aan de warme Landen gewennen kenne«.
Van de Zinnen.
Bladz. 68. 2de kol. reg. 11, De firiaalt,
( Guftus y is dien verwonderlyken ziii , door
welke wy de geuren, o f frnaken onderfchei-
den können, en waar van de tong. het voor-
naamfte werktuig, is. Men kan zeggen , dat.
den mond, de flokdarm en maag , die veel
overeenftemming bezitten , eigentlyk het
Toortgaaride werktuig van den fmaak zyn..
Idem , 2iie kol QmL reg. 6. van onder. De
Kleofterling te Praag, waar van het Journal
des Sfavans , van het Jaar 1614 , Ipreekt;
brengt de Waärneemingen , die de fynheit
■ van reuk betreffen, noch tot den hoger trap.
N ie t alleen kende deze. door den reuk de
verfchillende perfóonen , maar het geen
noch vreemder i s , hy ondericheide een kuis-?
fche Dochter o f V ro uw , van die gene , die
zulks niet waren. Deze Ktöpfterling, had
een begin gemaakt met het fchryven van een
Nieuwe Verhandeling over de Reuken , wanneer
hy ftie r f, en. de Journaalfchryvers ber
klagen het verlies van dit werk. Wat my
betreft, zecht de Heer leCat , ik weet niet
o f een man die zoo ervaren in dit ftuk was ,
niet gevaarlyk voor de zamenleving zou ge-
weeft zyn. Laten w.y tot de Dierlyke huis-
houding overgaan.
Het Brein,, ’ t geen men , met reden , als
het voornaamfte gedeelte van het menfcbe-
lyk lichaam befchouwt, is in het bekkeneel
b e v a t, en in twee deelen gefcheiderf; het
éene, *t geen men de- Groote o f Voorbarjfenen
noemt; en het andere, ’ t geen men de naam
van Kleine o f Acht erberffenen g e e ft: zie het
. woord: B r e in . Men herkent deze deelen
voor den-oorfprong, uit welke alle de zenuwen
voortkomen.
Bladz. 72.. Iflekol. reg. 13. van onder. Zie
hier Proéfheemingen wélke betogen, dat het
gevoel en de' beweeging hun grortdbeginfel
in de mergachtige zelfïlandigheit hebben.
; T e n i l l e , Wanneer het merg van het Brein
door eeiiige oorzaak,' welke die ook zyn
mag , gedrukt word , ’t z y door het bloed ,
door de werktuigelyke platwórding van het
Bekkeneel', door dé: te zamendrukking, o f
geweldige beroering, zoo valt' men in een
beroerte. Ten 2de , wanneer het Merg ge-
ftokën , o f verfcheurt word , zoo ontdaan
Sier door geweldige ftuiptrekkingen. Ten
gde ; wanneer dit zelfde M e rg ,. o f dat van
den ruggraad , gêkwetft , afgefneden o f te
zamen gedrukt word , zoo veroorzaakt dit,
lamheid o f geraaktheit. in de deelen , die ’er
onder geplaatft zyn : gelukkig is h e t , dat
het Merg. van het Brein , het Bekkeneel tot
een bolwerk heeft- Dat van .den ruggraad,,
vind het Zyne in de buis der Wervelbeenderen.
Ten 4de,, wanneer men het Brein
drukt, o f dat men het tot aan de mergachtige
zelfïlandigheit affnyd, zoo is-de vrywil-
1-ige beweeging der Spieren afgebroken , het
geheugen en het gevoel , zyn uitgeblufcht,
maar de ademhaling en de kloppingen van
het hart blyven voortduren. Ten 5de, wat.
de achter hèrffeneh betreft , wanneer men.
’ er het zelfde aan verricht, zoo houden de
ademhaling en de klopping, van het-hart'aan-
ftonds o p : hier uit volgt , dat de zenuwen
die tot de vry willige beweeging gefchiktzyn,
uit de groote harjjenen voortkomen , en de:
zenuwen die de natuurlyke beweeging vóórtbrengen
uit de kleine herjfeijen. Maar is men.
flerk in evenredighflit van de kleine h'erffe-
nen Dit is waarfchynelyk. De ondervinding
ontbreekt ons echter in d it ftuk.
W y moeten iets zeggen van het.genede
werktuigen van de ftem betreft. ’ A lle de
verfchillende tonen o f geluiden, hangen van.
de meer o f min grootte wydté der d p e -
nihg van de luchtpyp af. Een menfch, wiens
flëm in het fpreeken onaangenaam- is , zal
zeer bevallig zingen; maar wanneer men iemand
nooit heeft horen zingen , .en fcboon
men zyne flem .volkomen.kent,. zoo zullen,
w y hem aan zyn zang nooit herkennen , 'om.
dat hy in deze. neerdan in het fpreeken, een
beweeging van het ftrottenhoofd heeft. . Het
verfchil tuffchen de twee flemmen, koomt dus
voort van dat gene , dat men-heeft tuffchen
het ftrottenhoofd op deffelfs plaats-, en in
ruft op de deelen geplaatft zynde , waar aan
het vaftgehecht is ., onder het fpreeken -, en
dit zelfde ftrottenhoofd- opgeheven , bovea-
deze deelen, in werking , en in beweeging
door een fchommeling van boven naar beneden
, en van beneden naar boven ; ’ t geen
in de flem van.het gezang, een foort van
flemvallende , o f ondorfteuhende' golving
voortbrengt , maar die in de enkelvoudige
fpraak, geen.plaats heeft,. fohoon de flem
van het gefprek gefladig by onafmcetbare
tuffchenpozingen, voortgaat; dus koomt het
geluk o f de flem, \ zy van het gezang, van
dé fpraak,of van het enkel voudiggefchreeuw,
alalleen
van het ftrottenhoofd , in het geluid
en in den toon , voort. Men is deze waar-
neemingen aan den. Heer Dodard verfcbul-
digt; maar de ontdekking die de Heer Fer-
rcin zedert, over de uitwerkzelen van de
vliesachtige banden , aan de randen van. het
ftrottenhoofd gedaan heeft, in de voortbrenging
van het geluid en de toonen, dóen zien
dat men noch. zaken ontdekken kan omtrent'
onderwerpen-, die reeds- ungeput fchynen.
