H U LST *74- . H Y D R O P H I L U S . H Y E N A ,
gén, die aan en tuffcben de teenen voortkomen.
Echter zyn deze beide Poorten van
uitwaden van den zelfden aart, hebben een
zelfde oorzaak, en worden door dezelve middelen
genezen : beide zyn zy niets anders
als een verdikking van verfcheide laagjes van
de opperhuit, en van het zamenweefzel van
het v e l, die naauwkeurig met elkanderen
verknocht z yn , en waar van de kleine vaatjes
vernietigt zyn. Langzamerhand verkry-
gen deze eeltachtigheden de hardheit van
ho orn; zy zyn als dan zeer verveelende,
om dat zy het naburige vleefch verpletten,
door hunne herhaalde drukkingen. Hét hulpmiddel
hier tegens is , dat men deze knobbels
tracht zacht te maken, en hen affnyd.
D e huit o f de opperhuit die om de wortelen
van de nagelen geplaatft is , gaat by kleine
fluitjes lo s , en voor ai in de volwaflchen
perzoonen, dit vormt dat gene dat men ge-
wonelyk nyd- nagelen noemt.
H U L S T . ff Byvoegz.) Bladz.. 475. \fte
ie l . reg. 5. De Heer Martin, Hoogleeraar
in dé Kruidkunde te Cambridge, heeft- aan
de Maatfchappy van Londen zyne waarnemingen
over de Sexe van de Huift overgegeven
: deze Hoogleeraar vernietigt het oude
gevoelen , ’ t geen neigde om te geloo-
ven dat dè Huift een hermaphroditifchePlant
is. De Heer Linnetus plaatft haar onder
de Planten, die vier wederzydfche werktuigen
op dezelve bloem hebben; maar de Heer
Marin zes planten van Huift onderzoekend
e , die twee aan twee in zynen Tuin geplant
waren, bemerkte dat ieder paar uit een
mannelyke en vrouwelyke Plant beftond. Dé
mannelyke bloemen hebben vier geele helm-
fty ltjes, die met fto f bedekt z yn , het kenmerk
der vrouwelyke bloemen , is dat zy
een mondje en vier vezeldraden hebben, die
«enige Kruidkundigen voor helmftyltjes hebben
aangezien. De Heer Jffatfon., die zich
door zich zelven van de naauwkeurigheit der
voorgaande waarneming verzekeren wilde,
heeft bevonden dat men inderdaat veel Huift
heeft, waar van eenige mannelyk en andere
vrouwelyk z y n , -maar dat men ’er mede
heeft, waar van de bloemen de beide Sexen
bevatten t hy zecht mede dat de Huift zich,
gelyk de Moerbeziënboom, op verfcheide
wyzen vermenigtvuldigt.
H Y D R O P H I L U S . Dit is een fchild-
vleugelig water Infeft, ’ t geen knodwyze en
gebladerde fprieten heeft : zyne pooten zyn
vinswys en ruig. Het masker van de Hy-
drophilus heeft zes fchubachtige pooten en
deszelfs lichaam is uit e lf ringen te zamen-
geftelt: het is zeer verflihdzuchtig , zéér
vlug, en voed zich met de andere Water-
Infeften. Men moet het volmaakte Infeft
met voorzichtigheit aanvatten: behalven dat
het met zyne kaken nypt, zoo heeft het onder
het borftfchild noch een lange en zeer
fpitze punt, die het in de vingeren indrukt,
met pogingen te doen, om achterwaarts uit
te gaan. Dit Infeft lecht zyne eyeren , die
y ry groot z y n , in een zyachtig tonnetje,
t geen men dikwyls in het water vind.
H X-,E N A - CByvoegz.) Het Dier ’ t geen
men Faraffe op Madagaskar noemt, fchynt
van de Hyena te verfchillen, dat eenige voor
de Dabaoh der Ouden aanzien.
Wat het Dier betreft ’c geen, terwyl w y
dit fchryven, zedert meer dan vyftien maan-
den zyne verflindzucbtige woede aan de In-
woonders van Gevaudan geoefent heeft, en
het gene men met de naam van Hyena betekent,
men heeft redenen om te vermoeden,
dat dit een Win dh ond-Wo lfis, waar
van het foort zich mogelyk vermenigtvuldigt
heeft. Zie op bet woerd W p i r ,
3W
J A K H A L S . JA N IP A B A . St . JAN SBO OM . ICH N :.
