m
' r e i
1(!
if|llliili i|ji
1 || É I
1«SIHf h
1«1
licht-zien kan, en dié öyerblyfzelènr.vah af-
gesneden, vaten fqfrynen-; indiervoegen ,-dat
waarfchynelyk dedér meelde eitje, door va-
ten gevöerdr'Vword:, ..v\ïaa^ van men a l te n de ‘
afgeknotte n uiteinden^; zier.» D e - O lie , Sder
Am a n d e len en vad-alle olieachttgb Z~aadén,.
isrin kleine ■ vaatjes/beivat', dje, doórlhecmi^
crpfqoop befGfrpuwt. zync}ej; uit vHèsjës'.
voortkomen &«raar v a jiz y een, gedeeloeouic-i
ipakeui' -Vipor ’Lövorige^::kanode -Lezer eeri»
zeer-groot getal andere dchoone zaakën Van
dezen aart.vinden t,l welke door d en Doder:
Perfms by-een-yerzamelt j e n naauwkeirrig-
b.efchreeven;zyn:, in z yn Werk-, -’-t -geen roti
titel v o e r t : ;Amct’OSMphn Tbeatre, o f Beeds.'
Vo or dat w y dit, artikel eindigen-: i moeten:
vyy noch ■ een:,waanneeming van dep Heer
A^^^ideeren ikennén, 'iwelke‘ïzeclTt ,Mdat;
de Zwaden van deriBoomemdierid de/Bos'^
fchen-.grqeijeny enz. ^ ontaardenwanneer
me nthenin den zei ven grond z a a i t v a n Welke
men .kern ingezameltv hèeft-r m diervoegen
, dat h y , dm dit gebrek te verbeteren,-,
aanraad , - om alle1 jafèn ,de~ zaaden van de
boqmen. en boflefren f,] I met ïdie der - andere:
Landfchappen. te verruilenv gedyk-' men
zulks met andere zaaden-en bloemen dpet.'-
:|n de Geneeskonfb^/ondeLfcfreid men de:
vier gropte,: verwarmende: Zaaderr '; deze zyn'
die van.de, Anys-, A& Fmkpl y ïd& Kdm yn efr
dQr Karwei «vde pier kleine;, verwarmende- '-Za-:
den, zyn , die-j-va-n de Ammi ,n db - Amomutn-,
de Daucus, j-en Eppe. rsbDe.ApcrtBekëfs nde-:
men deze Zaaden „ windbrekende ; dat-is te
zeggen , diedc, winden verdry vènifrMeïÓon-'
derfcheid mede viergroote verkoelende Zaaden
, dezer zyn dié wan de Citruüem- dé rMe-'
/oen , de Konkommery, en d&' Kauwoerde : de
vier kleine verkoelende Zaaden zyn , die Van'
deyCichorei-, de Endivie,, de Latoww,' en het
Pprcetein.
. # A A D o f Z A A D V O C H T , Sper-
ma.*, D it'is daG- gëeftryke ;.en lymachdg wit
ypqht, ’ cgéenvan het’bloed afgefcheidê’ny
en: in de zaad-ballen bereid; ‘word y en waar'
van ,het.gebruik is ,. om. by rde paring , dé;
eitjes van de w y f jes der Dieren >9 vruchtbaar'
te p ; a k e n > .
--■ De Spermatologiften en de Anthropogra-
pk en*, Remmen j zéér weinig: overeen•>, óm-:
tren^ den-aarts^ eh in de befcfrryvihg van het;
Zaadvocht.; Men .is thanfe nobh-: onzeker ,
of- het vocht.!b geen.de weHuft der-vrouwen.
docc,uitftorten , zonder haar te ontzenuwen,
een wèzentryk zaadvocht 'is'yvPtgée'n mede
een voortteekhde kracht Heeftv-en gelyk-
vornug aan dat.der:mannen -»is ï.-hetofchynt
waarfchyne'lykcr.rte zyn , dunde! uitftömng
van een diergölyk voebt-lder -vrouWeiiiiv- al-
lJeénigêfchikti:-is\.pmiihe^:inWffii'd5;gè' van 'de
de'elsn der -voortceeJing,jjffoi‘g.te maken ; én-
dat'deszelfs vèrlchynitig i ! of lieven, dészélfs
uitilörting,:de oorzaak van - die bewegingen
van.'kmmptrekkingeh - pn vermaak is die de
vrouwen^ gedurende-de vermenging ^ondergaat
vi '-- 1 4, iCn»ox:;Y i , f;-oo^ohyT .
