zij verzuimen geen gelegenheid’ om z ic h te T WaiDamwezl’s B en geiegenbeid, om zieh te wasschen en te baden. Het^ he ara zri insd deliicjhkt;
en kroes, evenals hij alle Negers.
De vrouw is een weinig kleiner
dan de man en heeft hetzelfde
lijne beenderenstel. Over ’t ge-
heel bezitten de vrouwen sier-
lijke vormen; zij hebben echter
een breed gelaat, doch zeer zel-
den den gebogen neus, die de
mannen kenmerkt. Een inge-
snoerd middel, dat in Europa
voor schoon geldt, vindt men
hier afschuwelijk. De hals moet
lang, de ooren moeten groot zijn
en ver van het hoofd äfstaan,
om schoon genoemd te worden.
Händen en voeten zijn fljn en
welgevormd.
Het teeken van den stam
wordt den Wanjamwezi’s in de
huid getatoueerd. Door middel
van een kleinen bundel naalden
of pennen wordt een streep, op
het voorhoofd aanvangend, tot'
de neusspits aangebracht, en
een of twee lijnen worden lood-
recht hierop over de slapen ge-
teekend. De wonde wordt tegen-
woordig meest met buskruitin-
gewreven, zoodat de gevormde
strepen een donkerbruine kleur
verkrijgen en 2 ä 3 millimeter
breed zijn.
De tanden worden vervormd;
van de beide bovenste midden-
snijtanden worden de binnenste
hoeken afgeslagen, niet afge-
vijld, zooals men veelal verhaalt.
Deze Neger vijlt zijn tanden n ie t;
hij vervormt ze door afsplinteren
met een mes.
W I JZ E y AN GEOÉ T EN.
S Ä B » ae katten, a n tilo p e n o f gelten, welke nauwehjks de schaamdeelen en
zitdeelen des lichaams bedekken. Stoffen van boom-
bast, welke gemakkelijker te verkrijgen ziin, kwa-
men echter m de plaats van .deze huiden. Ook
verstaan zij de kunst, om een grove wollen stof,
„mseketo genoemd, te weven.
J ot \>et yrouwelijk toilet behoört een eigenaardig
ill Je’ a^. door geheel Afrika gedragen wordt. Het
bestaat uit een band, die onder de armen door om
ae borsten gedragen wordt en mede dient, om de
borsten omhoog te houden.
In de laatste 25 jaren heeft de handel van de
oostkust onder al deze volken talriike buiten-
landsche artikelen verbreid; vooral vreemde weefsels
HA A ll TANGEN.
hebben de inlandsche verdrongen en op verre afstanden van de karavanenwegen
worden deze nog gedragen.
De hutten der Wanjamwezi’s werden aanvankelijk in een ronde gedaante gebouwd.
Op een cylinder van 1 1/2 a 21/a meter hoog werd een kegelvormig dak geplaatst en
een deur verleende toegaög tot de ruimte. De dorpen werden niet zelden door
palissaden omringd. In den nieuwen tijd vond de Hamietische tembe, zooals die bij
de Wagogo’s bestaat, meer en meer ingang, hoewel zij niet zoo praktisch is.
Deze wijze van bouwen kunnen wij leeren kennen uit de beschrijving en afbeelding
op pag. 300. Sommige der dorpen gelijken op versterkte plaatsen, zoozeer worden
zij door palissaden, een heg van euphorbia’s, grachten en in enkele gevallen door
muren bastions verdedigd.
De Wanjamwezi’s zijn zeer gesteld op étiquette. Als een opperhoofd een ander
ontvangt, is dit een plechtigheid ; de bewoners van het dorp körnen samen met
hun trommeis en andere ■ muziekinstrumenten en voeren onder wilde muziek, of
liever, levenmakerij, dansen uit. Als zij geweren hebben, : schieten zij gaarne. De
trom is het meest geliefde instrument. Als een reiziger door een landstreek trek t
eh met het opperhoofd in onderhandeling is over de „hongo” of belasting, wordt hij
dikwijls bedreigd, als hij niet voldoende wil betalen, dat het hoofd „de trom niet zal
laten slaan,” d. i. geen vergunning zal verleenen tot den optocht.
Als gewone onderdanen hun opperhoofd ontmoeten, buigen zij en klappen zij
tweemaal in de handen; de vrouwen begroeten hem met eén buiging, die de beste
hofdame niet zou kunnen verbeteren. Indien twee vrouwen, van ongelijken rang
elkander ontmoeten, gaat zij, die den laagsten rang heeft, op een k n ie . liggen en