H O O F D S T U K XXX.
DE HAMIETISCH-SEMIETÏSCHE VOLKEN VAN NOORD-AFRIKA.
W ij hebben de Afrikaansche volken tot nog toe nagegaan voor zoover zij ten
zuiden der Sahara woonden. Deze groote woestijn vormt ongeveer de grens der
eigenlijke Afrikaansche volken. Ten zuiden der Sahara hebben wij reeds een gordel
van volken-vermenging leeren kennen in den Sudan ; ten noorden .van deze zone
vangt met overgangen een ander ethnographisch gebied aan.
Wanneer wij de geographische gesteldheid van dit noordelijk gedeelte van Afrika
nagaan, valt het al .spoedig in het oog, dat in verband met de geschiedenis der
Blanke rassen hier andere ethnographische invloeden moesten werkzaam zijn
dan in Afrika ten zuiden der Sahara. De Sahara is voor de volken dwars
door Afrika een breede scheidings-zone, die wel niet onoverkomelijk was, maar toch
meer isoleerend werkte dan de Middellandsche Zee. Daardoor is Noord-Afrika als
gevolg van de geographische gesteldheid in den Aziatischen-Zuid-Europeeschen
cultuurkring gebracht.
De vraag, of Noord-Afrika. aanvankelijk ook door Negers bewoond was, is
herhaaldelijk te berde gebracht. Enkelen nemen dit bepaaldelijk aan. Alph. Bloch
behandelde dit onderwerp ^ (zie Comptes rendus d'e l’association française pour
1 avancement des sciences, 25 sess. a Carthage à Tunis 1897) nog voor kort en kwam
tot het besluit, dat in noordelijk Afrika het zwarte ras eens inheemsch was en goed
van de Berbers was te onderscheiden. De Negers bewoonden, volgens Bloch, geheel
Noord-Afrika, wa,ar men thans Mooren, Berbers en Tuaregs aantreft, en in de Tibbu’s
zouden de overblijfselen van dit oude ras nog het best bewaard zijn gebleven.
Van deze oudste bevolking zijn geen historische bewijzen aanwezig. De aanneming
van deze veronderstelling Staat echter in verband met hetgeen wij vroe^er over de
afkomst der Negers zeiden (zie pag. 13).
De geographische ligging stelde de bewoners van Noord-Afrika bloot aan allerlei
vermengingen met vreemde volken.
In de eerste plaats hebben de ethnographische invlo.eden uit Azië zieh op Noord-
Afrika doen gelden. Oost-Afrika vormt van de landengte van Suez to t over den
zuiderkeerkring een gebied van Aziatisch-Afrikaansehe wederkeerige betrekkingen.
De oostkust van Afrika was door gesteldheid en afstand als voorbestemd, om de
golven der Aziatische volken-beweging naar het westen te breken. De invallen der
Hyksos in Egypte (2100 jaar v. Chr.) vormen de oudste tooneelen u it dit drama; de
stroomen der Ärabieren uit Azië (zie pag. 151, enz.) leeren uit lateren en zelfs uit den
jongsten tijd de feiten uit dezelfde geschiedenis kennen. Een bijzondere geschiedenis
hebben de Semietische nederzettingen op enkele meer begunstigde streken gehad,
zooals in Egypte, Nubië, Abessinië en Zanzibar. Doch daarenboven heeft de voort-
durende en lange aanraking met de Semieten haar invloed op de Noord-Afrikaansche
volken doen gelden. Brugsch vond in den Egyptischen geest een neiging naar het
Semietische, .hetgeen hij toeschreef aan die aanraking.
Twee groote volkengroepen, die lichamelijk niet te onderscheiden zijn en in
geestelijken aanleg en taal groote verwantschap toonen, wonen hier nevens en door
elkander. Het zijn de Hamleten en de Semieten. Deze namen zijn hun door Lepsius
en Müller gegeven naar de zonen van Noach, Ham of Cham en Sem, hoewel men
daaruit nog niet moet besluiten tot een afkomst van dezen. De Hamieten komen in
betrekkelijk weinig streken onvermengd voor en zelfs nog in historischen tijd heeft
men de uitgebreidheid van het zuivere ra s ' zien inkrimpen door vermengingen.