*• Maar -ppv-wat';wyzé || zecht dè- -Scbryver
van het* WoÖrdenboek :der;■ O-ritleedkunde ,
ontvangt het vrouwClyk eitje by ddvG'rmën-
ging, de beweegingidie het-bevrucht Be--
vat hétzel ve hét Dier in ’-r verkörï, rof wel
is^het alleen éen' vbcht , ’ t geen een- gering
mërkteèken van de orivverktuigelyke deeltjes
be va t ?: T e ge 1 o o vèn dat -een eenig e i,- niet
alléén zyfts gelyken‘b e v a t, maar'Poch een
oneindige menigte van zyns gel-yken-, is- te
ftèllen, dat Eva -in hafe-'eitjes'i, niét-alleen
alle. de Menfchen bevatten ,^welke reeds-ge-
leeft hebben ^ en nóch leeven zullen ; maar
méde allé die hoch’ hadden konnen verfchy-
nen y- én: noch -zhllé!n komieii verfchynen.
Hé;tvfchyntc>ns töé , ; dat mén dezelvetzwa-
righCit- öntmöét', wannéér men-bét (iélt^el
van' die ■ gêné, 'onderzoekt y welke aftellen-,
dac het zaadvocht van Adam , hét oneindig
en-vöör-af-bèftaandé :getal 'van vfuchtbegm-
zels o f -zaad-di’ertjés- bévattë, - welke mede
hunnes g'elyken bevatte. Ik;heb ten opzichten
van dit onderwérp i alle de proefnemingen
van dé Animaliften herhaalt; • en fchoon
ik van zeer goede oogen-.- en uitmuntende
microfcopen voorzien ben, zoo heb ik echter
niets können ■ ontdëkkêh.. . . . . Maar de
Dezer w i l,' dat méii beflechtè: wel -nu, zeg-J
gén wy met dë Microfpermatológiïlen ,
\Leèuivenböekftnz.)-,’ d^t het leevendige
Dier , h geen in - h et; ztiaci1 bevat is- y b y de
vërmehging op^-het eitje van-de vrouw ge-’
febootén z^nefe'',; zy-n -verblyf in hetzelve
neemt', hét'-lösmaakt ,-feh- iri dé;iyfröoéder;
yoërtJ....- Z 'iè !daar d-è' beginfelen vanhet-
MenichcPyk geil acht; maar het eerde begin-
fel , van déze tuigwerkelyke-cn vobrtbren-
géndë ItofFe bétwift 'wbrdehde y '^oo moet
men-zyn óórdeel op'fchórten.-; Zal-men dat
a'ndëre beruchte flëlt'zcl ’Ómhë’l^en'Vf. 9è geen
wil dat ’er in de Natuur een 'tuig wetk-ely-
ke ftoife is :, welke tot voeding en óntwin-
ding , aan alles wat le e ft, ó f groeit, dient?
In
iuldeze vérricbting , ^al dè^altoóS' Werkza-
,i.me fto^*e ‘,' ën die gereéd -is oïri zich1 :te vormen’,
nooit verzuimën een gëlyke gedaante
aan te neemen, en wezens voort te brengen
-welke gelykvormig' zyn aart die géne-1, 'die
.haar ontvangen. Volgens dit fteltzéi, moet
i men door het microfcoop, in het zaadvocht
: der Dieren , geknoopte vezels , en knöopen
-opmerken uit. welke tuigwerkelykë en in
beweeging zynde belletjes , voortkóomcn,
•dïe in het zaadvocht zwemmen. Men wil ^
rdat de Natuur reeds aan dit Diertje dè Afbeelding,
van alle de deelen van het lichaam
van den vader, ingedrukt heeft: hét is hier
u i t , dat de gelykvormighëit dér kinderen
met hunne bloedverwanten'ontftaat. . . . .
Dit is het gevoelen van eenen zeer grooten
Natuuronderzoeker. • Vermits dit artikel een
onvermydelyke verknochtheit met dat gene
heeft dat wy van den Menfeb, de Water-, o f
vocbl-diertjesy de Dieren', én de 'Werktui-
gelyke deeltjes gezecht hebben ; zoö:zie deze.
woorden , • als-mede die van Fodr-tteeling%
Sperma en- Hert.:
ZA A G -K R U ID , Eypèrus: f fc a n d e n k
fo liis 2f caule fe r r a tis ♦ Barr. Dit is een
ibort van Cyperus’ die op Cayenne groeit,
wier'bladeren én fteelenaahde randen,even
als een zaag: ge.taiit zyn •: men moet zicti
wachten om dooi* deze Plant gékwetft té
worden , - want dé wonden die zy verodr-
zaakt;, - konrien Zeer bezwaarlyk géneezen
WGi'-den;-:
Z A F L O E R : zie ' op het woord C o- Balt, In de Glaskonfl van Neri , Merret
en Kunckel: merkt Kuncke-l'^n, dat „d é -
,-,- éertte maal dat men Glas met 'Zafloer ge-'
mengt doet fmelten ,• ’er een regalus naaf
y,: dén grónd zinkt. Déze regulüs'j gééft
het glas mede één blaauwe kleur; maar dit
j,, glas is met kleine (tippen géfpikkeit. Men
„ Wil , - dat deze regulus , van een gróote
,, nuttigheit in.de Sehcikonft is .”
