tierftanden nadert,hoe meer dit licht verzwakt,.
Biadz. 2üi. 2de'kolom, reg. 15, van onder
Men onderfcheid de Hemelfche lichamen,,
die men Starren noemt, door de verfchyn-
zelèn van hunne beweging, in vafte en diva-
lende, De andere zaken, die de Starrekun-
digen noch ten opzichten van de Starren in
acht nemen moeten, vooral in de vafte; zyn ,
ten ifte , hunnen afftand: ten 2de , hunne
grootte: ten 3de, hunnen a^rc , en getal:
en, ten4de, hunne plaatzing: nie Z am e n -
S T A .S Jt I N G ,
Blaas.. 282. ide kolom, reg. 14. Zoo veel
merkbare verfcheidenheden , fchynèn- de
Sterrekundigen verplicht te hebben , om de-
Starren in zeven Klaflen te verdeelen , o f in
zeven verfchillende groottens. De Starren
van de eerfte grootte, zyn die gene, wier
middelyn ons het grootfte toefchynt: achter
deze volgen die van de tweede grootte , en
dus voorts tp.t de zesde , welke de kleinfte
Starren bevat , die men zonder Telescoop
ontdekken kan,. A lle die gene die hoger
geplaatft z yn , worden Telescopifebe Starren
genoemr, De menigte van deze Starren is
aanmerkelyk, en men ontdekt ’ er een grooter
getal naar mate dat men van langer ver-
rekykers gebruik maakt. Wanneer men de
naamlyft. van Kepler raadpleegt, zoo zal
men zien dat ’er 15 Starren van de eerfte-
gróotte z y n , en noch hebben z y naauwkeu—
rig dezelve grootte nie't, noch zyn alle even
glansryk; de luiftêrrykfte zyn-die gene die
men Siritts, Ariius, Aldebaren o f het Oog
van den. Stier , en de Koren-air van ae
Ma a gd , enz. noemt, De zelve Kepler telt
58 Starren van de tweede grootte; 218 van
de derde; 49+ van de vierde ; 354 van de
v y fd e ; 240 van de zesde ; en 13 duiftere
o f nevelachtige, in ’ t geheel 1392 Starren
die men, zecht h y , met het bloote oog aan
«ns half rond ontdekt; want men ziet ’er,
gelyk w y reeds gezecht hebben, door behulp
van de Verrekykers een veel grooter
getal. De flikkering van de Starren in de
heldere winterfche nachten bedriegt ons gez
ich t, door de luifter van haren glans, en
dqet ons in fchyn duizende Starren gewaar
worden: zie M e l k w e g . Maar wanneer
men haar in order en met oplettenheit be-
fch o uw t, zoo zal men ’er weinig in ons
halfrond ontdekken welke niet op het oppervlak
van de Globe van Blaeuw gaplaatft
zyn. De A b t de la Caille heeft in weinig
tyd , gedurende zyne reis naar de Kaap de
Goedé Hoop, een naamlyft van 9800 Starren
te zamengeftelt, die tuifchen de Zuidpool
en de Keerkring geplaatft zyn. Deze
Akademift heeft een Hemelplyn van 1930
van deze Starren te zamengeftelt,
D W E R G . Deze naam geeft men aan
de Schepzelen welke kleinder zyn als zy na-
tuurlyk zyn moeiten. De Dwerg en de
Reus zynde twee uiterftens der geftalce: zie
R e u s .
Öm een denkbeeld van het geflacht der
'Dwergen te geven, zoo zullen wy hier een
uittrekzel invoegen van den oorfprong, het
leven en vorm van Bebè de beruchte|Dvverg
van den Koning S t a n i s l a u s . Bebèwierd
in het Vosgetifche gebergte geboren, zyne-
Ouders waren beide welgemaakte en gezonde
lieden. Zyne moeder voede hem met
veel moeite o p , zyne kleine mond kon zich.
niet dan voor een gedeelte aan den tepel
hechten , een houte klomp verftrekte hem
langen tyd voor een w ieg : zyn groei was.
evenredig met zyne eerfte kleinheit tot den
ouderdom van twaalf jaren : in dezen ouderdom
deed de Natuur een poging, maar.-
echter alleen in eenige deelen. De ribben
wierden aan de eene zyde grooter als aan
de andere. De ruggraad. kromde zich op
v y f plaatzen, en het uitftek van het neusbeen
breide zich aanmerkelyk uit. Dit kleine
Schepzel heeft nooit-anders dan zeer onvolmaakte
teekenen van verftand gegeven.
