moet, óverwogen en befchouwt heeft, en
dit altoos zonder verhaafting , en zonder
drift.
Mem , reg. 15. van onder. De ftaarten
der Olyphanten worden zoo fterk gezocht,
dat men hen zomtyds, tegens twee o f drie
Slaven verkoopt; de Negers Hellen zelfs
dikwyls hun leeven in gevaar, door te trachten
om hen van deze Dieren, leevendig af te
fnyden, want de bygelovigheid fchryft hen
alsdan veerkrachten toe,
Bladz. 186. ïjle kol. reg. 4. van oud. Men
moet mede aanmerkeu , dat de wilde Oly phanten
gewonelyk in Maatfchappy , in de
wyduitgeftrekte Boflchenen Woeftynen leeven
: zy verwyderen zich niet verre van el-',
kanderen, om elkanderen by gevaar te kon-
nen onderfteunen ; de Jagers durven mede
de afgedwaalde o f verre achter aan koomen-
de, alleen aantallen: want om de gehèele
bende aan-te. vallen, zou een klein heir ver-
eifcht worden, en noch zou men veel Vo lk
verliezen , voor dat men flaagde van hen te
overwinnen. Wanneer de Olyphanten ge-
vaarlyke tochten doen , dat is te zeggen,
wanneer zy op bebouwde landen gaan weiden
, zoo trekken z y in troepen v o o r t; de
oudfte en fterkfte gaat voor u i t , en geleid
den troep; de tweede in krachten en ouderdom,
heeft de achterhoede; de zwakfte zyn
in het midden geplaatft, en de moeders dragen
hare jongep mede, die z y met haren
fnuit vafthouoep, .
Idem, s de kol, reg. 3. van oud. De Oly-
phant is noch voor de beledigingen van de
verachtelykfte Infectên blootgeftelt, de V lie gen
kwellen hem, en fteken hem op’ de
plaatzen op welke zyn huit opengereten i s ;
hier om kronkelt hy zyn vel dikwyls te za-
mén, om de Infeéten te- verpletten, welke
zich in deszelfs barften bevinden. Hy gebruikt
de voorzorg om met zynen fnuit fto f
over zyn lichaam te werpen, en zich over
de.aarde te rollen, wanneer hy uit het bad
koomt; want hy verzuimt niet om zich dikwyls
te baden, ’ t zy om de korft te doen
afvaüen, die het fto f op zyn huit gevormt
heeft, ’t zy om zyn opperhuit zacht te maken
, die aan verdrogen onderhevig is. Hier
om fineert men de tamme Olyphanten met
olie om de barftingen van het vel voor,, te komen.
Bladz. 187. i fle kol. reg. 9. Men leeft in
de Natuurlyke Hiftorie van den Heer de
Buffon , dat. men zich van de Olyphanten
bedient, om het gefchut over de bergen te
voeren, en het is in dit geval dat het vernuft
van deze Dieren zich het duidelykfte
doet blyken. Zie hier op wat wyze zy hier
toe mede werken: terwyl de Ofien die voor
een ftuk kanon gefpannen z yn , alle hunne
krachten infpannen om het ftuk tegens de
fteike op te trekken, zoo ftuuwt een Oly-
phant, met zyn voorhooft tegens het ftuk
geplaatft, hetzelve voort, en by iedere poging,
onderfteunt hy het affuit met een zy-
11 er kniën, die hy tegens het wiel plaatft.
Hy fchynt te begrypen ’ t geen men tegens
hem zecht. Wanneer men hem eenen lafti-
gen arbeid wil doen verrichten, en hy v’ er
weerzin tegens betoont, zoo belooft de Cor-
nac ( dus noemt men zynen beftuurder) hem
Arak', zie dit woord, o f iets anders, ’ t geen
hy bemind, te zullen geven, het Dier laat
zich dan tot alles gebruiken ; maar h e t is
gevaarlyk om de beloften die men de Oly phanten
doet niet zorgvuldig na te komen,
meer dan eene Cornac is hier van het flaéht-
offer geweeft. Men heeft hier van in De-
can een voorbeeld gezien, ’t geen waardig
is hier ingevoegt te worden, en-het gene,
hoe ongelooflyk het ook fchynen mag, ecl-
ter volkomen waar is. Een Olyphant wreekte
zich over een diergelyke bedriegery van
zynen Cornac met hem te dooden. Zyne
vrouw, getuigê van dit fchouwfpel, nam,
in de hevigheit van hare droefheid , hare
'beide zonen en wierp hen voor de voeten
van het verwoede D ie r, tot het zelve zeggende
Vermits gy mynen Man gedood hebt,
zoo beneem my, en myrie kinderen, mede het
leeven. De Ölyphant bedaarde aanftonds ,
nam zyne gewone zachtaardigheid weder
aan, en even als o f hy berouw van zyne
daad had, zoo nam hy met zynen fnuit het
grootfte der beide kinderen op, plaatfte het
op zynen hals, nam het tot zynen Cornac
aan, en wilde in ’ t vervolg geenen anderen
dulden.