Wanneer men de verbreiding der Hamieten nagaat, schijnt het, dat zij in de oudste
tijden in Noord-Afrika als ’t wäre een scheidsmuur vormden tusschen de Neger-
volken en de Semieten. Hierdoor hebben de Hamieten in het verleden veel invloed
op de aangrenzende Neger-volken uitgeoefend en hebben zij ook Negerbloed in zieh
opgenomen, zoodat op enkele plaatsen de Hamieten moeielijk van de Negers zijn te
onderscheiden. De Hamieten moeten derhalve als de oorspronkelijke bewoners van
Noord-Afrika beschouwd worden, die Negerachtige elementen hebben opgenomen
en van het zuiden naar het noorden overgangstoestanden aanwijzen.
De Hamieten vormen dus de oudste bewoners van Noord-Afrika en voor ons de
eerste historisch bekende volken. Tot de zevende eeuw na Chr. bevolkten zij dit
land met uitzondering van een smalle kuststreek. De lichaamsvorm der volken aan
den rand der Middellandsche Zee scheen edeler en hun huidkleur scheen lichter dan
die der zuidelijker wonende volken, zooals u it de Egyptisehe beeiden valt af te
leiden. De taal was dezelfde, welke nog tegenwoordig in de oase Siwah gesproken
wordt to t aan de hellingen van den westelijken Atlas.
Historisch bekende volkenbewegingen hebben den ethnograhischen toestand van
Noord-Afrika gewijzigd. Van Phoeniciers, Karthagers en Grieken kwam Noord-Afrika
aan de Romeinen. Het Christendom, eerst ingevoerd, werd weder uitgeroeid.
Eindelijk, in de 7® eeuw, trokken de Arabieren Noord-Afrika binnen, en sedert
vindt men .er de heerschappij van den Semietischen invloed.
Oorspronkelijk bestonden hier drie taalgroepen. De oude Egyptisehe taal is ons
bekend uit opsehriften en oude papyrus-rollen, welke men in de graven vindt. In
den oudsten Christelijken tijd is hieruit het Koptisch voortgekomen, thans eveneens
een uitgestorven taal. Ten zuiden van Egypte vond men de Ethiophische taalgroep
of het Kuschietisch; de Berbervolken spraken hun eigen Berbertaal.
De Semieten zijn uit West-Azie afkomstig. Zij kunnen oorspronkelijk onderscheiden
worden in twee groote groepen: de n o o e d e l ijk e . S em ie t e n , waartoe Assyriers,
Babyloniers, Aramaeers, Hebraeers en Phoeniciers behoorden, en de z u id e l i jk e
S em ie t e n , tot welke de verschillende Arabische stammen gerekend moeten worden.
Tegenwoordig is deze onderscheiding niet meer door te voeren, daar de Arabieren
schier alle Semieten, de Joden uitgezonderd, in hun groep opgenomen en gearabiseerd
hebben. Van de Semietische volken hebben voornamelijk de Arabieren Noord-Afrika
overstroomd en zieh met de oorspronkelijke Hamieten vermengd of onder hen
gevestigd. De verwantschap van beide volken maakte dit gemakkelijk. De aanneming
van den Islam, benevens de verbreiding der Arabische taal drukten een Arabischen
N Stempel op dit mengingsvolk, dat wij de Hamieto-Semieten zullen noemen. Zoo is
Noord-Afrika voor groote gedeelten niet minder Arabisch geworden dan Arabie zelf.
De Arabische taal is in Noord-Afrika verbreid over Egypte, Tripolitanie, Tunis,
Algiers en Marokko. Oorspronkelijk was zij een Middel-Arabisch dialekt, dat door
den Islam to t algemeene spreek- en schrijftaal geworden is. In Tunis, Algiers en
Marokko echter breken afgesloten gewesten met Hamietische taal het Arabische
taalgebied af. Arabieren vindt men verder in de middelste en oostelijke streken der
Sahara tot Kanem en Dar-Fur; gearabiseerde Hamieten treft men aan in Nubie en
de aangrenzende gewesten, en Arabische kolonien vindt men in Oost-Afrika. Zooals
wij reeds vroeger opmerkten, kan hierbij echter veelal geen sprake zijn van geboren
Arabieren, hoewel er een Arabische Stempel op vele volken van Noord-Oost-Afrika
is gedrukt door godsdienst, zeden en gewoonten, waardoor zij Arabisch zijn gemaakt.
De Arabieren, den Islam en hun invloed zullen wij behandelen in het tweede deel,
als wij over Arabie spreken.
Tot de volkengroep, die wij thans behandelen, behooren de Berbers, de Sahara-
volken, de Egyptenaren, de Abessiniers, de Nubiers, de Somala’s en de Galla’s.
Wij zullen deze volken afzonderlijk beschrijven en ten slotte op den bestaanden
staatkundigen toestand de aandacht vestigen.