dikwyls aan‘: en kwetzen hen met een doof-
booi'de werpfpies, waar van het yzen, van
het hout losgaande, in het 'lichaam van
het. Dier achter b ly f t ; en vermits het ’er
fch uins ihgaat, zoo kan het ’er niet-weder
iUitkoomen ; dit yzer is aan een zeer fterk
'touw vaftgehecht, waar-van de Viffchers
het einde vafthoudep. Het gekweffte Dier
neemt de vlucht met de fnelheitvan een-Pyl,
en voertde Bark met zich,'to t dat h e t, door
zyne pogingen vermoeit, en door hèst-Verlies
van-zyn bloed uitgeput zyndc, eindelyk ftil
houd; Op dit oogenblik beginnen-de Visie
ners het touw tot zich te rug :e trekken ,
doorfbeeken den Beer met bminelanffen; en
wanneer .hy eenige beweegingen maakt om
de-bark om te werden, zoo kappen-zy.zyne
voorfte pooten met hunne by-lén ,af. vZy tasten
. byzonder de wyfjes aan we lke 'in de
lente werpen; en onder de.’mannStjeê; altoos
de jóngfte. Mén ziet een gpoote menigte
van deze Zee-Beeren op het Eiland
Sering. Het vleefch en het vet van-dê mannetjes
heeft eenen zeer walglyken fmaak-;
maar dat - van de wyfjes is zeer aangenaam.
Z E E -D A D E L E N . * ( Byvoegz.} De
Beminnaren der Schelpentgeven dezen naam
aan tweefchelpige , kegélvonpige en dikke
Schelpen die tot1 het geïlacht der Moffelen
fcehooren. Dérzelver Schelpen, hebben een
roffe kleur en fluiten naauwkenrig. Deze
Schelpen die men te Toiilon vind , zyn in
zeer. harde fteerten befloten ,-gy koimen be-
zwaarlyk', en zelfs nietmethamersverbrooken
worden, en maken een gedeelte van dé- rot-’
zen uit die in dezee üu'fpringen', Het vleefch
van de Zee-Dadelén heeft eenen uitnemen-
den fmaak.
Z E Ê - D U I V E L . (By'ooègz.} 'Blad1
zyde 9 2 3 &de kolom ', regel 2 , van onder:
ln dit Die r, ’ t geen in ’ t groot de gedaante
heeft welke eenpóndei-pad in ’ t -klern'-bezir,
overtreft de kop in grootte "hettöverige-.vatf
het lichaam ; deszetfs bogen zyn zwart en'
groot.; de oppérkaak is veel kórter als de
onderkaak, dit'veroorzaakt da't zyn dn mond
altoos ge-opent is. Zyne tong is breéd-jeven
als kraakbeen!»-, en' van hét gehemelte niet
afgefcheiden; • De' -menigte der tanden - die-
men aan de kaken, in den achrer-mondyjop
de tong-, • en: in de keel opmerkt, -werken
niet weinig mede om dezen muil verfchrik-
lyk te maken. De kleine tanden welke waggelende
ftaan , zyn naar het binnênfte gedeelte
van den -mond -omgekromt, Zyne vinnen
die zeer fterk , en zeer üicgebreid zyn-,
hebben tknaakbeenïge draaien , en zyn aan
het uiteinde, getapt o f foftonswys uitgefne-
den. De borflvinr.cn.hobb'e-.i den vorm van
handen o f voeten, ctf'defzelver huit is keer
hard en-trouw ;■ deze Vifch heeft!uitwendig
geen merkteekenen van neusgaten. Het getal
der kieuwen., • zéc'ht kzfrr«//, is drie aan
iedere zyde. Zyn huit is dik , ftneerig,
van fehubhen ontbloot, bruin , op den rug
gefpilckelc., .en wit -aan den buik.' De omtrek
van de onderkaak is niet velachtige aan-
bangzelen bezet, welke de vorm van baardjes
hebben ,.en diemen mede aan dén gehee-
lèn omtrekwan het lichaam opmerkt. Zyne
affchuwelyke'gedaante , zyn zylihgs gekeerde
oogen , zyne wyde muil, alles be-ant-