", In het eerfte Deel van de Metaalkundige'
Sc-heikonlt van- Geiler , vind men zeer gewichtige
byzonderheden, over den aart en-
ei genfchappen van den regulus van dén Co-
balt. Dé Heer C a d e t , eéh beroemt Scheikundige,
heeft aan de Aka'demië der We-
tenfehappen van Parys , een Memorie aangeboden,
waar in hy bewyft dat hy ge(laagt;
is om een regülus uit het'glas van den Co-
balt te- trekken dié| Smeltglas. o f A zw r - f ,
'ó f in glas ovefgëgaariè''Smalt'1 genöëmt word.
•Hy hééftf:?ef' feën:iS^iripate.tifdhén Inkt Wan
bereid'. Hy gelooft dat'de.Cob.alt een half
“Metaal is. ,<iè. «Héiïïónên^^ëf buitën-
lahdfèhé Geléérdén. - InL b é t: Stheiküncfïg
'Handboek van dén Heer Baüpié Vind mén
een leerwyzi-geómib'hryvrng' over (deze!: (toffe
, en nieuwe proéfnëethi'ngën, wé)kéJ(trek-
ken 'óm •dëh 'fegulqè van^den Üo6ak - méér
en meer të doeh kenrtètr.v
Z A N fD.-X Byvopgz. ) Hét fcfiyht', dat
de bëweegbare Zan&ri van!het Noördeiyke
gede’éltèvan Afrika, en de grenZen van Sy-
i-iën, iri:-H.e habüürfctóap y,an Egypte , niets
anders dan Zanden d ë f Zee; en 'van' de R ivierenzyn,'
Wélke ó p ëen geftapelt bleeyen
wannéér dé Zee langzamerhand té rug week.
Men kaïr het'zelfde"‘van dë gehéele; zand-
achtigëUandftreeken zeggen:," die mén óm-
trènt de Ooft-Zee vind :V Üëze zandvlalttens-
zyhóonityds .zeer diép. " 1'
Het Zan'd dér Aarde , ’ f geen beddingen
vormt, die uit hórifontale;ikgen' te'zamen-
ge(lcit,zyn , duiden‘:eén,'ib>eziilkzëh aan, 9i
't geen, ziëh gëvóriib't'’h é é ft',' ;tëir tyde van
het verblyf dér Z ’ée óp-deze plaatst ; Wat
dé gekleurde Zanden betreft, yeelè kaatzen
dè; kléureh'niët^ të r u g w e lk e mén,-’ér in
denkt te zién; dit isdiët-gené. men'byzon-
det opmerkt, wannéér men over het zand
van den heuvel van Bpibec in het Land van
C a u kw a n d e lt .. Alles wat dit 2and‘nadert,
k'géeh' graanwaChtig1 groen is ,' fchy'nt róód.
De Menfchéhv hunne Kleed eren ,°en-hunne
Paarden , fchynen een heldere Lak-kleur'aan
te neemen , o f ver toon en zich , 'even, als o f
men hen .door eèn. gla& befchouwden , ’t geen
een rood« :of pur^êfkietir he'èfe.'
2 een Vifch
die de InwGÖndersW.an Cörlgö’, Tvoir-vifcb
noemen. De Negers niakèri zoo1 veel werk
van dezèb:'V’ifch^.dat-'fret verboden is , om
gebruik van z.yn Vél të makên ,• zonder toe-
(lénTming van- dén ‘Koning, Iedere Zand-
Vifch-, word een Slaaf '’waardig" gefchat,
Hiftorifcbe Befcbrydingder- Reizen i
Z A N D - S T E E :N . | (By vo eg z.y De
Eiltreërfteem Eériige Schryvers hebben ge-;
dacht, maar ten;' óiirechtenr, dat dit een
dropfteenacfrdge-.zamenftrëmming was , o f
een foort van Zeé-Paddeftoefr , djè zich-aan
de Rotzen hecht.^ Dëjapanneézèri ? die' ’ér
zich