312 DUIF.. D U IN EN . DUIST: D U IVE L,
D U IF . CByvoeg.) Bladz. 271. 2de kolom,
reg. 33. Men moet echter aanmerken
dat de Duivendrek indiervoegen , met vlugge
deélen vermengt is , die altoos in werking
z y n , dat zoo men hem niet eenigen tyd door
de lucht laat matigen , men gevaar lo opt,
met ’èr te fpoedig gebruik van te maken, om
de .gezaaide zaden te verderven, en de eerfte
grondbeginzelen van de fchieting te vernietigen,:
noch moet men de werkzaamheit van
deze meflrmatigen , met haar door Paarden-
drek o f vergane Meflr, te vermengen. Dit
foort van mefting is vooral nuttig voor Weiden
die te veel uitgeput z yn , voor de Hen-
nip-akkers en Moestuinen. Zie M-e s t en
Ui t w e m z e len.
D U IN E N . Dus noemt men de Zand-
boogtens die van elkanderen gefcheiden zyn,
o f de Zandbergjes, die langs een Zeekuft op
een gehoopt zyn.
D T J I S T U R N I S , Tenebree. D it is de
ontbering van het licht. Wanneer de Zon
onzen gezichteinder niet meer verlicht, wanneer
de nacht zeer treurig is , wanneer de
donkerheit zeer groot is , eindelyk wanneer
w y van alle licht berooft zyn , zoo bevind
men zich in de Duifternis : zie D a c h en
N acht,
D U I V E L . De In woonders van de An-
tillifche Eilanden , geven dezen naam aan
een Nachtvogel., die een zeer aflchuwelyk
aanzien heeft, Hy heeft de gedaante van
een Eendvogel, ren een verfchrikkelyk gezicht
, zyne vederen zyn met wit en zwart
eefpikkelt: hy maakt, even als deKonynen,
hólen in de aarde , die hem tot een Neft
verftrekken. Deze Vogel bewoont de hoog-
fte Bergen , en koomt alleen des nachts in
de vlaktens neder: zyn geluit is akelig.; maar
zyn vleefch is zeer goed om te eeten. Na-
tuurlyke Hiflorie van de Antillifcbe Eilanden,
nde deel*
D U I V E L S D R E K . QByvoegz.) Bladz,
276. ïfte kolom, reg. 30. Uit den top van
den wortel komen , omtrent het einde van
den Herfft zes o f zeven bladeren voort., die ,
in het midden van de Lente verdrogen, zy
zyn getakt, hebben..een ftinkende reuk , en
een fcherpe fmaak : de fteél die dezen wortel.
uitfchiet is, enkelvoudig , re ch t, rond ,
ge voo r t, mergachtig, een en een halve ya-
D U IV E L SD R E K . D U IZ EN D K: enz,
dem lang , en aan het onderfte gedeelte ze.
ven o f acht duimen dik , hy eindigt in een
.klein getal takken , die zonnefchermswyze
bloemen voortbrengen, even als de Ferulee,
op welke platachtige, gebladerde, ros-brui-
ne, eironde, .ruige, en gevoorde zaden volgen
, die een onaangename reu k , even als
de Prei hebben. Deze P lan t, die de onvruchtbare
gronden van Heraat en Corafaan
bemint,heeft een wortel die nietfaprykvoor
den ouderdom van vier jaren is , maar hoe
ouder hy w o rd , hoe meer melkachtig, en
vloeibaar fap hy verkrygt, ’t geen zoo vet
als room van Melk is.
Het fchynt dat de Silpbium der Ouden ,
de Lafer der Romeinen , en de Ajfa-Ftztida
der .latere Schryvers., geen fappen zyn die
van de harftachtige, gomachtige zelfïbandig-
heit verlchillen , die men AJfa-Fcetida , o f
Duivelsdrek noemt. Haar grootfte gebruik
i s , om de Vrouwen van de verftikking der
moederdampen te bevryden , en tegens do
kwalen der Paarden. .'
D U I Z E N D K O O R N , D t j iz en d -
g r e in , Hcrniaria. D it is een Plant waar
van men twee foprten onderfcheid die van
het eene heeft gladde , en die van het andere
, ruige bladeren ; zy groeijen beide in de
omliggende ftreken van Parys, en men maakt
’er onverfchillig gebruik van. Het Duizend-
koorn is een kleine Plant die op de aarde
l.echt; en in het ronde-uitgelpreid is door
een groot getal roodachtige takjes , die uit
een dunne wortel voortkomen welke diep in
dé aarde ingedrukt is : uit iedere knoop der
fteelen , koomen kleine tegens elkanderen
overftaande bladeren v o o r t , die geel ach tig
groen zyn. De bloemen komen in menigte
uit den fchoot der bladeren voort: zy zyn
geelachtig o f witachtig, zy hebben geen
bloembladeren : maar zyn uit verfcheide
helmftyltjes te zamengeftelt , die zich uit
een kelk verheffen ; de zaden zyn blinkende
en zwart.
Deze gehele Plant, heeft een zoutachtige
en fcherpe fmaak : men bedient ’er zich van
om de breuken te genezen ; zy is mede noch
een goed wondheelent middel.
D U IZ EN D B E EN met een SCH ICH T .
(Byvoegz.) De Duizendbeenen met een
Schicht., moeten als ware Polypuflen be-
fcbouwt worden, vermits zy de eigenfcjiap
bezitten om door de doorfnyding vermenigtvul
D U N S C H A L E N .
vuldigt te worden; dat is te zeggen, dat
alle de afgefneden {tukken van hun^ lichaam
zoo veel Duizendbeenen worden die gelyk-
vormig aan de eerfte zyn : zie P o l y p u s .
