Het is in Europa weinig of niet bekend, dat de Joden in Abessinie zoo grooten
invloed bezaten, en toch zijn zij het, die sedert bijna 3000 jaren het land besturen
en de hoogste betrekkingen in kerk en Staat bekleeden. De krijgshaftige bisschoppen
en abten, de groote dames, en schier zonder uitzondering alle hooggeplaatste militaire
en kerkelijke ambtenaren ran den theocratischen, middeleeuwschen Staat behooren
tot den adel van Aethiopie, en deze behoort volgens veler meening tot het ras der
twaalf stammen van het oude volk Gods, of heeft zieh onder dien Semietischen invloed
ontwikkeld. 1) Ongeveer vierhonderd duizend leden van dezen stam zijn de regeerende
käste over een volk van veertien millioen zielen, bestaande uit Nubiers, Galla’s,
Grieken, Arabieren en andere Semieten, die het gemengd-ras vormen, hetwelk door
de Arabieren minachtend „Abesch” gepoemd wordt. 2)
Hoe zijn die Joodsche elementen in dit land gekomen? Een overlevering, welke
algemeen in Noord-Afrika verspreid is, verhaalt van een koningin, Makeda of Nicanla,
in den bijbel „koningin van Scheba” genpemd. Deze vorstin, die in macht en aanzien
met de grootste koningen gelijk stond, kreeg lust, een bezoek aan koning Salomo te
brengen, van wien zij zoovele wonderen had hooren verteilen. Zij ging naar hem
toe met vele geschenken in het twintigste jaar harer regeering, 2779 jaren „na de
sehepping.” Zij schonk aan Salomo een zoon, die geboren werd op haar terugreis,
en zij noemde hem Menelik, d. i. „een tweede ik.”
De jonge Menelik werd door zijn moeder naar Jeruzalem gezonden, waar Salomo
hem met de meeste zorg in den tempel liet opvoeden, terwijl later zijn ppvoeding
aan het hof des konings voltooid werd. Daama koos Salomo u it de twaalf stammen
twaalf duizend der schoonste, vlugste en clapperste jongelieden, om zijn zoon tot
eerewacht te dienen. Een sanhedrin der geleerdste en vroomste rabbijnen werd
aangewezen, om Menelik te vergezellen en hem behulpzaam te zijn, het bestuur van
Aethiopie in te richten volgens de voorschriften van Mozes. Dientengevolge kwam e r
onder dit oude volk, dat misschien zijn eerste godsdienstbegrippen uit Indie ontvangen
had en bij wie sedert eeuwen de Egyptische priesters de geheimen der theocratische
wijsbegeerte kwamen leeren, een einde aan den symbolischen dienst van zon en sterren,
en werd de openbaring en dienst van den Jahve der Israelieten daar verkondigd en
aangenomen.
De '12,000 Israelieten, welke Menelik medebracht, werden de stamvaders der 40,000
Israelieten, die de.aristocratie vormen van het hedendaagsch Aethiopie, en Menelik
zelf, die zijn moeder- opvolgde, vestigde de Salomonische dynastie der Aties, Keizers
of Negus van Abessinie. '
Die Joodsche kolönie bleef nog lang met de Israelieten in Palestina in betrekking
en werd zeker door de laatsten aangevuld. Men vindt niet alleen een voortdurende
strooming tusschen het oude en nieuwe Israelietische rijk gedurende de oudheid, doch
tevens vermeldt de geschiedenis twee volksverhuizingen op groote schaal van Joden
naar Afrika, nl. na de inneming van Jeruzalem door Nebukadnesar en later in den
tijd van koning Salmanassar. Een derde uittocht naar Afrika had plaats, toen de
legioenen van Vespasianus en Titus Jeruzalem verwoestten; deze laatsten evenwel
smolten niet zoo gemakkelijk als hun voorgangers met het volk van Afrika samen.
In de bergen van Samen vestigden zieh bovenal de Joodsche ballingen van den
laatsten uittocht, en opmerkelijk is het, dat zij^daar geheel vreemd zijn gebleven aan
de beweging, die geheel het Afrikaansch Judea in een Christenstaat veranderd heeft.
De Christen-Negus, die de Galla’s beoorloogden, om hen te doopen, hebben met
zeldzame verdraagzaamheid de Israelieten van Samen nooit gedwongen, zieh tot het
Christendom te bekeeren. Men wees hun woningen aan, vrijsteden, waar zij veilig
waren tegen alle vervolging. Nog heden, na meer dan achttien eeuwen, kan men in
de Aethiopische provincie Samen, in de ghetto’s, door Joden voor Joden opengesteld,
de rechtstreeksche afstammelingen zien van die vluchtelingen na de laatste
1) De meening, dat Israelieten Abessinie zonden gekoloniseerd hebben, is door onderscheidene
deskundigen verdedigd, door anderen bestreden. Rüppell i Reisen in Abyssinien, 1840) vermoedt, dat
onder Alexander den Groote kolonien van Syriers in Abessinie gevestigd zijn geworden, welke h e t
Jodendom en mede de eerste kiemen der beschaving in dat land brachten. Dat Abessinie met h e t
oude Meirom of met Egypte in betrekking zou hebben gestaan, is niet waarschjjnlijk, zegt Waitz.
2) Johan Soudan. Revue des Revues. (Overgen. in Wetensch. Bladen, 1897).
nederlaag; zij zijn de eenige bewoners van het rijk, die vrijgesteld zijn van den
militairen dienst.
Deze lieden dragen nog altijd den naam Fallazia’s, d.i. ballingen. Opmerkelijkerwijze
wijken zij hierin van de Joden af, die elders verstrooid waren, dat zij niet van den
handel leven. Zij hebben het weinig benijdenswaardig voorrecht, de metalen, vooral
het ijzer te bewerken, iets, wat in dit land niet als een eervolle taak beschouwd wordt.
De aanvoer van deze laatste groepen van Joodschen stam v.ersterkten de opper-
heerschappij der Joden over de vele rassen, die het land bewoonden, zoodat bij het
begin van onze jaartelling in Aethiopie een Afrikaansch Judea gevestigd was, een
mächtig rijk met Hebreeuwsehen godsdienst en Hebreeuwsche zeden en instellingen,
sterk tegen alle aanvallen, tevens uitblinkend door hooger beschaving boven al zijn
naburen, en bestuurd door een theocratische aristocratie, aan wier hoofd de Negus
troont als koning en hoogepriester. En dit alles, toen het moederland, het Judea van
den Bijbel, onder het juk der Romeinen zuchtte.
In dit land verbreidde zieh onder de Joden volgens de overleveringen reeds in de
eerste eeuw het Christendom, dat ook door den Negus werd aangenomen. Zonder
veel moeite entte zieh op den Hebreeuwsehen ritus de eenvoudige ritus der patriarchale
Oostersche k e rk ; de oude zeden en gewoonten werden geeerbiedigd en men behield
van de wet van Mozes alles, wat niet uitdrukkelijk door de leer van Christus te niet
gedaan was.
Aldus zijn de Abessiniers in historisch, ethnographisch en godsdienstig opzicht Joden,
die zonder schokken zijn overgegaan van Mozes tot Jezus, door hen erkend als den
Messias, dien zij .verwachtten. Later bereikte de invloed van Alexandria en daarna