En toch • hoewel hij als een wesp of een adder vervolgd wordt en evenals
deze schepselen, indien hij getergd wordt, van zijn vergiftige wapenen gebruik kan
maken fr? blijkt het, dat bij dankbaar kan zijn en welwillend tegenover hen, die hem
goed behandelen. Wraakzuchtig is hij, als hij zieh beleedigd acht, en dan koelt hij
op hen, die zijn gramschap
hebben gaande gemaakt, die
4 ' wraak op de meest wreede
wijze. Dat hij echter voor
hetere menschelijke gevoelens
toegankelijk is, blijkt duidelijk
u it bovenvermelde verhalen,
en wij moeten den schrijver,
die een onbetwijfelbaar gezag
heeft, dankhaar zijn, dat hij
den Bosjesman heter geschil-
pijlpunien. derd heeft dan men meende,:
dat hij verdiende..
De vorm der pijlen, het ontbreken
van vederen en de zwakheid van den hoog geven genoegzaam te kennen,
dat zij niet gesehikt zijn, om er op een grooten afstand mede te schieten. De
Bosjesman is inderdaad een siecht schütter; hij schiet dan ook niet licht op een
voorwerp, hetwelk meer dan 7 of 8 meter verwijderd is, althans indien hij er zoo
dicht hij kan sluipen.
De pijlkoker, die door alle pijl en boog gebruikende natien noodzakelijk geoor-
deelcl wordt, is nu eens van hout en dan weder van leder. De pijlkoker op bladz.
45 is van de laatste grondstof vervaardigd. Hij is zeer sterk en een uitstekend
staaltje van hetgeen de Bosjesman als werkman vermag. De huid, waarvan hij is
gemaakt, is die van een groot dier, een rund of een eland, maar daar het haar er
met zorg van verwijderd 'is, kan men moeielijk meer nagaän, aan welk dier zij
behoord heeft.
De houten pijlkokers worden hijna zonder uitzondering gemaakt van een soort
van aloe [Aloe dichotoma), die daarom van de Hollandsche kolonisten den naam
heeft ontvangen van „kokerboom” . Somtijds maakt men ze echter ook van een
boom, die aan de oevers der rivieren groeit en in zijn voorkomen veel gelijkt op
den Europeeschen wilg.
De Bosjesman heeft, als hij op reis gaat, een zeer praktische wijze, om zijn
wapenen te dragen; hij bindt namelijk zijn pijlkoker, boog en knods-kerry bijeen
en slingert ze op zijn rüg. Is hij evenwel volkomen goed uitgerust, dan heeft hij
een lederen foedraal, waarin hij zijn wapenen bergt. Somwijlen is dit slechts een
eenvoudige lederen zak, maar in zijn meest volmaakten vorm is het samengesteld
u it een geheele antilope-huid, waarvan dan het lichaam den zak vormt en de pooten
als riemen dienen, om dezen mede op den rüg te bevestigen.
De boog is zeer klein en eenvoudig, want een Bosjesman geeft-er weinig om of
hij sterk is, daar hij zelden schiet op voorwerpen, die verder dan eenige meters van
hem verwijderd zijn. Meestal wordt hij vervaardigd van een soort van Tarchonan-
thus. De Bosjesman is echter op de houtsoort niet zeer keurig, als het hout maar
veerkrachtig genoeg is. Eveneens is de groqtte van den boog hem tamelijk onver-
schillig; zelden is die langer dan l J i meter en dikwijls korter. Zoo geeft hij ook
weinig om den vorm, die dikwerf zeer onregelmatig is, daar het dikste gedeelte van
het hout niet steeds in het midden gehouden wordt. Elke kleine jongen maakt met
een stok en een koord een hoog, die even goed is als de bogen der Bosjesmannen.
De boog wordt, wanneer hij gebruikt wordt, niet rechtop gehopden, zooals dit bij
den gewonen langen boog geschiedt, maar dwars, als een kruisboog, waardoor ten
deele verklaard wordt, dat zij er siecht mede kunnen mikken. De Bosjesman draagt
ook gewoonlijk een assagaai, ofschoon hij die zelf niet maakt, daar hij met de kunst
van smeden ten eenenmale onbekend is. Zelfs de kleine, driehoekige pijl-punten
worden vervaardigd met groote moeite; het ijzer wordt namelijk koud op een
steen gelegd en zoo lang met een anderen steen gehamerd, tot het eindelijk
plat is geworden. Van het week maken van ijzer door het vuur weet een Bosjesman
niets en evenmin bezit hij een van de ruwe werktuigen, die dienen, om het ijzer
zoozeer te verhitten, dat het zacht wordt.
