fio o k t, heeft een zeer aangename reuk.
Men bedient ’er zich van , om de geeffen
weder op te wekken , om den kwaden adem
te verbeteren, en_om verfcheide foorten van
gerechten, reuk'en fmaak te geven : men
maakt ’ er mede een Conferf van , ’t geen een
aangename fmaak heeft. De vruchten geven
twee foorten van zelfffandigheden;
men trekt ’er door de overhaling een we-
zentlyke Olie u i t , waar van den renk over-
eenkomften met die van de Kruidnagelen ,
Genever en Kaneel heeft: door de-afkoking
bekoomt men ’er een foort van vet van , ’ t
geen een doordringende reuk , en een kleur
en een zelfHandigheit, als fineer h e e ft, en
waar van men brooden, even als van de
Spaanfche Zeep, maakt. De Hollandfche
Oofl-Indifche Maatfchappy , brengt dezelve
onder de naam van Kaneel-JVafcb , over;
om dat de Koning van Kandy , .’ er kaarden
en fakkels van te zamen laat Hellen, die een
aangename reuk van zich geven, en die men
to t gebruik van'het H o f , bewaart. Deze
Wafch dient de Indianen, tot een uit- en inwendig
geneesmiddel, ’ t z y in de kneuzingen
, o f in de zenuwverfterkende Balfems.
Eenige Reizigers willen, dat men ’er thans
een uitmuntende Pommade van bereid , die
welriekende is , en dient om het vel te ver-
zagten en te zuiveren , en om de puiflen,
de kloven, de winter, enz, te genezen,
In de oude Hammen der Kaneelboomen,
heeft men harflachtige kwaHen, die de reuk
van goed Roozenhout hebben. Onze Schryn-
werkt rs konnen het met nut tot zekere werken
gebruiken.
Een weinig Kaneel onder een geneesmiddel
gemengt zynde , verbetert ’ er de kwade
fmaak 'van , en verhindert de fnydingen en
krimpingen.
'Bladz. 545. ijle kol. reg. 30. De plaats
die op het Eiland Ceylon, de naam van het
Kaneelveld draagt, Hrekt zich van Negom-
bo , tot Punto Gale , uit. De Hollanders
zyn zeer zorgvuldig, om van tyd tot tyd ,
de Kaneelboomen te doen uitroeijen , die
zonder aankweeking groeijen , o f die elders
d'an op zekere plaatzen van dit Eiland aangekweekt
worden. Men rekent dat zy ten
naaflen by zoo veel Kaneel in A f ia , als
in Europa, verkopen. Men gebruikt een
groote Hoeveelheit van dezen fchors , in
Amerika, en byzonder in Peru, tot de Chocolaat
, die de Spanjaarden niet ontbeeren
konnen.
W i t t e K a n e e l . QByvoegzel). De
fchors die men Kaneel van IVinier noemt,
is een fchors die pypswys gero lt, afchver-
wig , een weinig fponsachtig , met- barHen
bedekt, inwendig valt, dictit, en rósachtig
i s , hy heefteen fpeceryachtige Peper fmaak,
en een.doordringende reuk. Vermits hy zeer
zeldzaam in Europa is , zo.o gebruikt men
altoos de Witte Kaneel in zyne plaats.
De IVitte Kaneel, dient de Be>voonders
van Jamaika, om de opfioofzefs te berei-
den , in plaats van Peper en Kruidnagelen:
haar gebruik is fchadelyk voor Lieden Van
een galachtig en verhit geitel. Men konfyt
dit foort van Kaneel wanneer zy nog groen
is ; alsdan gebruikt men haar met veel nut
tegefis de fcneürbuik.
K r u i d n a g e l K a n e e l . (Byvoegz.)
Barrere ze ch t, in zyne Befchryving van de
Franfche Bezittingen onder de Middag-lyn,
dat den Boom die deze fchors voortbrengt,
een groote Heefler is , die op het vaHeLand
omtrent de Rivier de Ourapeu groeit: Mir-
tbus arborea Caryophylli aromatlci-odora ; en
dat hy huizen der Wilden gezien h e e ft, die
geheel van zyn hout zamengeffelt waren ,
’ t geen fpeceryachtig is. Dit is de Caninga
van eenige Schryvers. »
K A N E E L - A P P E L B O O M , Gua-
nabanus friiBu aureo & molliter aculeato.
Plï ïm £5? ê arr. Men weet niet recht,
waarpm men dezen boom dus genoemt heefr,
’t geen een foort van Cachimentièr is: zie
dit w'oord. Hy heeft iri geen opzichten de
fmaak, noch heeft geen overeenkomfien met
den Kaneelboom van Ceilon. Zyn Ham is
veel dunder als'die van den kleinen Corofol,
’ t geen een boom van het zelfde gellachc
i s , en waar van wy op het woord O s s e n -
h a r t , melding gemaakt hebben: zyne bladeren
verfchillen ’er weinig v an, en zynen
fpeceryachtigen fmaak , heeft ’er zeer veel
overeenkomffen mede. Zyne gedroogde bla-
dere, in de ratafia afgetrokken zynde, geven
een aangename drank. Zyne kleine vrucht
gelykt naar een kleine Pynappel, Dit is dezelfde
die men Ata in Siam, en op de Kufi
van Coromandel noemt.
