IÏÖ E E N D V O G E L , E E N D V O G E L ,
vogelen noemt; het vleefch van deze Kenden
is zeer go'ed om te eeten , maar echter
zoo fmakelyk niet als dat van de Rivier-
Eend van Louifiana.
' Men dood deze Eenden door Snaphaan-
fchoten in de Waterpoelen , in welke men
Lok-Eenden laat zwemmen, enz7 Men vangt
hen mede door middel van deze Lok-Eenden
■ op de Vogelkooijen,
De R i v i e r - E e n d v o g e l , V lie-
-g e n v a n g e r , Anas mus-caria. - Deze Vogel
word dus genoemt om het foort van
voedzel , ’ t geen hy op het oppervlak van
het water verrafcht; onder het voortgaan
vertraagt hy zyne fchreden om de Vliegen te
verfchalken , en des nachts geeft hy een
ichreeuw even als een menfch ’ t geen treurig
is. Deze Eendvogel heeft geele pooien
, de vingers en de vliezen zyn zwartachtig
geel en getand : zyne vederen zyn ge-
wonelyk prachtig met verfchlilende kleuren
verfiert; als .zwart, helder groen, met vuur-
kleur gemengt-, wit en ros ; deze kleuren
zyn op zommige plaatzen met elkanderen ge-
mengelt, en op andere van elkanderen^ge-
Icheiden : dit^Js een zeer fchoone Vogel.
D e Fliegen-Eend, behoort tot dit foort.
D e R i v i e r - E end , die T A A L iN G g e -
Jioemt word: zie T a a l in g . Men geefc
nöch mede de naam van Schyf-Taaling aan
een kleine Eendvogel, in welke de vederen
van den kop zoo ros als het hair van een
Vofch o f Wezel zyn : hy heeft veel overeenkomt
met de Taaling. Wanneer hy een
weinig ros is , zoo geeft men hem de naam
van Rojfe Rivier-Eend♦
De G e e l e gekui fde E endvoge l
of E endvoge l van M a r s i l l y , Anas
criftata flavescens. Hy is zomtyds een voet
lang, heeft een zeer roode bek , een verheven
voorhoofd, ’ tgeen met zachte en fchoo-
ne geele vederen bezet is , die tot op den bek
afhangen , de hals, b o r fl, en ftaart, zyn
blaauwachtig graauw, de beenen w it, en de
pooten fchoon purper : eenige geeven deze
Vpgel de naam van Gekuifde Taaling.
D e Gestarnde E e n d v o g e l , of
P y l s t a a r t , Anas fteïïata* De zonder-
lingheit van dezen Eendvogel, beftaat hier
in , dat zyne oogen met een eironde en
zwarte vlak omringt zyn , diq zeer hoog geplaatfl
is , en dat zyn rug altoos met een
witte ftar bedekt is-: eenige Vogelkundigen
plaatzen hem in den rang van den W i t t l n
E e n d v o g e l , Anas albella : maar Klein
denkt, dat het alleen een Rh yn-Duiker is.
De F lui tende E e n d v o g e l , o f
S m i e n t , Anas Penelope♦ Deze Vo ge l die
altoos om de Meeren cn langs de Rivieren
v lie g t, behoort volgens de Heer Linnms,
tot net geflacht der Ganzen. Hoe het ook
zyn mag, hy heeft, zecht Belon , de groote
van onze tamme Eendvogel, hy is zoo dik
niet*, maar zyn bek is d ik , breed , en loodkleurig
, zoo ook zyne beenen en pooten 4
zyne vederen zyn met zwarte en witte banden
gefchakeert: het w y fje gelykt volkomen
naar het mannetje.
De K l e in e T r a p g a n s o f F r a n -
s c h e V e l d - E e n d , Anas campeftis &
pratenfis Galltca. Deze Vogel is byzonder'
aan Vrankryk : hy heeft de grootte van een
Faifant, en leeft van Granen, Mieren, Kevers
, kleine Vliegen en groene Tarw : zyn
vleefch is zoo aangenaam van fmaak, als dat
der Faifanten: dit Dier is geen Eendvogel,
en wy gelooven met Belon, dat het een foort
van kleine Trapgans is. Zie op het artikel
T r a p g a n s ,
Bladz. 288. ijHe kol. reg.■ 18. van ander.
D ons E enb. De bek van dezen Vogel is
aaa de zyden getant: hy heeft in het midden
twee o f drie langwerpige openingen welke
tot de ademhaling dienen.
Bladz, 288. 2,de kolom, regel iz . Zyne
nagelen zyn fchtrp en krom. De borft’is
met zeer zagte, donsachtige, ligte, en warme
vederen bezet. Deze Eendvogel bewoond
de- aan Zee gelegen plaatzen :: -hy
maakt zyn neft aan den voet van een (jeneverboom
, tuifchen.. de Rotzen. De Yslan-
ders konnen niet dan met zeer groote gevaren
deze nellen naderen, om dat zy ’ er langs
touwen , naar afklimmeri moeten. De Heer
Bruniche, een geleerde Deen , heeft in het
Jaar 1763, een Diifertatie met Platen , qver
dezen V o g e l, in ,’ c licht gegeven ; welke
zich met kleine Schelp vifichen voed.
De Giervalk verfchaft-mede een zeer fyn
Dons, ’ t geen de Kooplieden voor het ware
Eiderdons verkopen : men bekoomc het
van denhals, buik en van onder de vleugelen
van deze Vogelen. Het fchyiit dat men
in Kanada mede Eiderdons heeft: vermits
E EN SCH : É F F LO R: E G Y P T : BO ON.
men zedert eenigen tyd een groote menigte
EUier-dom uit dat Land , overgezouden
heeft.