Deze Dieren worden niet vergramt, dan
wanneer men hen beledigt, als dan fteken
zy de ooren en vooral den fnuit o p , waar
van zy zich bedienen om de.menfchen ter
neder te flaan , o f hen verre weg te werpen
, de bomen uit de aarde te Icbeuren ,
en alles om te werpen dat hen in den weg
is.
is. Wanneer zy een man ter aarde geworpen
hebben, en hunne woede hevig is , zoo
Hepen zy hem met hunnen fnuit voor- hunne
voorfte pooten, en vertreden hem, o f brengen
hem om, met hem met hunne llagtan-
den te flaan, en te doorboren. De Oly-
phant gehoórzaamt naauwkeurig aan de bevelen
van zynen Meefter; wanneer deze
hem gebied om iemand te verfchrikken, zoo
nadert hy hem', even als wildé hy Hem ombrengen
; maar wanneer h y op het punt fchynt
te ftaan om hem aan'te vallen , "zoo houd
hy op. zonder hem eenig nadeel toe te brengen.
De Mógol heeft ’ er die tot'Beulen
dienen, om de misdadigers ter dood te brengen
; wanneer hunne beftuurder hen .gebied
om deze ongelukkigen fpoedig te doen Herpen;
zoo vertrappen zy hen in een oogen-
blik met hunne pooten; maar zoo hy hen
in tegendeel gebied om hen een langzame
ftraf te doen ondergaan, zoo verbreken zy
hen de beenen een voor een, en doen hen
een zoo wreede ftraf lyden als het radbraken
is. .
Idem, reg. 9. vanonder. A lle de tamme
Olyphanten zyn. te. voren w ild ’ geweeft ,
want de Ölyphant paart niet noch teelt niet
voort in den ftaat van tamheit, fchoon hy
van tyd tot tyd de kevigfte aanprikkelingen
der. liefde gevoelt* en.die.hem tot verwoed-
heit doen overfla.an ; maar vermits .hy .zyne
.driften zonder getuigen niet voldoen kan,
zoo word hy zinneloos, razende, en men
heeft de zwaarfte ketenen en kluifters van
allerlei foorten nodig om zyne .woede te
beteugelen en zynen, toorn . te verbreken.
Men fcheid alsdan de mannetjes Olyphanten
van de w y fje s , om te vermyden , dat
men geen aanleiding tot deze aanvallen van
woede geeft. De Ölyphant verfcbilt dus
van alle de tamme Dieren die de Menfch
even als wezens zonder wil handelt o f be-
ftuurt, zecht de Heer de Buffon; hy behoort
geenzins tot het getal dier geboren flaven,
die wy tot ons voordeel voortplahten, verminken
o f vermeerderen; onder .de Olyphanten
is het byzondese wezen alleen flaaf, het
foort blyfc .onafhankelyk , en weigert vol-
ftandig om ten voordeelën van den dwingeland
te vermenigvuldigen.
'Bladz. 188. ijle kol. reg. 13. De achting
die de Indianen voor den Witten Ölyphant
hebben is op hun denkbeeld van de zielsverhuizing
gegrond, zy gelóven dat déze foorten
van Olyphanten door de zielen der. aff
geftorven Indifche Keizeren bewoont worden,'
z y zyn overtuigt dat een zoo vorfte-
lyk. lichaam als dar van dit Dier alleen door
de Ziel van een groot man, o f van een Vorft
kan bezielt worden.
; Idem , reg, 13. van onder. .De Indiaan-
fche Vorften , doen hunnen luifter voor
een groot gedeelte hier in beftaan , dat zy
een menigte Olyphanten onderhouden , ’ t
geen hen aanmerkelyke geldzomm.en koft ;
men zecht, dat de Groote Mögol ’ er ver-
fcheide duizenden heeft. De Koning van
Madari , de.Heer van Nargingue en Bisna-
gar, de Koning der N airos, en die van Man-
ful , hebben ’er verfchide honderden ; wel-’
ke in drie klaflen onderfcheiden zyn. Ten
i f t e , de grootfte zyn tot den ónmiddelyken
dienft van den Vorft gefchikt; hunne tuigén
bezitten e en. pracht die verwondering verw
e k t, men bedekt hen met dekkleeden , die
met Goud en'Paarlen geborduurt zyn , hunne
tanden.zyn met zeer fyn Goud en Zilver
verfiert, en zomtyds verfiert men hen met
Diamanten. Ten oden , die van een middelbare
geftalte, zyn tot den kryggefchikt: en
ten 3de, de kleinfte gebruikt men tot dé gewone
dienften. ("In de Landen in welke ons
Kanon en ander krygstuig, niet dan onvolmaakt
bekent is , Oorloogt men noch met
Olyphanten.])
Bladz. 189. ifle kol. reg. 13. Vermits de
uitgebreidheid der long. en ingewanden van
den Ölyphant verbazende groot zyn , zoo
kan dit Dier zich volmaakt "wel op het water
ophouden , gelyk wy gezecht hebben,
en het zwemt met een verbazende fnelheit:
hier om bedient men ’e r zich met vrucht van,
om over de rivieren te trekken : behalven
twee o f drie Hukken kanon van drie o f vier
ponden yzer , waar mede men het in deze
gelegenheden belaad , plaatft men noch een
groote menigte krygstuig op zynen rug, behalven
het groot getal perzoonen die zich
aan zyne ooren en ftaart vafthoudem, om
over de rivier te trekken ; wanneer hy- dus
beladen is , zoo zwemt hy tulfchen water en
wind, en men ziet zynen fnuit alleen die hy
opgeheven houd om adem te halen.
Idem, reg. 20. De jacht der Olyphanten
word op verfcheide wyze in de verfchillen-
Mm 3 de