408 TEDA’S. LICHAAMSUITERLIJK.
de levenswijze, welke zij gedwongen zijn te voeren. De droge woestijn en de
versterbende berglucht met haar sterke verdarnping en snelle stofwisseling, de
rusteloosheid, waarmede de Teda’s steeds de woeste streken van hun vaderland door-
trekken, door den strijd om het bestaan gedreven, en waarbij zij steeds schaars van
voedsel zijn voorzien, dit alles moest wel genoemden invloed op hun uiterlijk hebhen.
De Teda s zijn onvermoeide loopers; zij hebben een weerstandsvermogen tegen
vermoeienis, honger en dorst, dat onovertroifen is. Tot 10 ä 12 uren aaneen marcheert
de Teda naast den snelloopenden kameel met gemak voort.
t u a r e g ’s e n t ib b t j ’s .
De huidkleur der Teda’s is meest geelachtig, hoewel er enkelen onder hen voorkomen
met een meer zwarte huidkleur. Het haar is iets minder kort en viltachtig dan dat
der Negers; het is glansloos en komt geenszins overeen met dat der Middellandsche
Zee-volken. Het gezonde klimaat, de afgesloten ligging des lands en hun matige
levenswijze is oorzaak, dat er weinig ziekten onder hen heerschen.
In verstandelijken aanleg staan de Teda’s bij andere stammen niet achter; de
bescheiden kring, waarin zij werkten, en de nood, die hen tot arbeid en zorg dwong,
voltooiden hun ontwikkeling beter dan de overvloed. Doch diezelfde invloeden hebben
STANDSVERSCHILLEN. SMEDEN. RELIGIE. HU WELI.TK.
hun gevoelsleven geheel onderdrukt; in de keus der middelen, om hun doel te
bereiken, zijn zij gewetenloos. Egoïsme en hebzucht beheerschen hun leven geheel,
en diarbij wordt elk hooger gevoel op den achtergrond gedrongen. Ieder leeft voor
zichzelf, en elke gedachte aan stamgenooten, aan volksbelang is hun vreemd. Van
een gelukkig samenleven als een gemeenschap weten zij weinig.
De Teda’s worden verdeeld in edelen, „maina” en het volk. Aan het hoofd staan
vorsten, ..dardaï” (meerv. „dardeä”), die de vergadering der edelen presideeren,
doch wier macht zeer beperkt is. Het geringe völk heeft geen rechten en geen
plichten. Belastingen behoeft het niet op te brengen, maar toch is zijn lot geenszins
gelukkig te noemen. Waar de landbouw door de gesteldheid .der streek niet een
weinig bloeit, is het aan de genade of ongenade der edelen overgegeven, en dezen
zijn even talrijk als hebzuchtig.
Uit het volk is een klasse afgescheiden, die bij vele volken van Centraal-Afrika
een afzonderlijken socialen rang inneemt; dit is de klasse of het gilde der smeden.
Aan de smeden schrijft men nog de kennis van geheime krachten to e ; zij zouden
tooverdranken kunnen bereiden en booze kunsten verrichten. Daardoor staat de
smid er buiten de burgerlijke maatschappij ; iemand ten onrechte voor „smid”
uitschelden is een beleediging, welke alleen door -bloed kan gewroken worden.
Niemand geeft zijn dochter aan een smid tot vrouw ; niemand laat zijn zoon dat
handwerk leeren; niemand sluit vriendschapsbetrekkingen met dien paria. Daardoor
erft het handwerk over van vader op zoon en blijft het smidsambacht in bepaalde
Familien bestaan, welker leden onder elkander huwen 1).
De Teda’s zijn Mohammedanen ; toch schijnt dé Islam pas in lateren tijd bij hen
te zijn ingevoerd. Deze leer heeft er evenwel diep wortel geschoten. Als de Arabieren
zeggen: »Wat weten die honden van God en de profeten,” is dit een onjuiste
kritiek, die zij alleen uitspreken, om voor het onrecbt, dat zij zelf plegen, door de
Teda’s te vervolgen, eenige verschooning te vinden. Toch is het geloof der Teda’s
met veel bijgeloof vetmengd. Zij gelooven aan den bovennatuurlijken invloed van
Koranspreuken, door bekwame en vrome hand geschreven; zij bewaren deze in
kleine lederen foudralen aan de muts, den bövenarm, den hals en zelfs aan den hals
of de pooten der kameelen. Deze amuletten beschermen hen tegen zieklen en
het booze oog.
Van de vrijheid, om polygamie te drijven, welke de Koran hun toestaat, maken
zij geen of slechts een zeer matig gebruik. Twee vrouwen op dezelfde plaats
hebben zij niet; ook verstooting van een vrouw komt zelden voor. Op zijn meest
hebben zij naast de huwelijksvrouw nog een vrouw in Fezzan, of daar, waar zij
van tijd tot tijd komen. Aan de huwelijken gaan verlovingen vooraf, die reeds zeer
verbindend zijn. Het huwelijk wordt op Arabische wijze voltrokken; de bruid wordt
daarbij rondgevoerd op een rijk versierden kameel, omringd door vrouwen en
meisjes, die zingen en de gewone „zalrhuta” laten klinken. De huwelijken zijn over
’t geheel met rijk aan kinderen, misschien een gevolg van het klimaat, doch tevens
van de lange afwezigheid der mannen.
In kleeding en bewapening sluiten de Teda’s zieh aan bij de bewoners van den
Sudan; de werpmessen, daar beschreven, (zie pag. 392) vindt men ook hier. De
wapenen worden hoog op prijs gesteld; geen Teda of Tuareg gaat zonder wapen
buiten zyn dorp. Zelfs de vrouwen dragen een dolk onder hun gewaad.
Nergens is de onveiligheid zoo groot als in de woestijn. Onze landgenoote Freule
Tinne, die onder de Tuareg’s reisde en op de gesloten verdragen vertrouwde werd
m hun land vermoord uit zuivere roofzucht. Een menschenleven heeft bij’ dezen
stam geen groote waarde. Daarom is het dragen der wapenen noodzakelijk.
De Teda’s naderen de gewoonte der Tuareg’s, om het hoofd te bedekken en het
gelaat te sluieren. Ook de vrouwen der Teda’s kunnen. niet altijd het blauw
katoenen hemd bekomen, dat de vrouwen in Fezzan dragen en hetwelk tot de knie
reikt; zij moeten zieh dan met geiten- en schapenveilen behelpen. Verder dragen zij
S v Nedfei;la?~ Î e? T d ?p Tel® Plaatsen v00r weinige jaren nog het geloof, dat enkele familiën
to t „heksen-famihen behoorden ; dezen werden ook geschuwd en hnwden veelal onder elkander of
■werden in t de hoogte aangezien. - - OI