E E N K L A U W IG E . Dus noemt men
de Dieren, wier hoeven , uit een eenig ftuk
beftaan: zie V i e r v o e t ig e D ier en.
E E N S C H E L P I G E . (Byvoegz.) Men
kan mede de Eenfchelpige Schelpen , in drie
voorname verdeelingen onderfcheiden, deze
bevatten. Ten i f t e , de eigentlyke gezegde
Eenfchelpige Schelpen , die geenzins ge-
draait, noch in Slangetrekken aan het ondér-
fte gedeelte gekronkelt zyn , maar d ie , o f
ée gedaante van een dak hebben , gelyk de
Schotels , o f de vorm van een buis , gelyk
de Gieters, enz., . Ten 2de , de Eenfchelpige
Schelpen, die, zonder gedraait te zyn ,
echter inwendig in de gedaante van Slangetrekken
gekronkelt z yn , dus zyn de Natilus
o f Schippers , de Porceleinboorns , de Ammonshoorns
, enz. E n , ten 3de , de Eenfchelpige
Schelpen , die zoo wel inwendig,
als uitwendig gedraait zyn ; tot dezen behoren
de Trompetten, enz. Zie mede het artikel
S lui t s ché l p en,
E F F L O R E S C E N T I A . Men betekent
door dit woord, de ftoffe die zich by
wyze van vlokken, op de oppervlaktens van
zekere lichamen vertoont, welke zich ontbinden,
gelyk men op de Kobalt, en zwavelachtige,
yzeraehtige en koperachtige Py-
riten opmerkt; zomtyds is deze ftoffe poeijerachtig
, gelyk zulks aan de zouten gebeurt
die hun water van kriftallifatie verliezen;
tot deze behooren de aluinen , v itriolen,
enz.. Wanneer de Arfehikum voor
de lucht blootgeftelt w o rd , zoo word hy
mede meelachachtig. Zie de artikelen P y -
r i t e n , V i t r i o o l , C o b a l t , A rse-
ttiKuM, en A luin.
E G Y P T I S C H E B O O N . Dit is een
vreemde Plant, die vry aanmerkelyk om hare
fchoonheit is. Z y is de Nelumbo■ van
het Eiland Gyioh- Het grootfte gedeelte
der Kruidkundige Schryverskennen de Egyp-
tifthe Boon vooreen foort van Plompen met
w itte , purpere en vlcefchkleurige bloemen:
het fchynt dat Herodotus van deze Plant
heeft willen fpreken, wanneer hy van een
Water* Lelie die èen Rooskteur h e e ft, en
TOi een Witte Lelie fpreekt, welke in den
E G Y P T IS CH E M E L IL O T E N . EI. n y
N y l voortkomen. Zou hare bloèm dezelve
zyn ; die een zeker Dichter als een wonder
aan Hadriaan aanbood, onder dé'naam
van Lotys antindien, Plutarcbus noemt haar
Morgenfcbemering met betrekking tot hare
kleur wélke met dit fchone oogenblik van
den dach overeenftemr. Hare vrucht die de
gedaante van een kelk heeft , droeg deze
naam by de Grieken ; zy dient dikwyls op
de.basrelieven, op de penningen en gegraveerde
fteenen tot een zetel voor een kind,
De Heel van deze Plant is een en een half
voet hoog. Hare bladeren zyn breed, na-
velswys uitgeholt, en aan doornachtige ftee.
1'eh vaftgehecht., Mep vind een afbeelding
van deze geheele Plant in Commelin, Brey-
nius en Plucknet,
E G Y P T I S C H E K E I S T E E N . D it
is een foort van ondoórfchynende en be-
morftc Petro-Silex . Deze fteen is een foort
van Jaspis : zie dit woord en het artikel
T rape,
E G Y P T I S C H E M E L I L O T E N
ot A L C H IM E L - E C H . Dit is een kleine
kruipende en kronkelende Plant, wier bladeren
gelyk die der Klaveren gevormt zyn ;
hare bloemen zyn klein , talryk , langwerpig
en faffraankleurig, zy hebben een zeer.
aangename reuk: op deze bloemen volgen
fcheeve peulen, die kleine, rondachtige eir
bruinachtige zaden hevatten , wier fmaak
bitter en zamentrekkende is.
E I . C Byvoegz. en verlet.") Men geeft de
naam van verfebe Eyeren, aan die gene die
eerft gelecht zyn , en zelfs aan die gene welke
dat gene noch niet. verloren'hebben , ’ t
geen men de melk noemt, en ’ t geen men
het eerfte vind wanneer men ze opent,
en zy niet te lang gekookt hebben. .N ie t
alleen is het een zaak die wetenswaardig is*
om de eyeren verfch te bewaren , welke
door de tyd hunne goede hoedanigheden verliezen;
maar het is een wezentlyk voordeel
dat men een voedzel altoos in een goede
ftaat kan bewaren , ’t geen anders twyfel-
achtig word wanneer men het bewaart.. Op
de Zeetochten en gedurende de tyd dat de
Hoenderen zeldzaam leggen , is een voorraad
van eyeren een nuttige toevlucht, wanneer
zy zoo goed zyn als o f zy eerft verfea
gelecht waren.
De Heer de Reaunwr, heeft ons een zees
een?