lyk Hout waren, vall in het Ferfteent Hout
word. Op deze w y z e , zecht de Heer Mu-
zard, geeft dit laatfte minder uitgebreidheit
in poriën , als in. vafte deelen ; net is mede
een lichaam ’ tgeen veel dichter en veel zwaarder
als het eerfte is. |j
Idem, ade kolom, reg, 6. van onder. Het
is een. zeer gewichtige vraag onder de N.a-
tupronderzoekers, om te weten hoe veeltyd
de,Natuur hefteed om een lichaam van ee-
ne. weinig aanmerkelyke groote te verftee-
nen. F r a n c i s c u s j>e. Ifte , Keizer van
het Duitfche R y k , en Hertog,van Lotharingen
, d ie , ,een kundig Liefhebber zynde ,
zyne prachtige verzameling van de Natuur-
lyke Hijtorie., niet als een Kabinet van fie-
r^’ad maat als een heiligdom be'fchouwden,
waar.in de Natuur z ich , door hare verfcjii.1-,
lende voortbrengzelen moet leeren kennen ,
verlangde dat men een middel trachte te ontdekken
, waar door men den ouderdom der
verfteeningen bepalen kon, De Heer Bail-
lu , waardig. Opzichter- van. het Keizerlyk.
Kabinet, en eenige andere Natuuronderzoekers,
maakten , voor e.epige jaren, het denkbeeld
van eene-paiporing die eehig licht over
’ tvoorftel verfpreiden kon , ftgeenden Keizer
deed. Zyne Keizeriyke Majeftek, door
de eenftemmlge Waarneemïngen der heden-
daagfche-- 1 liftorielchryvers, en Aardryksbe-
fthryvers ondgrricht zyn de , dat zekere py-
laren die men; thans noch in den Donau in
Seryiën naby, Belgrado z ie t , overblyfzelen.
van de brug zyn die de. Keizer T r a j a n u s
voormaais over deze Rivier deed bouwen,
vermoeden, dat deze Pylaren, die zoo vee-
le. eeuwen in .ftand gebleven z y n , verfteent
zyn moeften , en dat zy. ophelderingen ver-
fcljaffep konden omtrent den tyd-die: de Natuur
hefteed om het Hout in Steen te veran,
ren, De Keizer, zeggeik , zyne hoop gegrond
vindende, gaf aanftonds bevel aan zy-
n.en Ambaiüideur by de Porte, om vryheid t e ,
verzoeken van een der pylaren van de brug
van T r a j a n Iü s , uit den Donau te mogen
wegnemen, dit wierd toegelaten; men hdal-
dp ’ er.eene met veel moeite uit,- en men bevond
dat ’er de verfteening, gedurende vyf-
tién- hondert jaren, niet meer als drie vierde
van een duim ,. in voortgegaan was ; maar
men heefc zekere wateren waar in deze ver-
wandeling, veel ipoediger gefthied. Voor
ft overige, de verfteening fchynt zich minder.
langzaam in de porieaqhrige. .en- êenigzins
vochtige gronden, als in het water zelfs, te-
vormen.
Wanneer men de aarde opdolf om de grond-1
flagen van de Stad Quebec, in Canada te1
leggen , zoo vond men in de laatfte lagen
die men doorgroef,, -een verfteenden W ilden.
Schoon men geen berichten beeft van
den tyd in welke deze Man hier onder bedolven
geworden is , zoo bevond men echter,.
dat zyne boog en pylen noch zeer wel
bewaart waren. Zie hier noch een-ander
g e v a l, ’ tg e en even wetenswaardig i s , ; en1
in ’ t begin van deze E e uw , is voorgevallen
: jfoèan Munte , Predikant te Slcegarp
in Scaniën , en verfcheide van zyne Parochianen
, turf uit een uirgedroógdén moèras-
achtigen grond willende delven., vonden op
eenige voeten diepte, in de aarde , è-en geheele
Kar met de geraamtens der Paarden en
van den Voerman. . Men- vermoed dat ’er
voormaais een Meer op deze plaats geweeft
is , en dat de Voerman over het Ys ’erover
wollende trekken, ’ er waarfchynelyk op verongelukt
is.
Men vind veel {lukken verfteent-hout,,in
verfcheide Landfehappen van Vrankryk en
Savoye. In het Land van-Coburg ih Saxen,
en in het Gebergte van Meiïfen , heeft' men
geheele Boomen van een aanmerkelyke dikte
, uit de aarde gedolven, die geheel in een
zeer fchoon Agaat verandert waren. V o o r
ft overige., het fchynt dat het Verfteende
Hout, veel minder zeldzaam in de Natuur
is , dan men gemenelyk gelooft, en dat op
veele plaatzen .alleenbet.oog van een weetgierig
Natuuronderzoeker ontbreekt, om Lee
te ontdekken.
