefte aan eenige hulpmiddelen bij
het gebruik mede. Voor het snuiven bijv. hebben
de Kaffers van eenigen welstand een snuif-1
VAN SNUIFLEPEL S.
lepel noodig, van been of ivoor vervaardigd, met
een kleinen bak en een steel, die uit een twee-
of drietandige vork bestaat. Bovenstaande flg.
geeft hiervan eenige afbeeldingen. Bezit de
Kaffer een snuiflepel, dan neemt hij, om een
snuifje te genieten, zijn snuifdoos uit het oor
(zie pag. 192) of den gordel, vult den lepel met
eenige plechtigheid, alsof er iets zeer gewichtigs
geschiedt, geniet van de prikkelende stof, en hij
SNUIFDOOZEN.
vindt er zijn grootste genot in, als hem de tränen längs de wangen vloeien. Het
nemen van een snuifje zal hij nie t staande doen; hij gaat daarbii op den grond
zitten, om niet in dat genot gestoord te worden.
De hefde voor h e t snuiven heeft ten gevolge, dat de snuifdoozen onontbeerliik zijn.
De snuifdoozen worden van allerlei stoffen vervaardigd; men heeft ze van hout
been, ivoor, hoom, enz., al naarmate de bezitter er meer of minder voor kan
besteden. Een zeer eenvoudige snuifdoos leert de flg. op pag. 194 No. 6) kennen.