alle de geyoeligheit inzwelgt, waar toe hy
bekwaam is , die ’ er de vereeniging van tot
een trap brengt, die dézen indruk zoo geweldig
maakt, dat zy niet lang wederftaan
kan worden zonder een geheele ontfteltenis
van het lichaam. Inderdaat de during van
dit-gevoelen o f vermogens zyn zoo fterk .
dat z y zomtyds nadeelig voor den Menfch
zouden worden, dié zich te menigmaal aan
de genieting over g a f , o f zoo hy halftarrig
den ongehuuwden ftaat bleef aankleven,
Bladz. SS- ifte kol. reg. n . van Onder.
Waar om de Natuur dwingen, het is genoeg
dat men gehoorzame , o f te antwoorden ,
wanneer zy ons ondervraagt: dit is dus de
natuurlyke fchikking die den Schepper der
Natuur, dezen-Opperbewaarder van het foort
en het byzondere wezen , heeft willen gebruiken
om den Menfch, door bet aanlokzel
van het vermaak , te doen neigen , om aan
de wedervoortbrenging, behoudenis , enz.
van zyn foort j e arbeiden.
Iiletn 2de kol. reg. 24.: De gebreken in
den vorm der lyfmöeder en in'de fchede, o f
een a a r t, die te gevoelig, o f niét gevoelig
genoeg is , zyn mede noch natuurlyke gebreken
voor de daad der voortteeling.
Van de Ontvanging, de Zwangerheid, de
Vrucht, derzeher Aangroei, en de
- Baring.
Bladz. 56. ifte kol. reg. 21. Na het tyd-
itip van dé kitteling in de vermenging , die
op den grootften trap van opzwelling volgt,
zoo zyn de toevallen, die in de eerite maanden
de vrouwen doen on tdekkén,dat zy zwanger
zyn , minder dubbelzinnig; te weeten ,
een verdoving in de onderfte wervelbeenderen
van den ruggraad, een byna geftadige
loomheid, eén zwaarmoedigheid die haar
t r e u r ig e n zomtyds grillig maakt, tandpyn,
bleekheid , en vlakken in het aangezicht,
dè oogleden uitgezakt, de oogen g e e l, de
fmaak ontaart, walgingen , brakingen , de
ophouding der maandelykfche ontlaftingen,
de doorzypeling van de melk in de borden,
eindelyk de beweeging van de vrucht, en
de byzondere en harde opzwelling van den
onderbuik.
De zwangerheid is die tyd in welke de vrouw
die ontfangen heeft, in hare lyfmöeder , de
vrucht van de bevruchting draagt; dezè’ tyd
die de ftaat van een zwangere vrouw betee-
kent, neemt zyn begin van het oogenblik
in welke het vruchtbaarmakent vermogen
in werkzaamheit gebracht i s , en in welk
■ alle de vereifcht wordende hoedanigheden
van de beide Sèxèn te zamengélopen hebben
om de grondilagen van de mannelyke
o f vrouwelyke vrucht te leggen, waar van
den uitgang het einde is. Zoo ras als de
zwangerheid klaarblykelyk is, zecht de Schry-
ver van de Proeve over de wyze om het
menfchelyk gejlacht tot volmaaktheit te brengen
, zoo moet de vrouw alle zorgvuldigheden
voor zich zelven hebben, en hare
daden naar de behoeftens van hare vrucht
afmeten; zy is alsdan de bewaardfter-van
een nieuw fchepzel: dit is een afbeelding
in ’ t klein van haar zelven, ’ t geen van
haar, alleen door de groote en de achtervolgende
omwinding van deszelfs deelen ver-
fchilt. .
De voorftelling van het gene gedurende
de zwangerheit gefchied, dus niets anders
dan de Hiftorie van de menfchelyke vrucht
zynde, die van hare omwinding, van de
byzondere wyze crp welke z y leeft, op welke
zy in het lichaam van hare moeder groeir,
én op wat wyze deze verrichtingen der Natuur
ten opzichten van de eene en andere
eefchieden: het ïs'eigemlyk de Hiftorie van
de vrucht die wy hier moéten laten vo lgen
, enz.
Idem , ifie kol. reg. 2ó. van Onder. Zeven
dagen na de ontvanging, kan men in
de lyfmöeder eenige kleine vereenigde vezelen
ontdekken : deze zyn de eerfte trekken
o f fchets der vrucht. Deze eerfte draden
fchynen niets anders dan een verzameling
van een byna doorfchynende gelei.
Veertien dagen hier na begint men het hoofd
naauwkeurig te konnen onderfcheiden, en
de merkbaarfte trekken van het aangezicht
te zien ; de neus is noch niets anders dan
een uitftekent. vezeltje , en loodlynig met
een lyn , die de openihg der beide lippen
aanduid: men ziet twee zwarte ftippen op de
plaats der oogen , twee kleine openingen
óp die der o.oren, enz. Ten einde van zes
weken onderfcheid men ’ er kenbare merk«
tekenen in van de Sexe waar toe hét behoort.