woord vry wel aan-bet-harffenfehimmig denkbeeld,
’ t geen men zich van den bozen geeft
gevormt heeft-, vooral wanneer men hem
van zyne ingewanden ontdaan heeft, en een
brandende kaars'in zyn lichaain-plaatft; want
hy fchynt-alsdan, een der verfchrikkelyk-
fte wanfchepzelen,
Bladz. 924, ide kolom, reg, 22. De Vis*
fchérs van de Amerikaanfche Eilanden , geven
noch den naam van Duivel aan eengroo-
tè platte Vifch ,- die de gedaante van een
Roch heeft, hy heeft meer breedte ais lengte,'
vermits hy zomtyds meer als tien voeten
van den eêben vin tot aan den anderen
bellaat, zyne dikte 'is' twee voeten in het
midden van het lichaam. Zyne fprieten o f
hoornen krommen 'zich , even als;gröote
Ramshoornen. De muil van dezen Vifch
heeft eeiie onmatige' ópénihg , vermits hy
(neer als twee voeten wydee heeft ; hy is
met geen randen1 gewap'ehï'j maar men merkt
’■‘er zeer dikke vliezen in op, wefke hettand-
vleelch van dit wanfchepzël bedekken wanneer
het eenen groofen Vifch doorzwelgen
wil. Hy heeft een boort van roer op den
rug aan het achterfte gedeelte, Uit welke een
zeer beweegbare ftaarc ■ voortkoomt ?-die vier
ö f v y f voeten lang is , ■ êii de vorm van ,éeh
zweep-heeft. Het geheelé Dier is ïnereen
zéeriftërkè , ruwe , o-fftden rug graauwe ,
en ónder den buik witte' buic'ébedekt : zyn
yleéfch is onverteerbaar , even ais dat van
de
de grbote Rochet], waar van dezen Vifch
een fo-ort fchynt- te zyn uit deze befchry-
ving ziet men .., dat de-Zee-Duivel van de
Amerikaanfche Eilanden voor een gedeelte-
naar den 'Afrikaanfchen gelyk't, en voor-een
gedeelte naar dien van de Middcjandfehë Zee:
echter-fchynt,hy ’ er door eenige deelen van
te verfchülen.
Men vind in het Journal de Medecine ,
Janv. 1765 , de befchryving én afbeelding
van twee Zee-Duivelcn, die op het ftrand
op de Reede van Breft in het jaar 1764, geworpen
waren : een dezer had in zyn maag
een Zee-Hond , die de lengte van een arm
had,- en een Z e e -A a i. Dit doet zien, dat-
men vcrfchcide foorten van Zee-Duivelen
heeft, en dat de grootte het eenigfte ver-
ichil tufichen hen niet-is,gelyk dit. door ver-;
icheide Scbryvers vermoed word.
Z E Tï - E G E L . ( Byvoegz.-} Mén vind
Zee-Egels, welke alleen-met kleine punten'
bedekt zyn,-die naar Het hair der Dieren-ge-
Jyken , waar tegens andere groote punten
in de gedaante van ftokjes hebben'. Deze,
punten zyn rond o f driehoekig,- in een woord
van yerfchil-lende gedaantens , volgens het
foort der Zee-Egels, enz. De Zee-Egels
hebben niet meer als twee eigentlyke-gezeg-.
de openingen , waar van. de-eene de mond,,
en de andere de aars is. - ’ ■ •
Wanneer men de Zee-Egels voor de Liefhebberen
bewaren w i l ,. zoo moet men hen,
zoo ras zy;uic de Zee koomen , in zoet water,
geduurende eenige uuren , laten ftaan,
om hen van hunne zoutKeit te ontdoen , en
hen vervolgens laten droogen, zonder, hen ledig
te maken, ten einde hunne kaken te bewaren,
Z E E - É N G Ë L . QByvoegz.) Zyne kuit
o f eijeren zyn zamentrëkkende. Men bereid
van zyne huit een zeep , o f Smegma ,
tegens de fchorft. Zyne affche is nuctig. tegens
de beroertheit.
