fte wy ze ; o f met de noten der Kornoeljes
te planten. Schoon dezen boom geen aankweking
vordert, zoo is het echter niet
minder zeker, dat hy veel weliger voort-
koomt wanneer men .hem aankweekt, en
dat zyne vruchten hier door grobter, kleurig
e r , minder zamentrekkende, en fmakelyker
worden.
Zie hier de verfchil lende foorten van
Kornoeljeboomen die men tegenswoordig
kent, ten x ite , de Wilde Kornoeljeboom; dit
is de gene die w y befchreven hebben, ten
2de', de Tamme Kornoeljeboom ; dit is het
zelfde foort door de aankweking verbetert,
ten 3de, die gene die geele vruchten heeft;
deze is zeer zeldzaam , ten 4de , die gene
die witte vruchten heeft; deze is noch zeldzamer,
zyne vruchten zyn vroeger ryp , en
veel zoeter, maar te gelyk mede kleinder,
ten 5de, de Levantfcbe Kornoeljeboom : de
vruchten van deze komen zeldzaam tot vol-
maaktheit, en zyn kegelvormig, ten 6de, die
gene die vruchtetreven als den Citroenboom
voortbrengt, ten 7de , de Virginiaanfcbe
Kornoeljeboom met gevlakte bladeren , ten
Site , dezelve met groote roode vruchten ,
ten ode, dezelve met groote bloemen; deze
is met hoger dan zeven o f acht voeten, en
is zeer gemeen in de boomkwekeryen om
Londen, alwaar h y onder de naam van Vir-
giniaanfcbe Dogwood bekent is. De Heer
JVWler zecht, dat hy hem noch geen vruchten
in Engeland heeft zien voortbrengen.
Zyne bloemen hebben zes weken nodig, om
te bntluiken en tot volmaaktheit te komen:
na deze tyd , zecht Catesby, volgen ’er. beziën
op , die in troffen by elkanderen ge-
fchikt z y n , zy zyn rood , eirond , bitter ,
en blyven op den boom, en maken in den
Winter een zoo bevallige vertoning, als
de bloemen in de Lente gedaan hebben, De
bloemen der Kornoeljeboomen zyn zomtyds
roodachtig, en hunne vruchten komen laat
tot rypheit. Eenige fporten moeten in de
Oranjehuizen befloten worden, om den Winter
over te brengen.
De Bloedkleurige Kornoeljeboom is een Hee-
fter die zeer gemeen in de boffchen , heggen
enz. is. De fchors van zyne jonge takken
heeft een levendige en donkere roode
kleur. Zyne bloemen komen by wyze van
zonnefchermen voort: en zynfe beziën zyn
zwart en olieach’tig. Deze Heefter vermeerdert
flerker dan men verlangt. Men heeft
mede bloedkiewige- Kornoeljeboomen met gefchakeerde
bladeren , met witte vruchten ,
met witte bladeren, en met bladeren even
als den Lauwries,
K O R S T G E W A S S E N , zie K or
a a l g e w a s s e n .
K O U D E . Deze gewaarwording, die
het tegengeftelde van de warmte is , is haren
oorlprong aan geheel natuurlyke oorzaken
verfchuldigt, aan werkende middelen
die de konit der menfchen niet voortgebracht
heeft, maar die enkelvoudig aan de
algemeene Wetten van het G.eheelal gehoorzamen.
Van dezen aart is de koude die
zich des Winters in onze Gewelten doet
gevoelen. Van dezen aart is die gene, die
de Inwoonders der Ilevrozen Luchtilfeeken
gedurende het grootile gedeelte van het jaar
gewaar worden. Het grootile gedeelte der
menfchen we e t, dat een menigte Landen ,
door hunne gefteltheit en den aart van hunnen
grond , veel kouder zyn als met de
breedte van hunne legging, fchynt overeen
te Hemmen. In ’ t algemeen, hoe meer ver-
hevenheit de grond van een Land heeft, en
hoe meer het in het midden van een grootte
Landltreek lecht, hoe aanmerkélyker de
koude is , die men .’er in gewaar word.
Moskou is om deze reden veel kouder als
Edenburg. Het is een volftandige zaak in
alle Landen der Wereld, dat de koude vermeerdert,
naar mate dat men zich van het
oppervlak van dè Aarde verwydert: dit is
de oorzaak dat in Peru, in het middelpunt
van de verbrande Luchtftreek zélfs, de toppen
van zekere bergen met fneeuw en ys
bedekt z yn , welke de hitte der Zon nooit
doet fmelten. Het fchynt dat Siberiën, zoo
men volgens de Rivieren oordeelt, die ’er
hunnen oorfprong in nemen , mögelyk het
verhevenfte Land des Werelds is. Maar
hoe groot is de koude mede niet, die men
’ er in gewaar word?
De winden hebben een zeer merkbaren
invloed op de veranderingen der jaargety-
den, zy brengen dikwyls met zich de lucht
van zekere Landilreken welke kouder als
de onze z yn , ’ t géén onzen dampkring verkoelt.
