ïos D EN N E B O OM . D E R D E HEME L. D E S M A N . D I A M A N T .
D E N N E B O O M . CByvoegz.j Bladz.
045. id t kol. reg. 25. van ona. Door de
tyd word dezen boom zeer hoog. Plinius
fpreekt, in zyn Hifi. Nat. Lib. XVI. Cap.
40. van een Denneboom die een aanmer-
kelyke hoogte, en zeven voeten middellyn
had, hy diende tot een maft voor het groot-
fte fdn'p , ’ c geen de Romeinen tot dien
tyd in Zee gezien hadden, het was gebouwt
om de Obelisk uit Egypte over te voeren,
die voor de renbaan .van het Vatikaan ge-
fchikt was. Men ziet thans noch op de Pi-
latusberg in het Canton Lucern in Zwit-
zerland, een der aanmerkelykfte Dcnneboo-
men. Uit zyn ftatn, die meer als acht voeten
omtrek heeft, komen ter hoogte van
vyftien voeten van de aarde, negen takken
voo rt, die omtrent een voet middellyn en
zes voeten lengte hebben: uit het uiteinde
van iedere tak verheft zich een zeer dikke
Denneboom; indiervoegen dat dezen boom
een arm-kandelaar, met kaarffen bezet, ver-
beelt.
D E R D E H E M E L . Deze naam geeft
men zomtyds aan het opperfte gedeelte der
Hemelen. De Heer Derham heeft gedacht
dat de vlakken , die men in zommige za-
menfterringen opmerkt, openingen van het
Firmament z yn , door welke men den derden
Hemel ziet; maar dit denkbeeld is al-
Zod ongemeen als wonderzinnig: zie S tae
acbter het woord D wa a l s t a r , Hemel,
Z amens t ar r ing. en Firmament .
D E S M A N . Dus word een foort van
Muskus-Rot genoemt, die byzonder aan
Lapland en Rusland is , en van de Muskus-
R o t van de Antillifche Eilanden en Kanada
Verfchilt: zie M ü s k d s - R ot,
D I A M A N T . ( Byvoegz. ) Bladz. 249.
ïfie kol. reg. 17. van ond. Deze Steen is
het dierbaarfte van alle de ftoffen , waar
omtrent de menfchen overeengekomen zyn,
om hen tot een verbeelding van de pracht
en overvloed te doen (trekken.
De kleur van den Diamant verfchilt tot
in het oneindige: hy heeft gewonelyk geen
kleur; maar men vind ’ ér van allerlei kleuren
, en van allerlei fchakeringen van kleuren.
Men twyifelt, wat de Juweeliers ook ■
Zeggen mogen, dat men ooit Diamanten gezien
heeft, die zoo fchoon rood als de Ro-
bynen, zoo fchoon purper als de Granaten,
zoo fchoon oranje als de Hyachinten, zoo
fchoon groen als de Smaragden , en zoo
fchoon blaauw als de Saphieren , enz. waren.
De groene Diamant i s , wanneer zy-
ne kleur fchoon is , de zeldzaamfte , hy is
mede de hoogfte in prys. De roosvcrwige
en blaauwe Diamanten wordenhooggefchat,
en zelfs mede de geele. De rode o f zwartachtige
Diamanten zyn niet dan te gemeen:
deze kleuren verminderen ’er de prys zeer
fterk van.
A lle de Diamanten van den Koophandel
zyn meteen duiftere korft bedekt, die
naauwlyks eenige doorfchynenth^it in het
inwendige van den (teen laat gewaar'worden
; indiervoegen dat de grootfte kenners
over zyne waarde niet oordeelen kónnen.
Wanneer hy dus door een korft omkleed
i s , draagt hy de naam van Ruwe Diamant.
Bladz. 250. ijle kol. reg. 6. De eerfte
bewerking van de flyping van den Diamant,
is d ie , waar door men hem van zyne korft
ontdoet: hier toe moet men den Diamant
tegens den Diamant fielten , en hen tegens
elkanderen w-ryven: men lymt hen ieder aan
hét einde van een (lokje , ’t geen de vorm
van een deel h e e ft, om hen met meer gemak
vaft te konnen houden en wryven ;
door dat middel llyten de Diamanten op elkanderen
; e n ’er gaat een poeder van a f , ’ t
geen men in een doosje ontvangt; dit poeder
dient in ’ t vervolg om hem te flypen en
te polyften. Om een Diamant te polyften
moet men den draad van den (leen volgen:
zonder deze voorzorg zou men ’er niet in
(lagen ; in tegendeel zou hy heet worden
zonder eenige polyfting aan te nemen, gelyk
aan die gene gebeurt waar in den draad fn dezelve
richting niet loopt :■ men noemt hen
Diamanten der Natuur. De Juweelliers ver-
gelyken - hen by de kwaden van het hout
waar van de vezelen door een gevlochten,
zyn in diervoegen , dat z y elkanderen in
verfcheide richtingen kruiden. Z y geven de
naam v^n Roos Diamanten , aan die gene ,
waar van de boven zyde met facetten o f ruiten
, en de onder zyde plat geflepen is, Z y
noemen die gene Briljante Diamanten , die
aan de onder zyde zoo wel met facetten als
aan de boven zyde gefleepen zyn. Om deze
flyping te verrichten , die de fchoonfte uitwerking
d o e t, zoo vormt men drie en der-
tig oppervlaktens van verfchillende gedaan-
tens, en die naar verfchillende hoeken neigen,
D I A M A N T . D I A M A N T . 103
gen, op het boven gedeelte van den fleer1 ,
dat is te zeggen , op het gedeelte dat: uit de
kas (leekt: men maakt ’er v y f en twintig op
het onder gedeelte van den (leen dat m de
kas bevat is , die mede van een verfchillende
gedaante zyn , en een verfchillende nyging
hebben, indiervoegen dat de onderfle facetten
aan de bovenfte beantwoorden in evenredigheden
die zoo naauwkeurig' zyn , dat zy
de terugkaatsingen vermeerderen , en te gelyk
eenige fchyn van (traalbreking op zekere
(tanden geven : het is door deze konft-
■ greep, dat men deterugkaatzing aan de Diamanten
g e e ft, en hen die vuurftralen doet
verkrygen , in welke men in het klein de
kleuren van het zonnebeeld z ie t , dat is te
zeggen rood , g e e l, blaauw, purper enz.
