434 W APENS. DE MAHDI EN. ZIJN INVLOED.
flrijven in sterke dranken, komen die in hetBinnenland nog niet veel voor; het gebod
van den Koran, dat het gebruik van gegiste dranken verbiedt, is hier nog van kracht.
De Nubiers wapenen zieh meestal zoo goed als zij kuttnen. De gewone wäpenen
zijn een zwaard, dolk, speer en schild. Het zwaard heeft eenigszins den vorm van
dat der Abessiniers; de bocht is echter niet zoo kort. Bij sommigen, hunner is het
rechte zwaard, als dat der Hamran-Arabieren, het geliefkoosde wapen.
Zij dragen bovendien een dolk, die boven den elleboog aan den arm bevestigd is,
volkomen op dezelfde wijze als dit geschiedt bij verschillende stammen, die men in
de nabijheid der bronnen van de Nijl aantreft. Deze dolk is kort en krom en steekt
in een lederen scheede; door zijn plaats op den arm is hij met de kleederen bedekt.
De speer is een eenvoudige schacht met een ijzeren punt en heeft
niets bijzonders.
De samenstelling van het schild is echter merkwaardig. Het
wordt meestal gemaakt van de huid van een hippopotamus of
krokodil; men kent het gemakkelijk aan den uitstekenden bult
op het midden. De huid wordt gespannen over een houten
onderstel en de bult van een afzortderlij'k stuk huid vervaardiod.
De Nubiers hechten aan deze Schilden een groote waarde; het is
bijgevolg zeer moeielijk, er een te krijgen. De insnijdingen in den
rand zijn niet toevallig, maar afhankelijk van de mode.
Het Kijk van den Mahdi.
Na 1882 verscheen aan de Nijl een nieuwe politieke organisatie,
die als het Rijk va n den Mahdi bekend Staat, waartoe de Egyp-
tische Sudan en zuidelijk Nubie behooren. Dit rijk is gevestio-d
in een gebied, dat Egypte in deze eeuw
veroverd had (1820—!22; 1874— 76), en
waarvan het zuidelijk deel onder den
naam Aequatoriale-provincie vereenigd
was. Het bestuur over dit zuidelijk
Egypte liet echter veel te wenschen
over, en door de ongeschikte ambtenaren,
.die d e ' bevolking uitpersten, door .de
bestrijding van den slavenhandel, welke
velen benadeelde, alsmede door andere
oorzaken, onstonden er ontevredenheid
en gisting. Hiervan maakte Mohammed
Achmed gebruik, een Nubier van * ge-
boorte, die in zijn jeugd als timmerman
werkte en zieh op lateren leeftijd met
. een aureool van heiligheid wist te
omgeven, zoodat hij beschouwd werd als
de Mahdi, de verwachte profeet, voor 13
ZWAABD EN SCHILD IN NUBIE.
eeuwen voorspeld en door God geroepen tot het Kalifaat, die door Allah en zijn
engelen zou gesteund worden in den strijd tegen de overheerschers 1). Onder deze
omstandigheden, samenvallend met den opstand van Arabi Pacha, in 1882, (zie pag. 430)
viel h e t den Mahdi gemakkelijk, aan den. opstand groote uitbreiding te geven, zoodat
de geheele Sudan tot Chartum zieh weldra in handen van den Mahdi bevond. Onder
deze omstandigheden van vruchteloozen strijd achtte Engeland het noodzakelijk, bij
Egypte op ontruiming van den Sudan aan te dringen. In 1884 werd aan generaal
Gordon opgedragen, de-nog in den Sudan verblijvende garnizoenen met hun familien
terug te doen trekken, doch Chartum, waar Gordon verblijf hield, viel in Januari
1885 in handen van den Mahdi, vodr de stad door het Engelsche leger kon ontzet
worden, en Gordon werd ter dood gebracht.
1) Richard Buchte. Der Sudan und der Mahdi. Stuttgart, 1884.
„ „ Der Sudan unter ägyptischer Herrschaft. Leipzig, 1880.
TOESTANDEN IN HET RIJK VAN DEN MAHDI. 435
De uitgebreidheid van het zoogenaamde Rijk va n den Mahdi is niet met juistheid
op te geven en wisselt af. In 1896 deed o. a. Egypte nog een inval in het gebied
ten zuiden van Wadi Haifa, om Dongola te veroveren, waarin het slaagde. In 1897
verwierven de Egyptische wapenen Abu Hamed en Berber weder.
sfc * *
De tegenwoordige toestanden in het Rijk van den Mahdi zijn moeielijk volkomen
te kennen, en zij wisselen binnen körten tijd zeer af. Vaste toestanden heeft men in
deze streiten, waar de strijd tusschen het Engelsch-Egyptisch gezag en de partij van
den Mahdi steeds voortduurt, nog niet. Daardoor ligt het land over groote opper-
vlakten braak, en is er van opgewekten arbeid en doelbewust streven der boeren-
bevolking bijna geen sprake.
De landen aan de oevers van de Nijl, ten zuiden van Assuan, liggen meestal woest
en ledig; de landbouw .wordt hier niet meer uitgeoefend, en de eens goed bebouwde
velden zijn met wild gras, onkruid en verschillende vrij opgroeiende planten bedekt.
Het in Egypte bekende kraken en knarsen der schepmolens, die de velden besproeien,
wordt over groote uitgestrektheden niet meer gehoord, en slechts een klein gedeelte
van de vroeger talrijke Fellah’s. is hier overgebleven, lieden, die weder hopen op
orde en rust, om een betere toekomst te verkrijgen.
Over ’t geheeel schijnt men de heerschappij van den Khalif, den opvolger van den
Mahdi, moede te zijn. Zoowel als de Fellah op het land, heeft de koopman in de
stad en zelfs de Arabier der woestijn, hoewel hij in geestesrichting met de
Mahdisten verwant is, een verlangen naar orde en rust, en deze kunnen alleen onder
Egypte nog het best verwacht worden. Het geloof aan de heiligheid en de zending
van den Mahdi is veel verzwakt, en daarmede ook het vertrouwen in zijn opvolger.
De vrees werkt echter nog verlammend op de bevolking. Dit geldt vooral voor
die streken, welke tegenwoordig nog onder de heerschappij der derwisjen staan, of
waar men nog niet veilig is voor de Mahdistische rooftochten. Tusschen Egypte en
het Mahdistische gebied ligt een zone, waar de bewoners tusschen twee gevaren staan,
van twee zijden bedreigd worden. Zoo gevoelen de bewoners van Assuan zieh nog
niet volkomen -veilig, en men vreest er telkens de platinen der Mahdisten.
De Arabische Nomaden in de Arabische en Nubische woestijn stonden wel meest
aan de zijde van Egypte, maar kwamen niet zelden door vrees in een weifelende
houding. Toch zijn zij meer voor de partij van Egypte dän van den Khalif, omdat
zij de treurige economische toestanden onder 'den Mahdi uit ervaring hebben
leeren kennen.
Deze omstandigheden steunen de plannen van Egypte.. De financien van dezen
Staat staan echter het krachtig optreden tot het herwinnen van zijn vroeger gebied
in den weg.