Zoo is o.a. de mohd breeder dan bij den Europeaan, de lippen zijn dikker /en de
bovenlip steekt iets' vooruit, terwijl de iijnheid en beköorlijkheid der Europeesche
gelaatstrekken in het algemeen ontbreken.
Een nationale eigenaardigeid, welke bij de_/beschouwing van alle Zulu-portretten
opvalt, zijn de kunstmatig gevormde haardraehten, welker wilde vormen er veel
toe bijdragen, om aan het gelaat een woest voorkomen te geven. Bij de jonge
mannen hangt het haar wild zwierend in viltachtige strengen om het hoofd; nog
vaker maken zij er een bijzonder kapsel van, dat, al naar gelang de individueele
smaak is, zeer uiteen-
loopende vormen aan-
neemt. Hieraan wordt
niet zelden veel moeite
en geduld besteed.
Zoolang de jonge Raffers
nog niet den- naam
van krijgsman kunnen
voeren, worden die haar-
kapsels verschillend ge-
dragen, om alsdan voor
den nationalen, haartooi,
den ringvorm, plaats te
maken. Om dezen te
Varmen, wordt het ge-
heele hoofd kaal geschoren
; alleen rondoin den
schedel blijft een smalle
krans van hären staan,
welke met behulp vari
peesdraden tot een vasten
ring verbonden worden,
die daarna met een
mengsel van acaciagom
en Cjne houtskool over-
goten, en als het mengsel
vast is, met vetgepolijst
wordt. Hiervoor is veel
tijd noodig, doch wij
weten, dat in Afrika met
den tijd kwistig wordt
omgesprongen.
De frisüur der vrou-
wen is anders. De meis-
jes houden het haar,
zonder verderen kunst-
matigen töoi, eenvoudig
kort; bij gehuwde vrou-
wen knipt men het hoofd
. H E T KAFFERHOOED GOZA IN N E G L IG E . to t 0P het bOVenSte deel
van den schedel kaal,
doch hier blijft een dichte haarbundel staan, die door het inwrijven met okeraarde
en vet tot een dichte, roodachtige massa gemaakt wordt, wellte ,een soort van küssen
of handvat op het hoofd vormt. Deze haardracht is echter bij- de vrouwen niet altijd
gelijk, zooals uit de figuren blijkt.
Hoewel de huidkleur der Zulu-stammen donker is, valt toch bij hen niet die dolfe
zwarte kleur op te merken, welke de' Negers van West-Afrika karakteriseert. Hun
huid is meer doorschijnend, de laag van kleurstof schijnt niet zoo dicht te zijn en
een roodachtig Waas van het bl'oed schemert als het wäre door het zwart heen. Die
kleur houden de Kaffers voor de völmaaktste schoonheid van den mensch; elke
afwijking daarvan achten zij minder. Enkele malen komen er voorbeelden van
albino’s onder de Kaffers voor, maar zij worden niet bewonderd. Het pas geboren
kind is bij hen, evenals bij de Negers, blank als van de Europeanen, en eerst
langzamerhand ontwikkelt zieh de donkere tint.
Over ’t geheel kan men zeggen, dat de Zulu’s en de Kaffers door hun liehaams-
vormen geen ongunstigen indruk maken. Uit het gelaat spreekt, vooral in de
jeugd, een soort van melancholische uitdrukking; de donkere oogen zijn vol .leven
en geest, en er ligt een waas van goedaardigheid over hun trekken verspreid.
Het hooge voorhoofd verraadt
reeds terstond, dat wij hier met
een volk te doen hebben, dat
niet van verstandelijken aanleg
ontbloot is.
Onder de jongens en meisjes
in den bloei hunner jeugd kan
men bij de Kaffers zelfs exem-
plaren ontmoeten, die door zulke
schoone vormen uitmunten, dat
men zou denken, dat de beroemd-
ste Grieksche beeldhouwers hier
hun modellen gezöcht hebben.
De alles overtreffende vormen der
antieken vindt men hier in levende
standbeeiden, niet van mariner,
maar van brons. Zelter draagt
h et gemis van een knellende
bekleeding er veel toe bij, dat
de lichaamsdeelen zieh opnatuur-
lijke wijze ontwikkelen. en niet
door- drukkende omwindselen
misvormd worden. Daardoor vindt
men de schoonste lichaamsvör-
men bij de grootendeels naakt
loopende natuurvolken, wanneer
namelijk niet door andere omstan-
digheden, als armoede, overlading
na gebrek, het lichaam zijn
schoone verhoudingen verliest,
gelijk bijv. met de Bosjesmannen
en Hottentotten het geval was.
De bekleeding des lichaams
staat bij alle Kaffer-stammen nog
op een lagen trap. Hoewel zij
in de subtropische luchtstreek
hun verblijf houden, loopen zij
bijna geheel naakt, wat misschien m e i s j e i n d a n s c o s t u u m .'
een overgebleven gewoonte is uit
tijden, toen zij in de heete luchtstreek woonden, zoodat hieruit valt a f te leiden,
dat hun oorspronkelijk vaderland op geringer breedte moet worden gezöcht.
Alleen de ■ hinderen tot 5 a 6 ja a r gaan geheel naa,kt; voor volwassenen is een
lederen schaamgordel het voornaamste en meestal het eenige kleedingstuk bij beide
geslachten. De volwassen man . draagt in plaats van den eigenlijken schaamgordel van
voren veelal een soort schort, isimene genoemd, en van achteren umacha geheeten,
welke schorten gevormd worden door een smallen lederen riem om de lendenen,
waaraan bp körten afstand van elkander strooken van behaarde huiden en bij
krijgslieden de gekrulde staarten van wilde hatten bevestigd zijn, zoodat van voren