De assagaai is gewoonlijk het werk van Bechuana’s en wordt van dezen door de
Bosjesmannen gekocht. Nu en dan ziet men in de hand van een Bosjesman een
Kafferschen assagaai en in dat geval is deze gewoonlijk een gedeelte van den oorlogs-
buit; zijn vorige eigenaar is dan gemeenlijk. met een vergiftigden pijl gedood. Op
dezelfde wijze heeft de Bosjesman ook het mes gekregen, hetwelk in den regel aan
zijn hals hangt; het is hijna altijd.vervaardigd. door Bechuana’s.
Een Bosjesman maakt; met zijn eigene handen niets, wat hij niet volstrekt noodig
heeft. De assagaai en het mes. zijn meer artikelen van weelde dan wel noodzakelijke
.voorwerpen — hij verkrijgt ze dan ook van vreemdelingen. De boog en vergiftigde
pijl evenwel zijn voor hem volkomen onmisbaar, om zijn vijanden te bevechten en
de grootere dieren. te dooden.; dit is ook het geval met de knods-kerry, waarmede
hij kleinere dieren en vogels vangt. Hij slaat er ook zijn vrouw mede en houdt
het er wellicht voor, dat. hij ze hiervoor niet missen kan. Deze voorwerpen kan
daarom iedere Bosjesman voor zichzelf vervaardigen en hij vindt dan ook, dat hij
er volkomen goed mede voor de jacht of den oorlog is uitgerust.
* * *
De uitspanningen der Bosjesmannen komen veel overeen met die der Hottentotten;
zij kunnen over het algemeen in twee woorden begrepen worden: zingen en dansen.
Deze woorden moet men dan echter bezigen in een Zuid-Afrikaansche, niet in de
gewone Europeesehe beteekenis.
Rooken zou men wellicht ook onder het getal hunner uitspanningen kunnen opnemen.
Hoe een Bosjesman rookt na een maaltijd, hebben wij reeds vermeld: Er zijn echter
tijden, waarop hij niet slechts enkele trekken doet, om zijn maaltijd te besluiten,
maar bepaald gaat zitten, om een rook-feest te genieten. Hij neemt dan den rook
in zulk een hoeveelheid tot zieh, terwijl hij hem doorslikt, in plaats van hem
weder weg te blazen, dat hij hevige hoestbuien krijgt, ongevoelig wordt en in stuip-
trekkingen op den grond valt. Zijn metgezellen trachten hem dan bij te brengen
en doen dit op een nogal zonderlinge wijze.
Evenals dit bij rookpartijen der wilden gewoonlijk het geval is, wordt een voor-
raad versch water met eenige rietjes bij de hand gehouden, waardoor de rookers
gelegenheid hebben, den rook en het water te ontlasten op een manier, die niemand
dan zij op zulk een wijze kunnen volvoeren. Als een hunner metgezellen in
stuiptrekkingen neervalt, vullen de anderen hun mond met water en spuiten dit
door het riet in zijn n e k ; zij blazen hierhij u it al hun macht, om den schok zoo
sterk mogelijk te maken. Deze vrij ruwe hehandeling is krachtig 'genoeg en wanneer
de patient geheel is hijgekomen, is hij bereidy om op zijn beurt denzelfden dienst
aan zijn kameraden te hewijzen.
De Bosjesvrouwen zijn hartstochtelijke danseressen. Niet zelden geven zij er zieh met
zoo veel hartstocht aan over, dat een naderend gevaar niet eerder bemerkt wordt,
voor de slachtoffers gevallen zijn.
De dans der Bosjesmannen is zeer eigenaardig en het schijnt nogal vreemd, dat
hij aan de dansers of aan de toeschouwers eenig genoegen kan verschaffen. »Een
voet,” zegt Burchell, »blijft onbewegelijk staan, terwijl de andere zieh op een
schielijke, wilde en onregelmatige wijze beweegt; hij verändert slechts zeer weinig
van plaats, maar de knie en het been worden zooveel heen en weer bewogen, als in
deze houding slechts mogelijk is. De beweging der armen is zeer gering; zij moeten
alleen het lichaam ondersteunen.
»De danser zingt, terwijl hij danst, steeds voort en houdt met elke beweging de
maat, terwijl hij somtijds met plotselinge trekkingen zijn lichaam in allerlei bochten
wringt, totdat hij eindelijk, alsof hij van vermoeienis is uitgeput, op den grond
valt, om tot adern te komen; hij gaat echter steeds voort met doorzingen en met de
bewegingen van zijn lichaam de maat te houden, waarin hij door de stem en de
begeleiding der. toeschouwers ondersteund wordt. Eenige oogenblikken later springt
hij evenwel reeds weder overeind en g a a t. met vernieuwde kracht voort.
AFRIKA. . 4