Zónder dat w y buiten deze zaak treden , is
’er een merkbaarder geval , eri waar van het
grondbeginfel minder bekent is , als het verfchil
der flem tuffchen een menfch en een
ander; een onderfcheid ’ c geen zoo klaarbly-
kelyk is , dat men- de menfchen' zoo gemak-
kelyk door hunne fpraak als door de [rekken
van hun aangezicht onderfcheiden kan ?'
Men kan dit onderfcheid zelfs tot die grillige
en do'br konft gemaakte wezens uicftrek-
,ken, f de Gefnedene) ,- die de onmenfche-
lykheit. tot mededingfters aan de flem der
vrouwen gegeven h e e ft, welke laatfte alsdan
gefchikt is om de ontroering in het bin-
nenfte van -onze harten te veroorzaaken-
Bladz. 75.. sdê kol; reg. 12. In het jaar-
1757, betoogde de Hoogleeraaf Alefeld , de
aanwezigheid van de lucht in het bloed,door
middel van de luchtpomp , en houd tegens .
eenige Sehryvers ftaande , dat de lucht in
Bet bloed door middel "van de Long overgaat,
door de borfiklier en. de geleibus van.
Pecquef. hy heeft zelfs proeven opgegeev.en,
die alzoo eenvoudig als Idaarblykelyk zyn ,
en welke betogen dat ’er deze vloeiftofi,
hare veerkracht in behoud ; hy treed, einde-
lyk in een omfchryving van de nadeelige
gevolgen , en zelfs de dood, welke zomtyds'
ontftaan in de gevallen in welke men met
geweld,, lucht in de vaten wil.doen ingaan,
en in de gevallen in welke de lucht zich van
bet bloed affcheidi, en groote blazen.vormt.
M E N S C H E N - M O S C H. ( Byvoegz.y
De byzondere beroemdheid van de Men-
fchen-Mbfch, heeft geen anderen oorfprong
dan .alleen de Kwakzalvery die meri van het
Paracelftsmus. ontleend.heeft.,
M E N S C H - S T E K E L V A R K E N .
De DoStor Askanius, heeft aan het Koningly-
ke Genoodfchap .van. Londen, de befchry- .
ving van een Kind voorgelezen, ’ t geen wel
gevormt, en van gezond?, en . welgemaakte
Ouders geboren w a s ; maar deszelfs lichaam
wierd-, zes weken na de geboorte , met een
oneindig, getal kleine uicwaffchen bedekt,
welke.langzamerhand in een foorc van half-
doou-fchynende varkensborftels veranderden,
deze hadden de zelfïlandigheit van hoorn,
. en niets kon haren voortgang beletten. Deze
borftels waren zes lynen lan g,. en twee
o f drie d ik , en ïoodlynig. in de hurt ingeplant
, even als de ftekels der Egels. De
baard van dit Menfch was. zw a r t, even-als
zyn hair, en zyne gedaante, was bevallig.
Maar, zie -hier een zonderling verfchynzel,
deze. borftels vielen alle jaren in den herfft
u i t , en wierden weinig tyd hier na , weder
door andere vervangen. In den ouderdom
van twintig jaren , wierd hy door de Kinderpokken
aangecaft, waardoor hy_een rui-
jing over het geheelè lichaam-, onderging;
maar de borftels kwamen echter wel ras weder
te voorfchyn- Zou men geloven kon*
nen dat dit foort van wild Menfch op een
jonge dochter verliefd zynde , haar behagen
kon ?, hy verwekte zes kinderen by haar,
drie Dochters en drie Zoonen , die alle.ge-
lyk hy gevormt , en . met borftels bedekt waren.
Thans is ’ er noch- maar . eene Zoon
van dit ras van Menfchen overig , 'die doof
de Ëngelfchen, the porcuplne-man, genoetnt
word. Men heeft van Lisbon , aatfde Scln-y-
vers van het Journal Etrqnger , de hiftorie
van een jonge Dochter toegezonden , die in
den ouderdom van zeven jaren, een kloeke
en reusachtige geftalte had. Haar aangezicht
en geheele lichaam, waren mee’lange bairen
van verfchillende kleuren , lengcens , kronkeling
, en hardheit bezet. Hare hoofdhai-
-ren hadden niets ongemeens..
M E R G . (Byvoegz.y Het is-nuttig dat
men met den Heer Adanfo/raa.i-nerke, dat in
de Planten het eigcntlyke gezegd e merg ,
niets anders dan Bet- celachtige zamenweef-
zel is., waar van op de wóórden Schors en
Boom', gewach gemaakt word;,dat is te zeggen
, oen verzameling.van groenachtige en
fapryke blaasjes , die men zicbrbaa-lyk in
alle de niéuwe'voortbrengzelen der jaar-
lykfche Planten ofBoomen bemerken kan;
en het is niet dan ten einde van: een o f twéé
jaren, meer o f min , dat deze blaasjes zich
ledigen, verdroogen , bolrond o f veelhoekig
worden, eindelyk nemen zy de zelfftan-
digheit en kleur van het merg aan , dat wit
in het grootfte.gedeelte is geeiachtig.,,of
■ Hh 3, roeit-.