Zie het Woordenboek der' Konften en Handwerken,
ophet woord J u w e s l l ie r .
Een lchoone Diamant heeft luifterryke
en levendige terugkaatzingen, die een (terke
aandoening in de oogën verwekken. Zomtyds
fchat men de waarde van deze-fteenen,
inden koophandel , door Karaten. Iedere
Karaat evenaart vier greinen , die een weinig
minder zwaar zyn als die Van het mark
gewicht, en ieder van deze greinen, worden
in halve , 'vierdens , achiens , zeftien-
dens, enz. verdeelt. Wanneer een Diamant
verfcheide- greinen o f karaten weeg t, zoo
houd de bepaling der karaten o p , en bet ver-
fchil van dezelve is zeer g ro o t, vermits de
karaat alsdan op twee en dertig greinen kan
.gefchat worden, en zelfs op zedig greinen ,
enz. Zoo groot zyn de verdienden van den
Diamant, dat hy in alle eeuwen en onder
alle befchaafde.Volken, even als hetfehoon-
(te voortbrengzel der Natuur , in het Ryk
der Mineralen is befchouwt geworden; hy
is altoos het teken van de grootfte waarde ,
In den koophandel, enhetkoftbaarfte fieraad
in de Maatfchappy ge weeft.
Het fchynt dat de Natuur zuinig in een
zoo volmaakte en fchoone doffe is. T o t in
het begin van deze eeuw , kende men geen
Diamantmynen , dan alleen in de Ooft-In-
dien ; maar meh heeft ’er zedert in Brazil in
Amerika ontdekt.
De befte en ry.kfte Diamanten , zyn in de.
Koningryken Golconda, Vifapour en Beti-
gale, aan de oevers van de Ganges , en op
het Eiland Borneo.
De Myn van Raolconda-, is in het Land-
fthap Cafnatica , v y f dagreizens van Gol-
kojida ,, en acht o f negen,, van, Vifapofl®.
Op deze plaats is de aarde zandachtig, met
Rotzén vervult, en metKreupelboftcnenbedekt.
De Rotzen worden door airen vau
Aarde , van elkanderen gefcheiden, die een
halve duim, en zomtyds een duim dikte hebben
; en het is in deze Aarde , dat men de
Diamanten vind. De Mynwerkers verzamelen
deze aarde door yzere haken; vervolgens
wafcht men haar in houte bakken, om ’er de
Diamanten van af te fcheiden: men herhaalt
deze bearbeiding twee o f drie malen, to t dat
men verzekert i s , dat ’ er geen meer in overig
zyn. De andere Myn , Die Oani, in (letaal
van dit Land , en Coulor in het Perzi-
aanfeh genoemt word , (echt zeven- dachrei-
zen ten Ooften van Golconda. Men heeft
zomtyds , zeftig duizent Werklieden,, mannen,
Vrouwen en kinderen , die deze Myn
bearbeiden. Wanneer men in da plaats (overeengekomen
is , die men pp delven wi-1, zoo
maakt men een andere niet verre van deze
vlak , en mep omringt haar met een muur,.
die twee voeten hoogte h e e ft, en waar in
men .op zekere afftanden , openingen iaat ,
om het water te doen uitvloeijen ; vervolgens
begint men op de eerfte plaats te delven.
De mannen delven de aaide u i t ; en
de vrouwen en kinderen brengen haar naar
de plaats die met muuren omringt is. Men
vervolgt mee graven tot dat men water vindt
dit water is niet nutteloos ; men bedient ’et
zich van om de aarde te waflehen die men
in de bemuurde plaats gebracht heeft : men,
(lort het op de aarde over de muur , en het
vloeit door de openingen weder u i t , die ift
den voet van de muur zyn. Wanneer de-
aarde twee o f drie malen -ge waflehen is , zo ó
k a t men haar droogen, vervolgens wandt o f
zift men haar door korven die hier roe gemaakt
zyn: deze bewerking verricht zynde,
zoo (laat men de grove (lukken klein, om,
haar weder op nieuw twee o f drie malen te
ziften; hier op zoeken de Werklieden dfe-
Diamanten met de handen. Thans zyn de
aderen van deze Myn byna uitgeput.. De
Diamanten die men ’er in vind , zyn doorgaans
wel gevormt, groot, fpirs en van een-
fchoon water: men vind ’ er mede■ geel-e , en
van andere kleuren, Eenige hebben een
blinkende , do orfchytienderén eenigzins
groenachtige korft , fchoon het hart van de®
(teen fchoon wit is.
De Mynen van Ramiak, Garen, en Mut—
tampellec , hebben een gedachtige aarde-,;;
en. verfcheide van derzeiver Diamanten; helshem