Idem, Ctde kolom, reg. 9. Zoo echter dit
fchoone werk der Natuur, min ofmeer voortgezet
gezet zynde, beroeringen offchuddingenondergaat
dia te hevig zyn,gedurendedeeerfte
dagen van de fchikking der deelen : wanneer,
by voorbeeld, het voedent fapontbreekt, o f
van de ware vrucht afgeleid word voordathet
een beginzel van vaftheit heeft, zoo verandert
het van een ware vrucht, in een fVanvrucbf,.
hare eerfte vezeldraden worden vernietigt
door het lange verblyf, ’ t geen het noch in
de lyfmöeder houd. voor dat het uitgedreven
word : in dezelve oogenblikken, is het
niet meer als een dryvende en ondoorfcby-
nende zamenftremming van zaad, o f een
vormeloos lichaam, ’ t geen, wanneer het
uitgedreven wo rd, de gemeenzaamfte miskraam.
voortbrengt, Men kan zeggen dat de
beenderen die aandeel, in het zamenftel, van
de werktuigen der zinnen hebben , o f tot
hunne befcherming gefchikt z y n , het eerfte
in de vrucht tot volmaaktheit komen. Ten
einde van vier en een . halve maand komen
de nagelen aan de vingeren en toonen te
voorichyn. De vracht is gewonelyk met
de voeten nederwaarts geplaatft , het ach-
terfte op. de hielen ruftende, het hoofd op
de kniën overgebogen,. de handen, op den
mond, de voeren, binnewaarts' gekromt, .en
z y dryfc even als een fchip in het wa ter,
’ t geen door de vliezen bevat word die het
omringen, zonder dat de moeder ’er eeni-
gen anderen laft.van gevoelt, als de beweging.
die de vrucht dan eens naar de rechter
en dan weder naar de linker zyde doet.
Maar wanneer het hooft zoo groot geworden
is dat het dit evenwicht verbreekt, zoo
tuimelt het om, en valt nederwaarts, het
aangezicht naar het heilig been gekeert, en
de kruin van het hoofd naar de mond van
de lyfmöeder: dit gefchied zes weken o f
twee maanden voor de baring.
Idem, reg. XO. van onder. Hét vocht ’t
geen gedurende de baring uitvloeit, is een
natuurlyk bad, ’ t geen de vrucht tegens de
uitwendige beledigingen befchut,methet_ge-
weld der ftooten af te keeren, die een zwangere
vrouw tegens den buik zou konnen
ontvangen, het befchermt mede de lyfmoe-
der tegens de fchokkingen en wryvingen-
die door de bewegingen van de vrucht veroorzaakt
worden:. eindelyk dit water maakt,
den uitgang van het kind gemaklyk gedurende
de baring; met de deelen der uitgangen
leniger te. maken,
// " ■
Bladz. 57* 1Be kol. reg. 23. Het is een
gewoner zaak dat de vrouwen maar een kind,
dan een groter getal tereener dracht te baren.
Wanneer zy ’ er twee, drie, o f meer'dragen
zoo zyn zy zeldzaam in het zelfde om-
kleedzel b evat, en hunne moederkoeken,
fchoon aan een gehecht,, zyn byna altoos
onderfcheiden: maar deze meerderheid van
vrugten in eene zwangerheid, deze vruchtbaarheid
van verfcheide levende fchepzelen
behoort zy tot de verborgenheid van de Óver-
hevruchting? Dit is eea ftuk waar over men
verfchilt.
;De bewyzen van de Overbevruchting,
C ’1 geen een verfchynzel is dat men bet wilt),
vermenigvuldigen van tyd tot tyd. In ’ t
jaar J753 baarde een Vrouw te Louvriers
achtervolgens binnen drie maanden drie kinderen,
welke gedoopt wierden, In ’ t jaar
*755 baarde een vrouw van achtien jaren,
die in Engeland, met een Weduwenaar van.
zeftig jaren getrouwt wa s , die geen kinderen
by zyne eerfte vrouw 'verwekt had, des
morgens een levende zo on ; en den zelfden,
dach des avonds verlofte zy noch van een.
kind van zes maanden, en den volgende dach
kwam ’er een derde te voorfchyn, ’t geen
omtrent drie maanden oud fcheen. Zie hier j
een ander byna ongelooflyk geval , fchoon
voor weinig jaren gebeurt zynde. Op den'
aifte van de maand Maart 1755:, bood men
aan de Keizerinne van Rusland een Ruiii-
fche boer aan, yacob Kirllof genaamt, benevens
zyne vrouw. Deze boer, ten tweede
maal getrouwt zynde, was zeventig ja-
jen oud ; zyne eerfte vrouw had een en
twintig malen gebaart; te weren viermalen
vier kinderen, zeven malen drie kinderen,
en tien malen twee kinderen. Dus in ’t.
geheel zeven en vyftig kinderen, welke op.
dien tyd alle noch levende waren.. Zyne.
tweede vrouw die hem vergezelde, had op
dién tyd reeds zeven malen gekraamt , de-
eerfte maal baarde zy drie kinderen ter eener
dracht , en de zes volgende- reizen telkens;
tweelingen, ’ t geen vyfcien kinderen vóórhaar
deel was. Dus had dezen Ruffifchen
Aardsvader reeds twee en zeventig kinderen
voortgeteelt. Welk ecnè verbazende vruchtbaarheid.
Welke oogmerken kan de Natuur
hebben met twee tweelingen , een kind met
twee hoofden , twee lichamen, vier armen,
enz. voort te brengen % Zie; W a n s c h e p -
te .1 - Waarom geiykea de kinderen, dan
eens;