Het was nooit vatbaar voor eenig denkbeeld
van het Opperwezen, Bebè fcheen de Mu-
z-yk te beminnen, men was zelfs geflaagt
om hem danflèn te leeren, en zomtyds de
maat vry naauwkeurig te liaan. Hy hield
zyne oogen eeftadig op zynen Meefter ge-
veftigt, die door tekenen zyne bewegingen
riehte, even als de Dieren welke men ergens
toe afgericht heeft. Hy was voor toorm
en minnenyd vatbaar. A lle zyne zintuigen,
waren v ry , en alles wat tot de Phyfiologia;
betrekkelyk is , fcheen in hem vólgens de
order der Natuur. In den Ouderdom van.
zeventien o f achtten jaren waren de tekenen
van de manbaarheit zeer klaarblyke-
ly k , en zelfs zeer fteric voor zyne geftaltet
het fchynt zelfs bewezen te zyn , dat een
zyner beftuurfters hier van een geruime tyd
misbruik gemaakt heeft, en men fchryft aan
de onmatigheit van Bebè de vervroeging van
zyne ouderdom toe; want omtrent zyn twee
en twintigfte jaar begon hy te verzwakken,
en men ontdekte in hem een klaarblykely-
ke kindsheit: iri het'laatfte jaar van zyn leven
(h y was .alstoen zes en twintig jaren
oud) , fcheen hy onder de laft_ der jaren
-te, zuchten, hy kon de buiten lucht met dan
“bv warm weder verdragen, en kon naauw-
lvks honden fchrede-n voortgaan. Men heeft
Bebè. ontledigt, en vond een der. flaapbeen-
deren een weinig ingedrukt , de lmkerkwab
van de achter harflenen was op eene. plaats
gedrukt', en op een andere een weinig verheven
en buiten de natuurlyke Randplaats;
■ het verlengde merg was op dezelve wyze
gedrukt, dit moet waarfchynelyk de groei-
fende kracht belet hebben, om zich regelmatig
uit te breiden , en het' gene de verplaatsing
de-r wervelbeenderen kan veroorzaakt
hebben: men heeft het geraamte van
Bebè bewaart, men ziet het thans in de openbare
Boekzaal te Nancy. B y den eerften
opflag fchynt dit geraamte dat van een kind
van drie o f ten hoogften vier jaren te zyn.
Maar wanneer men het naauwkeurig be-
fchouwt, zoo ziet men dat het van een vol-
waflèhen menfeh is. Zie hier de overzetting
van het Graffchrifc ’ t geen de Koning
S tA n x s l a d s ter gedachtenis van Bebè
heeft doen maken en uithouwen. ( De Graaf 4 e Treffan heeft hetzelve; te zamengeftelt.)
Hier ruft' Nikolaas Ferry , een Lotbarin-
ger, hy 'was een fpeling der Natuur, wonderbaar
om de kleinheit van zyne geftalte,
■ gelieft van den nieuwen Antoninus , oud in
de jaren der jeugd ; vyf en twintig jaren
waren een eeuw voor bem t by ftierf den 9
ffuny 1764.
D W E R G - L A U W R I E R . Deze kleine
Heefter, die- gemeen in Siberiën is , en
wiens eigenfehappen zeer ongemeen zyn ,
brengt bladeren voort die zeer gelykvormig
aan die van den gemeenen Laüwrier zyn,
met dit onderfcheid dat zy het achtfte gedeelte
zoo groot niet zyn. Voor ’t.overige
verfchilt deze Plant zeer veel van den gemeenen
Laüwr ier: hare bloemen die geel
zyn-, en zich in de Maanden Juny en July
vertonen, gelyken naar kleine kruikjes mee
uitftekende -buiken die naar het einde ver-
wyden, en waar van de opening zeer naauw
i s : hare bladeren zyn helder groen en zeer
vaft aan de fteel gehecht die houtachdg is,
z y vallen in de Maand Mey a f , wanneer
de vrucht ryp is zoo heeft zy een fchoone
blaauwe purper'kleur ; zy heeft een zeer
aangename fmaak, fchoon zy ongezond is,
wanneer men ’er onmatig van eet.' De fteel
die omtrent zes duimen hoog is , koomt uit
een kruipende wortel voo rt, die geheel plat
op de aarde lechc.
Naar mate dat de oude knoppen verdwy-
nen (in de Maand M e y j zoo komen ’er
ftraks nieuwe v o o r t; het is alsdan dat de
bladeren zwart worden, en zy zyn zoo ras
niet afgevallen, als mede de vruchten die
hen onmiddelyk volgen , o f de jonge knop
is reeds met bloemen bedekt; indiervoegen
dat deze Plant nooit zonder bladeren is:
Schoon de Dwerg-Laüwrier fchielyk en
krachtig groeit, zoo verkrygthy echter geen
duim hoogte in twintig jaren; de plaatzen
op welke deze Heefter voortkoomt, zyn de
poelen en moeraflen van zoet water-.