H O O F D S T U K I I I .
D E B E V O L K I N G V A N A F R I K A .
OVERZICHT.
Wij :'willen, voor wij met de beschrijving der afzonderlijke volken en staten aan-
vangen, een beknopt algemeen overzicht van de bevolking van Afrika geven.
Volgens de vroegere meeningen zou geheel Afrika, met uitzondering van Egypte,
dat men alleen ëënigszins nauwkeuriger kende, door menschen met een zwarte huid-
kleur bewoond zijn, die men Negers noemde: Ook Cuvier vatte bij zijn indeeling de
.volken van Middel- en Zuid-Afrika onder het Aethiopische ras samen. (Aithiops, eig.
een mensch met verbrand of bruin gezicht, van aithein —: verbranden en ops — gezicht).
Naarmate in deze eeuw meer van Afrika bekend werd en talrijke onderzoekers
de bewoners nauwkeuriger beschreven, won de meening veld, dat die eenheid der
echt Afrikaansche bewoners niet zoo zeker is. Tal van volksgroepen vindt men er,
die in uitwendig voorkomen, taal, geloof, zeden, enz. veel versehillen en onmogelijk als
een eenheid beschouwd kunnen worden.
Al spoedig bleek het o.a., dat de Zuid-Afrikaners niet met die van Centraal-
Afrika overeenkomen.
Isidore Geoffroy St. Hilaire (overl.,1861) nam naast het Aethiopische ras eerst een
type van Hottentotten en later nog een van Kaffers aan.
De geleerde ethnograaf Friedrich Müller is op verschiffende gronden, vooral van
taal en haargroei, er toe gekomen, vÿf verschiffende rassen in Afrika aan te nemen : de
Hottentotten in het uiterste zuiden en zuidwesten, de Kaffers verder noordelijk tot
over den aequator, de Negers in den Sudan, de Nuba’s gedeeltelijk tusschen de Negers
en verder in een lijn ten noorden van dezen, en het Middellandsche ras (Kaukasische
ras volgens Blumenbach) in het N. en N.O., en tot den aequator zelfs gaande.
De rassenindeeling der menschheid is echter nog altijd een onbeslist vraagstuk,
waaromtrent veel verschil vari gevoelen bij de vakgeleerden bestaat.
„De physische anthropologie heeft ons, helaas! juist op dat gebied in den steek
gelaten, waar men het meêst er van verwachtte,” zegt Dr. Ehrenreich. „Der
Aufgabe, um derentwillen man sie als Wissenschaft überhaupt'erst ins Leben rief,
war • sie nicht gewachsen und konnte es auch nicht sein. Man erwartete von ihr
nichts weniger als die Lösung der schwierigsten Fragen der Vorgeschichte der
Menschheit, man hoffte die so verschiedenartigen Erscheinungsformen des Menschengeschlechtes
auf wenige zahlenmässig bestimmbare Typen zurückführen, für die
Entstehung und das Durcheinanderwogen, die Mischung der geschichtlichen Völker
handgreifliche Beweise bringen und die geschichtslosen weiter in die Vorzeit zurück
verfolgen zu können, als dies bisher an der Hand der sprachlichen Untersuchung
und des culturgeschichtlichen Befundes möglich war. Nichts von alledem hat sich
verwirklicht, über keine einzige Frage konnte Einigung erzielt werden, so dass kein
Geringerer als Rudolph Virchow erklären musste: „wir sind noch so weit vom Ziele
entfernt als je zuvor.” 1 ).
Waar - deskundigen zieh aldus uiten, blijkt het duidelijk, welke beteekenis men tot nog
toe aan de rassenindeelingen moet hechten. Miiller’s indeeling moest dus vanzelf
wel aan critiek onderworpen en gewijzigd worden.
1) D r, Paul Ehrenreich. Anthropologische Studien über die Urbewohner Brasiliens 1897 pag. 5.