Z E E - E N G T E : zie S t k a a t ..
U E - H O N D , Galeus ( Byvoegz.)
Bladz-, 929 , ide kol. reg-. 2. Het fport ’t
geen men /lauillal noemt, heeft een ruwe
huit; deszelfs rug heefteen bruine afchver-
wige kleur; zyn builf is witachtig en zoo
"rauw niet als het overige van het lichaam
zyn muil is.aan.de.onder zyd e , halvemaans.--
w:ys gevormt, en altpos ge-opent. De huit
der Zee-Honden ireeft een zeer-harde k o r l,.
maar. deze, is zoo rond niet als,die, van het-
Sagrynleder. Men maakt ’er gebruik :vhni
om .de gedraaide werken en andeje mede te
polyften: men bekleed ’er noch.doozcn mede,
Om te beletten -dat deze' vellen niet
krimpen nadat zy v an .de Zee-Honden afgenomen
zyn , zoo fpanc men hen op planken,
wanneer zy verfch zyn.
Z E E - K A L F . ( Byvoegz.;) Men vind
naby de Straat van Mageliaan vergiftige Zee-
Kalven, aan welke men den naam van Zee-
Leeuwen geeft. Zie dit wöfird. , ■
Z E E - K O E . (Byvoegz.'} De Lamentin
o f Manati, heeft de openingen der ooren
zeer klein, eti niet zeer merkbaar.
In het Ryk der Dieren, zechc de Heer de
Buffon, is het hier, dat de volken der Aarde
eindigén, en dat de Bewoonders der Z'ee r_
hunnen aanvang nee,men, De Zee-Koe die
geen Viervoetig Dier- mepr is , is mede niet
geheel-een Cetacei; zy behoud van de eerfte-
twee-pooten , o f liever twee handen; maaide
achterfte b.eenen , dip in de PJjooas en
WalruJJen, byr.a in het {lichaam ingeyoegt,
en zoo veel mogelyk verkort zyn ,. zyn niecs
en overge.flagen in de Zee-Roeijen. Jn plaats
van twee korpe pooten, en'een fmalle ftaart-
die de Walruflfin:. aan hun achterfte gedeelte
in eeivhorifontale richting,hebben■ ; bezitten
de .ZeepKoejjen van: dit-alles , niets
anders dan éen;dikke ftaart, die zich waai-
jerswys in dezelve richting uitbreid.; in-
diervpegen , dat het by den 'eerften opflag.
van bet oog fchynt:, dat de eerften .een ftaart
hebben , 'die, in -drie deêle gefcheiden is , en
dat in deze laatfte , deze drie deelen verte-
nigt zyn., om alleen een eeni'g te vormen:
maar na eene oplettende befchouwing, en
vooral door de omlediging zoo ziet men
dat ’ er geen ver een i ging gefchiedis; dat men.
geen het minfte merkteeken van beenderen
der deyen o f beenen ontdekken kan , en dat
d ie g e n e , die, den- ftaarc der Zee-Koeijen
vormen, enkelvoudige wervelbeenderen zyn,.
gelykvormig aan die der Waiviffchen , welke
geen pooten hebben ; dus ,zyn deze dieren
C eta cei, door de achterfte deelen van
hun lichaam , en hebben geen overeenkomft
met.de Viervoetige Dieren., als door hunne
twee. pooten o f handen , welke voorvvaarts-
en aan de zyden van de borft geplaatft zyn.