Dus is de koude veel algemcender
o f veel byzonderer, naar mate dat de Noor-
dewind die haar aan voert, over een groo-
tere o f geringere uitgéftrektheit van dit Land
heerfcht; zy is des te aanmertölyker, naar
mate dat de Landilreken uit welke dezen
Noor-
Noordenwind koomt, nader by de Pool
leggen, o f behalvcn dit, kouder door eenige
plaatzelyke oorzaken zyn. De Noorde-
wind brengt in. weinig tyd de lucht, o f koude
van de Npordelyke Landen tot ons over.
Men vind door een zeer gemakkelyke berekening,
dat een diergelyke gematigde wind
die vier uuren in een uur doorloopt , de
lucht die omtrent de Pool heerfcht, in minder
dan e lf dagen te Parys overbrengt. Deze
lucht word in deze Hoofdllad in zeven
dagen overgebracht, door een geweldige
■ wind, die in een uur zes uuren aflecht.
Een Noord-Noord-Oolten wind koomt in
minder tyd uit Noorwegen' o f Lapland.
Hoe het ook zyn mag, men weet zek er,
dat een wind niet koud is , dan om dat hy
zyne richting van boven naar beneden neemt:
de winden, die over de toppen der bergen
gaan, verkoelen de naburige vlaktensdn welke
zy zich .doen gevoelen, tot een aanmer-
kelyke trap, vooral wanneer deze bergen
met fneeuw bedekt zyn,
Zedert dat men het zamenllel der Thermometers
verbetert heeft, zoo heeft men
met veel naauwkeurigheit zekere onmatige
kouden , op verfcheide plaatzen der aarde
waargenomen. De volgende tafel zal eenige
der voornaamlte uitkomften van deze ver-
fchillende waarnemingen doen kennen; zy
is uit een andere eenigzints meer uitgebrei-
de tafel getrokken , die door de fleer de
r ljle , aan het einde van een onderzoekenswaardige
Memorie geplaatft is , over de geweldige
koude in Siberiën. Deze Memorie
is gedrukt in de Verzameling van die van
de Akademie der Wetenjcbappen van Parys,
voor bet jaag 1744,
Tafel van de grootfie graden van koude die
tot beden op verfcheide plaatzen der
Aarde waargenomen zy».
Graden beneden het punt van V o r fl, volgens
de verdéelingen van de Reatmklr.
T e Altrakan , in het jaar 1746 . . 24!
T e Petersbug, in het Jaar 1749 . . 30
T e Quebec, in het Jaar 1743 . , . 33
T e Torneao, in het Jaar 1737 . . . 37
T e Tomskoi in Siberiën, in het Jaar
1735 531-
T e Kirenpa in Siberiën , in het laar
1738................................... 63?
T e Jenifeiskoi in Sibérien, in het Jaar
1735 ................. .... 70
Wanneer men deze tafel maar alleen raadpleegt,
zoo, zal men wel ras ten vollen overtuigt
zyn , dat een koude die gelykvormig
aan die gene i s , die zich te Parys in het
jaar 1709 (jonzen geltrenglten Winter) deed
gevoelen, en die door den 15! graad beneden
het punt van Vorlt uitgedrukt word ,
in veele opzichten een zeer middelmatige
koude is. De graad van koude die men in
het vierde artikel van deze tafel aangewezen
z ie t, was die in het jaar 1737 de Fran-
fche Akademiften ondergingen, welke zich
naar Lapland begeven hadden, om een graad
van de Middaglyn omtrent de Pool-cirkel
te meten; de Thermometers van Wyngeelt
bevroozen door deze koude, en wanneer men
een warme kamer opende ,. zoo veranderde
de buiten lucht op Itaande v o e t ; de dampen
die ’er in bevat waren in fneeuw, en vormde
’ er groote witte wolken van ; wanneer
men in de open lucht kwam •, fcheen de
koude de borlt te verfcheuren. Gedurende
_een bearbeiding die den 21 van de Maand
December op net Ys verricht wierd, deed
de koude de vingeren van verfcheide arbeidslieden
bevriezen ; de lippen en tong hechte
zich aan de drinkfchaal, wanneer men bran-
dewyn wilde drinken, ’ t geen het eeniglle
vocht was, dat men zoo vloeibaar houden
kon, dat het bekwaam was om te drinken,
en men fcheurde ’er haar met bloed befniet
van los.. Men kan hier uit oordeelen wat
de koude heeft moeten veroorzaken , die
men op Spitsbergen en te Jenifeiskoi gevoelt
heeft.
Men heeft geen waarnemingen die met
den Thermometer in de Hudzonsbaai gedaan
zyn , maar men weet dat in dit geweil,
wanneer de wind van de zyde der Pool
Waalt, de lucht met een oneindige menigte
ysdeeltjes beladen is , die men met het bloo-
te oog onderfcheiden kan. Deze ysdeeltjes
prikkelen het vel «diervoegen,-dat zy ’er
blaa