D U N S C H A L E N , TelUna, Dit is
een foort van twee fchelpige Schelpen , van
hét,Gedacht der Moffelen , maar die, volgens
de Heer Adanfpn , weinig van de Ga-,
perfchelpen verfchillen, De Duhfchalen komen
in weinig tyd tot hare volkomen grootte
: de beide Sluicfchelpen hebben volmaakt
eene grootte. In ’ t algemeen; zyn de Dun-
fchalen meer gapende : dunder en ligter als
de Moffelen : haar fcharnier is niet naauw-
keurig in het midden geplaatft; zy hebben
voor het grootfte gedeelte , zecht' Liftei; ,
aan het uit-einde van het korte gedeelte, een
foort van bek , die zich een weinig, verheft;
men heeft ’er mede waar van een uit-einde
gekamert is ; een dezer is hec fo o r t, ’ c geen
men de geschouderde noemt. Men merkt op
dat de Dunfchalen , in onderfcheiding van
de Moffelen , twee fpieren, hebben , waar
mede zy aan haare Schelpen vaftgebecht
zyn.
Men kan. de Dunfchalen in drie Geflach-
ten vefdeelen. Ten ï f t e , de Langwerpige
Dunfchalen , . waar van de zyden gelykvor-
mig zyn , gelyk de violette Dunfchaal, die
zotnryds, veertien witte banden h e e ft; dè
hairige Dunfchaal van de Middelandfche Zee
en Oceaan; de Dunfchalen van Kanada; "3e
Azorifche Eilanden , de groote Bank van
Terrè-Neuve en van die van St. Savenien:
mén ziet deze laatflte doorgaans gepolyft in
de Kabinetten der Liefhebberen, en zy heeft
alsdan een fchoone roze en zilver kleur.
‘Ten ode , de Langwerpige Dunfchalen ,
waar van de zyden ongelyk z y n ; gelyk de
roodachtige Dunfchaal met een bek. f Z y is
onder de naam van Banket Hammetje bekent);
de citroenkleurige Dunfchaal; de mefcbwyze
Dunfchaal; de Dunfchaal met een lange bek;
dè ruwe Dunfchaal, Katte-tong genoemt;
het Rooze-blad ;,de Dunfchaal die met violet
en wit gevlakt is; de oranjekleurige en getande
Dunfchaal; de Dunfchaal die men bet
Boomblad van Rumphius noemt; de witte en
gefagrynde Dunfchaal ; de Dunfchaal die
roodachtig is , en dwarsftreepen heeft.
3. Ten 3de , het Geflacht der platachtige
en afgeknotte Dunfchalen , bevat de violette
Dunfchaal, wier top geftreept is ; de citroen-^
kleurige Dunfcj/aal .met diergelyke ftrepen;
E U C H A L . D W A A L S T A R . 113
en de roodachtige Dunfchaal, De Heer de
Reaumur heeft de huishouding van deze
Schelp in de Memori'én van de Akademie der
Wetcnfcbappen van Parys voor bet jaar I7IO,
befchreven.
D U C H A L . Dit is een foort van wyn-
achtig vocht, waar van men in Perziën. gebruik
maakt : het gelykt naar Syroop , en
heeft ’er de zelfftandigheic van , men bereid
het metMom-wyn: zomtyds dampt men het
tot droogwordehs toe , u i t ; om ’ t tot het
vervoeren bekwamer te maken ; en wanneer
men het gebruiken w i l, zoo is het genoeg1:
wanneer men een gering gedeelte in water
ontbind , ’ t geen met een weinig azyn vermengt.
is , men heeft alsdan een drank die,
zoo men zecht, zeer gefchikt is om den dorft
te ieffehen , en die vooral zeer gemakkelyk
is , in een Land in welk het gebruik van den
Wyn , verboden is. Zie het -artikel JVyn,
achter het woord W y n s t o k .
D W A A L S T A R . Q Byvoegz.j Bladz.
280. 2de kol. reg. 14. Het Hemellicht, ’ t
geen ons des nachts verlicht, Qde M a a n j,
is een Dwaalftar van den tweeden rang,enz.1
De eerfte fchyn van dit Hemellicht, geeft
men de naam van Nieuwe Maan, de gedaante
die zy alsdan, vertoont , word mede Was-
fende Maan genoemt , een gering gedeelte
van deszelfs oppervlak , vertoont zich alsdan
verlicht: wanneer de Maan zich verder
van de Zon verwydert , zoo neemt dit verlichte
gedeelte in grootte to e , tot dat de
Maan v o l, en in hare oppofitie o f ftand, tegens
over de Zon is. Men geeft mede de:
naam van Wajfende Maan, aan de zelfde gedaante
van de Maan in hare afneming; maar
deze hoornen zyn alsdan, naar het Weften
gekeert, in plaats dat zy in de nieuwe Maan
Ooftwaarts gekeert zyn. Men kan alle maanden
waarnemen , dat weinig tyd na de nieuwe
Maan , men, behalven het verlichte gedeelte
, het overige van den kloot van 'dit
Hemellicht zien kan , maar het geen alleen
dijor een zwak licht verlicht word , en oneindig
van het verlichte gedeelte werfchilt;
dit word hier door veroorzaakt, dat alsdan
het verlichte gedeelte van de Aarde, byna
geheel haar de Maan gekeert: is , en op dit
Hemellicht een zekere hoeveelheit licht te
rug kaaft, ’ t geen weder door de Maan te
rug gekaatft, en naar de Aarde te rug gezonden
word. Hoe meer de Maan hare kwaf.
P tier