is zeker m Afrika wel vreemd. Een der önzinnige bevelen van Mtesa luidde, dat
ledere man een snoer kralen om het polsgewricht en iedere vrouw een kralensnoer
om het lijf moest dragen; wie dit gebod overtrad, werd gestraft met het afhakken
van de hand.
In huis is het volk daarentegen vrij er in de kleeding; daar leggen de mannen de
kleeding^ bijna geheel af, de jonge vrouwen geheel. Een nationaal costuum is de
„mbugu, een gewaad, van bast vervaardigd, dat de mannen als een loshangenden
golvenden mantel om het lichaam slaan en aan den eenen kant op den schouder
vastbmden. Bij de vrouwen wordt dit kleed onder de armen dicht om het lichaam
gesloten. Over dit kleed dragen de hoofden een fraai gelooide huid, meestal een
ossenhuid of een uit geitenvellen samengevoegden mantel. De donkerbruine antilopehuiden
worden hiervoor het hoogst geschät. In Unjoro en Usoga komen deze huiden
meer voor dan in Uganda; ook de Wahuma’s dragen met voorliefde kleederen van
huiden. De Arabische en Europeesche invloe'd heeft hier echter bij de aanzienlijken
ook verandering in de kleeding aangebracht, zoodat het nationale karakter verloren
gaat. Ingevoerde katoenen stoffen komen in de plaats van de inheemsche fabrikaten.
Het bijgeloof speelt een groote rol bij de versierselen; een groot aantal versierselen
wordt gedragen als amuletten, voorbehoedmiddelen en schutsmiddelen tegen booze
geesten, toovenarij, enz. Hiertoe behooren: hoorntjes met tooverkrachtige stoffen
gevuldj halsringen uit de staartharen van den giraffe gevlochten, enz. Deze voorwerpen
worden met half verkoolde deelen van menschelijke schedels voor de deur opgehangen,
om het huis tegen booze geesten te beveiligen. De laatste, stuksgewijze op de landen
geworpen, moeten deze vruchtbaar maken, zegt Emin Pacha. Veelal worden Sandalen
van buffelhui.d gedragen, Het hoofd wordt op allerlei wijze versierd en met tulbanden
van katoenen stoffen of van gekleurde doeken bedekt.
Opmerkelijk is het, dat de Waganda’s zieh niet tatoueeren en evenmin het lichaam
op eenige andere wijze misvormen, wat overigens in Afrika vrij algemeen voorkomt.
Het gebruik van het uittrekken, afsplinteren of afvijlen der tanden bestaat bij hen
niet. De Wanjoro’s daarentegen hebben nog stamteekens op de slapen, terwijl de
onderste snijtanden en waarschijnlijk ook de hoektanden der meisjes - en knapen
worden uitgetrokken, zoodra de geslachtsrijpheid intreedt. De Warundi’s kennen niet
de doorboring der ooren, en evenmin het uittrekken of afsplinteren der tanden ; zij
hebben daarentegen veel zorg voor het gebit. De bewoners van Londus, die uit het
westen zouden gekomen zijn, hebben de besnijdenis, en evenzoo de Waschaschi’s, ten
oosten van Victoria Nyanza, terwijl de laatsten ook ooren doorboren, de tanden
vervormen, enz. De Waganda’s zijn zeer zindelijk, wasschen zieh veel en besmeren
het lichaam niçt met vet. Het haar dragen zij meestal kort.
De hutten dezer volken hebben gewoonlijk een kegelvormige gedaante. Hieraan
wordt veel zorg en bekwaamheid: ten koste gelegd; de deuren zijn breeder en hooger
en met smaak versierd,, en de inwendige ruimte is grooter, De hutten hebben de
gedaante van . een bijenkorf. en worden geheel met gras bedekt. Op de hooglanden
van het Albert- en : Albert-Edward-meer heeft men dezelfde ruime hutten; de hut,
die Emin Pacha bewoonde, in Mukungu, was een grashut vaü .6 meter hoogte en
8 meter middellijn. De Arabische en Suaheli-kooplieden hebben zieh geheel aan
deze hutten gewend.
De hutten der inboorlingen liggen in de jonge Hchtingen van de oerwouden van
Unjoro, in groepen van drie of vier tusschen de met bananen, maïs of Virginische
tabak beplante akkers; het gelijken halve bollen, met het grasdak tot den grond
afhangend, terwijl het boven de deur door palen gesteund wordt. Dit zijn evenwel
lichter gebouwde wohingen, die maar voor körten tijd in den . nögsf b.ewoond en
daarna afgebroken worden. Waar rust en vrede gevonden wordt, wonen de inboorlingen
in gehuchten; in. streken, waar veel oorlog; en onrust heerschen, in grootere. dorpen.
De Wahuma-hutten staan, eenige bij elkander, binnen een doornenhaagj en men
herkent ze. van verre door het gemis van bananen-plantingen en ander , groen, dat
de • dorpen der landbouwers omringt,
Stanley verhaalt het volgende aangaande de Wahuma’s,. zooals hij hen op zijn: laatste
reis tot opsporing, van Emin Pacha leerde kennen. „De vrouwen zorgen voor de
huishouding en voor de produkten der melkerij en op bet veld. De man is verplicht,
het huis te bouwen, het vee te hoeden en te melken, de omheining te onderhouden
en te. zorgen. .voor kleeding, die niet veel beteekent. Daarentegen bebouwt de vrouw
h et land, maakt boter en gaat te r markt. Van haar moet men boter, melk- en
levensmiddelen koopen; dit is in Afrika algemeen gebruikelijk.
De kleeding der . mannen bestaat meestal u it een geitenvel, dat van den linker
schouder af hangt, maar ook ziet, men dikwijls antilopenhuiden, waarvan het haar is
afgeschrapt, behalve op eën strook van 8—10 cM., aan den rand. De vrouwen
bekleeden zieh met koehuiden, die dikwijls zeer fraai gelooid en zacht zijn. Slavinnen
dragen, bij gebrek aan een geitenvel, een lederen riem om het lijf, waaraan van
voren en van achteren een smal stuk schors of ■ een klein schort hangt. Meisjes
loopen, to t zij huwbaar zijn, geheel naakt rond, terwijl men jongens boven de tien
I ja a r zelden ziet zonder het vel van een geitenbokje, in nabootsing van de kleederen
van volwassenen. Bij feestelijke gelegenheden draagt iedere vrouw van achteren een
in den gordel vastgemaakt bosje van groene bladeren van maïs, suikerriet of bananen.
De lievelingsvrouwen der boofden of medicijnvrouwen (heksen) zijn, evenals de
groote hoofden, gerechtigd een luipaardenhuid, of, bij gemis daarvan, een katte- of
apevel te dragen. Het denkbeeid, dat luipaarden- en leeuwenhuiden op rang en
rijkdom wijzen, schijnt tamelijk algemeen te zijn. Als een vreemdeling zijn twijfel
te kennen geeft omirent den hoogen rang van een hoofd, wijst deze op zijn luipaardenhuid
en zegt: „„Hoe kom ik dan bieraan?” ”
De jongens hebben speien, die overeenkomen met ons knikkeren, kaatsen of balspel.
Op dezelfde wijze als de ouden hun vaten.droegen, om de velden te begieten, brengen
de Wahuma’s de melk aan hun opperhoofden.