J A K H A L S , ff Byvoegz. enverbef.'), Dit ren: het verrotte vleefch is niet aflchuwe-
Bier fchynt in aart een middelloon tuflchen lyk voor hen. Hunne eetluft is zoo volden
Hond en de W o lf te vormen , en men .. ftandig en zoo geweldig,, dat het droogfte
heeft ’er groote en kleine van , volgens den leder noch fmaaklyk voor hun is,, en dat al-
aart van het Geweft. Dit Dier heeft de muil lè'foorten van V e llen , V e t,e r i alle afval der
van den W o l f en. de ftaart van den Vofch : Diereh ,. even gretig door hen gegeeten wordie
gene die men- in Perfiëh, Ciliciën , Ar- ' den.
meniën , en in de Levant vind , alwaar dit
foor.t van Dieren zeer talryk en laftig is , J A N I P A B A o f G e n i p a n i e r , Ce-
hebben de grootte van onze Voflchen. Hun nipa frtichi ovato , P.l u m & B a e .r. ( By~
hair is helder en glansryk geel ; waarom zy voegz. ) Dit-is een zonderlinge Boom van
door eenige Schryveren , Gulden-Wolf, ge- Brazil, die alle maanden zyne bladeren vernoemt
worden, De Jakhalfèn hebben kor- wiflelt. Hy word groot ; zyne bloemen
ter pooten als de Voflchen. In heete Lan- zyn wit,, en klokswys gevormt. Wanden
, als Barbaryen , Afia en Afrika , zyn neer zyne vrucht groen is , zoo heeft zy een
deze Dieren veel grooter, en hun hair is veel bittere fmaak ;' maar wanneer zy ryp i s ,
eerder ros bruin, als fchoon geel. zoo word zy uit- en inwendig geel : haar
De Jakhals, zecht de Heer de Buffon, fmaak is alsdan goed , en zy fmelt inden
voegt by woeftheit.van den W o lf, een wei- mond ; haar- fap is eerft zoo helder als wa-
nig van de gemeenzaaujheic van den Hond. t e r , maar het word in het vervolg zwart.
Zyn geluit is.een gehuil , ’ t geen met gebas De Vrouwen van dit Land , verwen hunne
en geiteen vermengt.is.. Hy is fchreeuwach- Mannen met dit fap , zw a r t, wanneer zy
tiger als den Hond , en verflindzuchtiger als de roode kleur moede zyn. Dit fap kanden
Wo lf. Deze Dieren gaan nooit alleen ,. mede tot Inkt om te fchryven dienen,
maar -altoos in troepen van twintig , dertig
en veertig: z y vergaderen dagelyks, om ten St . J A N S B O O M , o f M e y boom,.
ftryd, en op de jacht te gaan; zy leven van o f Wi t Hout van G u y a n a . Deze
de kleine Dieren , en doen zich door hunne Boom wbrd nooit dik, maar hy fchiet hoog,
• talrykheit van de groote duchten : zy tallen en regt op , en heeft alleen een bladerryke
allerlei föorten van Vee en Gevogelte aan, kruin aan den top. . Zyn hout is by uitftek-
zelfs byna in het gezicht der Menfchen : zy l ig t , en word menigvuldig in dat Land gekomen
ftoutmoedig in de fchaapskooyen en bruikt. Men fchat in Guyana dezen Boom-
ftallen ; en wanneer zy ’er niets anders in boven alle andere tot de plechtigheit, om
vind_en , zoo verflinden zy het leder der Za- Meybomen te planten,
dels , Tuigen , Laarzen , en Schoenen , en
voeren dat gene weg , daar zy geen tyd toe I C H N E U M O N . Q Byvoegz. en verbet.)
hebben , om te verflinden. By gebrek van Bladz.490. ade kol. reg. 10. Buiten den aars
levendige Dieren , delven zy de doode lic- heeft het mannetje en w y fje een aanmerke-
hamen der Menfchen en Dieren op : men is lyke opening , en die onafhankelyk van de
verplicht , zecht de Heer de Buffon , om de natuurlyke geleibuizen is : dit is een foort
aarde op de Graflieden vaft aan te ftampen , van zak in welke een riekent vocht doorzy-
en ’er groote doornen onder te mengen, om p e lt : men wil dat dit Dier deze zak opent,
hen het krabben en graven te beletten, want wanneer het te warm is , om zich te verkoe-
de dikte van eenige voeten aarde , is niet in len ; deze opening heeft eenige'Lieden doen
ftaat om hen af te fchrikken : zy arbeiden in denken , dat deze Dieren , Hermaphroditen-
een groot getal, en vergezellen deze opgra- zyn.
vingen met een akelig gehuil; en wanner zy De Egyptenaren hebben de Ichneumons-
eenmaal aan het menfchenvleefch gewoon goddelyke eere bewezen, om het groote nut
zyn , zop fporen zy de Begraafplaatzen o p , dat deze Dieren verfchaffen, met de eyeren-
en volgen de Legers en Karavanen. Deze der Krokodillen te verdelgen, fchoon zy in-
Dieren, zyn de. Ravens der viervoetige die- het zand verborgen zyn. Z y verflinden zelfsde