V E T . ( Byvoegz. ). Bladz, 704. ifte kol.
reg. <26. Het vet, ft geen. onder de huit in
het Vetvlies bevat is , brengt mede toe om
het lichaam tegens de onguurheden van de-
lueht, en vooral tegens de koude re befchüt-
ten. Het-dient mede om bet vel geftrekfem
gelyk in zyn oppervlak te houden , tot de I
ronding der vormen in de verfehillende dêe-
len, alwaar zy zonder dat middel ontbreken
zouden. Het is op deze wyze , dat het vel
veel toebrengt tot de fchoonheit van het lichaam
, met te beletten dat het Vel niet rimp
elt, met de ledige pla-atzeri. vande tuflehen-
wydtens der Spieren te vervullen , alwaar
men zonder hetzelve , dieptens zou hebben
die voor het oog onbehaaglyk zyn zouden ,
byzoader ten opzichten van het aangezicht,
ondev
««der het -vel der wangen , eu derflapen,
alwaar men in vette lichamen, geheele klompjes
vet vind, die de.bekleedzelen opheffen,
en met de uitftekende deelen , gelyk doen
zyn. Het .zelfde heeft plaats ten opzichten
van -de loogen!, waar van den bol mede in
vet bewonden i s , (uitgezonden: het voor-
fte gedeelte). Dit vet dient om ’er dé fpe-
ling; en de beweging der fpieren gemaklyk
van te maken , enz. Het vet is door zich
zelven ongevoelig , maar het dient tot een
foort van kuffentje.in zekere deelen, enbe-
let dat zy niecaan laftige o f fmertelykedruk-
kingen, en zelfs: niet voor kneuzingen bloot-
geftelt zyn., gelyk aan de-billen', de fcha-
mèlheit, en aan de voetzolen.
• Het vet heeft gewonelyk een fmaak. die
niet zeer aangenaam , en zelfs walgl-yk K!
Het is'klaarblykelyk van denzelfden aart als
devette oliën ; het vermengt zich met het
water niet, het dryft’e ro p , en kan totvoed-
zel aan de vlam dienen. Inwendig ingenomen
zynde, bezwaart het de maag ; als een
geneesmiddel gebruikt , is het nuttig tegens
•de werking der bytende vergiften ; uitwen-
dig opgelecht zynde, is.het een verzachtent
en.weekmakent middel. Men fchryft aan eeni-
ge foorten van v e t, byzondere krachten tóe:
tot déze behooren het Me'nfchen-vet, "dat
derBeeren, Adders, enz.
In ft algemeen heeft men opgemerkt, dat
het vet der Dieren , die zich met. vruchten
voeden , . vry-vaft is , en dat het vet dér
vleefcheetende Dieren, vry week is , enz.
Idem, zde kolom , reg. 18. Om het vet
te zuiveren , fcheid men het van de vliezen
en vaten af waar .mede het vermengt is , en
men wafcht h e t , om het van het flymachei-
ge gedeelte te ontdoen die het bevatten kan;
hier na laat inen het kooken', om het van
de waterachtige deelen te ontdoen., dié ’er
in overgebleven zyn , en de appefealven ,
zeepen en zalven , bederven zouden , waar
van het vet de grondüag zelfs is.
Het W a g e n sme e r , is oude Varkensreuzel
, o f vet van andere Dieren waar.
mede men de uit-eindens van de .afTen-der
reituigen beftrykt. Wanneer dit foórt van
v,et, zich , door middel van de wryving ,
met yzèrdeéltjes der aften , en van het be-
flag der raderen beladen b e e ft, zoo draagt
het den naam van Cambouis , en is in een foort
van zwartachtige Za lf verandert , die-zeer
h ó óg, door eenige Lieden , gefchat word,
om de Ambeyen op te loffen , wanneer het
’ er opgelecht word: eenige Kwakzalvers hebben
langen tyd een geheim van dit verdikte
fmeermiddel gemaakt.-
V E T T E W I E R O O K , zie W ier
o o k ( V e x i e ) ,
V I G O G N E . ( Byvoegz. ) Dit is deF i-
cunas der. Spanjaarden , eu de Camelus Inniger
, der Schryveren.
De wyze op welke men deze Dieren vangtj
bewyft hunne uitnemendebl’oohartigheit,of,
zoo men w i l., hunne onno'zelheit. Eenige
menfehen fcharen zich b y elkanderen , om
hen naar eenén naauwen doorgang te doeti
vluchten, in welke men touwen ter hoogte
van drie o f vier voeten gefpannen heeft , etï
aan welke men Hukken lynwaat o f laken,
heeft opgehangen : wanneer deze Dieren in
dezen doorgang komen, zoo zyn zy indier-
voegen verfchrikt, dat zy niet verder durven
voortgaan ; zy verzamelen zich in eén
troep te zamen, en worden den prooi dés
jagers.
Vermits deze Dieren van de grootfte nut-
tigheitzyn, zoo hëefc men ’er geheele kudden
in.Peru van men gebruikt hen tót Laft-
beeften. Men ziet hen zomtyds by duizenden
laften dragen : zy voeden zich met dé
groene kruiden, welke z y , gedurende hunnen
voorttócht, afknagen ; en zyn dus aan
hunne Meefters van de grootfte nuttighek,
zonder hen eenige koften te veroorzaakèn.
De Natuur, die in alle hare'werken,- gewonelyk
door dé gemakkelykfte middelen
Werkt, fchynt echter hier van in het natuur-
lyké geftel, van deze Dieren, af te wykefti
die , fchoon zeer geil zynde , echter veel
moeite hébben om teparen. Het teellid van
het mannetje is,dun en gekromt , indiervóe-
gen dat het achterwaarts pift. Dé mond
der teeldeeleri van hef w y fjé ,'is z e e r naauw:
het kniéld neder, om het mannetje af te wag-
ten, en nodigt het door verliefde zuchten ;
maar ’er verloopen verfcheide uuren , en
zomtyds een geheele dach , voor dat zy elkanderen
genieten konnen: deze geheele tyd
word met fteenen en knorren doorgebracht;
én vermits dit langwylig voorfpël hen meer
als de daad zelfs vermoeid , zoo leend men
hen de hand om het te verkorten , en men
helpt hen, om zich te vereenigen.
De groote voordeeleh die de Spanjaarden
E e e 2 in