K A N O N K O G E L , Pekia friiBu maxi-
mo glohlofo, Barr. , D e Heer de Prefontaine
ze ch t, dat de groote en bolronde gedaante
van de, vrucht van dezen boom, hem door
de
de Creolen ', de naam van Kanonkogel 'heeft
doen geven, De fchel van deze vrucht is
dik, hart,, geelachtig, en met graauw gevlakt
: haar vleefch bevat verfcheide noten,
welke tegen« elkanderen geraas maken, wanneer
men' de vrucht fchud als zy droog is.
De Wilden beminnen deze vrucht; maar de
blanken maken ’er alleen gebruik in de borff-
kwalen van. De bladeren van dezen boom
zyn glad: derzelver voornaamfle zenuuw
Hrekt zich tot aan .het uiteinde u it, en de
andere Haan vry verre van elkanderen , en
zyn fchuins geplaatfi,
. Pifon zecht, dat ’er een ander foort is ,
’ f geen de Portugezen 'Setim noemen , en
waar van het hout nooit verrot, en het gene
zeer gefchikt zyn zo u , om kanoes zamen
te Hellen. Zie de afbeelding van dezen boom
en zyne vrucht in het Aanbangzel van Marck-
grave, bladz. 293.
K A O L IN . ( Verbet.) Door de ontledi—
ging die wy van de. Chineefche, en. vooral
van de Duicfche Kaolin gedaan1 hebben, hebben
wy ontdekt, dat het meelachtige gedeelte
,. zomtyds,kalkachtig, is. (D e Heer
Guettard heeft waargenomen, dat het kleiaardachtig
is , en. dit is wezentlyk het ge-
meenfle fo o r t ,. ’q geen over de aarde ver-
.lpreid is,) De gliniterende deeltjes zyn Mica,
en de zandachtige deeltjes, zyn kleine
kriHallen van Quartz,
K A P O E N , Gallus eviratus. Dit is een
jonge Haan. die. gefneden is. Zie H a a n ,
K A K A T A S . ( Byvoegz. ) Op Cayen-
ne geeft men de naam van Lemct.-Hout aan
een foort van Kar at as, waar van het merg
de Negers tot zwam dient. De Heer de.
Prefontaine ze ch t, dat de bladeren van het:
Lemet-Hout, op affche warm gemaakt, en
op de deelen gelecht, die door verkoudheit
aangetaft zyn, veel verlicbtenis verfchaffen.
Z y zyn mede een byzonder heelmiddel voor
de wonden. De vruchten van deze Plant,.
worden Aard-Citroenen genoemt: men geeft
haar dezen naam, om d.at zy de rinfie fmaak
der Citroenen hebben, en men in de aarde,
moet. delven om haar te, vinden..
K A R S S E B O O M i (Byvoegz;) Os la-
ge Karjfeboom der Alpen , is de Frole der
Bourgondiërs, de Chama:-ceraftis der Schry--
vers,, de Kamperfoelie, met e,en: rechte. Heel
der Engelfchen, en de Lonicera van den
Heer Linnceus: men onderfcheid mede lage
Kerjfeboomen met blaauwe en zwarte vruchten.
De Chaime - Cerafus is geen eigentlykê
gezegde. Karfleboom.
Men vind mede op de Antillïfche Eilanden,
de gameêne Karfleboom, en een ander
foort, ’t geen de Inwoóndérs van Cayenne
Gevoorde Karjfeboom noemen; dit is de Mal-
pbigia fruBu cerajino fulcato Barr. De
Karflen die hy voortbrengt, hebben een Ipê-
ceryachtigen fmaak: zy zyn veel grooter als
de onze , en zouden veel beter worden,
zoo z y zorgvuldig aangekweekt wierden.
K A R W E I , f Byvoegz, ~) Men trekt
door de overhaling een wezentlyke Olie uit
het zaad van de' Karwei, die fcherp en zeer-
dóórdringende is ; in brandewyn ontbonden,,
en in het oor ingefpoten zynde, is hy een
uitmuntent middel voor de doofheit.
K A S S I E . (Byvoegz.^) Bla d z .-fö i. 21le
kol. reg. 20. Het is zeer waarfchynelyk dat
de boom die de Houtaebtige KaJJïe voortbrengt,
tot het zelfde foort behoort, als die
gene, waar van men de CeUonfchè Kaneel
bekoomt; maar dat dit een wilde , o f verplante
en ontaarde Kaneelboom is. Zou her
zelfs de fchors der oude Kaneelboomen niet:
zyn?.
K A S T A N J E B O O M . ^Byvoegz.y
Deze boom h e e ft, door zyne geHalte en
nuttigheit, verdient om in het getal van diegene
geplaatR te worden ,. die den eerfletv
rang onder de hoornen der 'boflehen beklee-
den, en men is in ’t algemeen overeengekomen
dat hy alleen voor den Eikenboom ,,
zw-igten moer.
Zyn Ham is gewonelyk zeer recht, zeer
lang tot aan de takken, e'n zeer wel ge—
vormt. Wanneer men de Kaflanjeboom w il
aankweken, om ’ er betere vruchten van te-
hebben, zoo moet men-hem fluitswys o f '
met het fchild griffelen ; men geeft hem
alsdan de naam van Maroniet-: men kam
hem mede door ingelegde takken vermeerderen:
Het hout van den Kaffanjeboom is wit;,
en middelmatig hard ; het knapt in het
vuur, en geeft weinig warmte van zich;;
deszelfs kooien- gaan fchielyk uit.
Het is niet. zeldzaam ,, dat men Kaftanje-
boomeu van een verbazende.dikte ziet: Kirclxee