420 LANDSNOEK. LANG-H: LASERPt LATANIER. LATHYRUS; LAUWRr
zecht de Heer de Prefontaine, heeft geen
de minfte overeenkomft met den Kalabas-
boom. Z y is kruipende, en heeft eenige
qvercenkomften met de Coloquinten : zie dit
voord. Men. trekt ’ér een uicmuntent braakmiddel
uit. Op het Eiland Cayenne kweekt
men -’er verfcheide foorten van aan; ten rfte,
de Land-Kalabas, Colocynthis oblonga ; ten
ade, de kleine Kalabas, Parvo fruftu turbi-
nato; en ten 3de , de Gras-Kalabas, Fruciu
fiasio pyriformi ,13 A r_r.
L A N D S N O E K . Deze naam heeft
men aan een Haagdis van de Antillifche E ilanden
gegeven; Z y heeft eenige overeenkomft
met den Rrvier-Snoek : hare lengte is
vyftien düijnen, en hare kleur zilverachtig
graanw z y maakt des nachrs een groot geraas.
Dit Dier onthoud zich in de rotzen.
Is dit geen foort van Salamander 1 zie dit
woord..,
L A N C m O U T i Dus noemt men een
Melkbóóm , die de Pao comprido der Portugezen
is. , Zyn fcherp en bytent fap is zoo
"gevraa'rlyk voor de oogen , dat men niet te
veel voorzorgen gebruiken kan wanneer men
den (lam omkapt: dit fap word zonder eenige
vermenging dik , en heeft veel overeenkomft
met het Spuithout, ’t geen de veerkrachtige
Harft voortbrengt : zié dit •woord.
iDeze boom is zeer zeldzaam in Guyana , en
is ’er onder geen naam bekent.' Memorien
van de Akademie der Wetenfchappen van Pa-
tys, voor bet. Jaar 17$ 1,
L A S E R P I T I U M . ( Byvoegzi) Men
w il , dat deze Plant voormaals de Duivelsdrek
( AJfa-föetida') voorihracht, die zeer
hoog door de Romeinen gefchat wierd. Het
natuurlyke Land der Lajerpitium , is Per-
ftën. Men vond onder de Regering van den
Keizer N ek.o , ih het geheele Cerenaïfche
Landfchap , maar een eenige Plant van de
Lajerpitium, welke men aan dezen Vorft.,
onder de naam, van Silpbium, zond.
BOL OAMT A N IE R , of WAYER-PALM,
Palma daltylifera radiata , majo
r , giabra; f Byvoegz.) Zyne bladeren zyn
p la t, en hebben de vorm van een wayer.
Wanneer zy eerft voortkomen zoo zyn zy
een gefloten wayer ; maar wanneer zy ontleken.
zyn zoo. vormen.zy een geopende
wayer., uitgezonden, dat de punten- fpits en
van elkanderen gefcheiden- zyn. De Inwoon-
ders bedekken ’er hunne hutten mede ; zy-
ftellen ’ ermede zonnefchermen en verfchei
de andere zaken van te zamen. De Wilden
binden twee o f vier van deze bladeren te zanten;
te weten, tvvee'boven , en twee onder
: in het midden plaatzen zy een Vifch ,
die aan den ftaart ophangt, die zy dus boven
het vuur plaatzen om hem te bewaren.. De
Mailjes maken veel werk van dit foort van
Palmboom ; z y eeten ’ er de vruchten van ,
die men de naam van Appelen van Bacbe geeft;
zy trekken draden uit de bladeren, waarvan
zy hunne hamaks te zamen ftellen. Op Ca-
yënne fplyt men het hout van dezen Boom,
en ontdoet het van zyn merg om ’er gooten.
van zamen te ftellen,.
' L A T H Y R U S . {Byvoegz.) Men eet
de vleesachtige wortelen van het foort van
Lathyrus, ’t geen Makoife o f Makjan ge-
noëmt word. Men vermenigtvuldigt deze
Planten van zaden o f wortelen: zy zyn zeer
'gefchikt om regens doode heggen geplant‘te
worden, die z y , zoo men zulks, begeert, in
eenen zomer bedekken zullen , een menigte
bloemen voortbrengen ,- en verfcheide jaren
duren: de kleine Lathyrus met gröofe bloemen
verfiert zeer wet'èen tuin, vermits zy
niet hoger dan v y f voeten opfchièt r en tros-
fén van breede bloemen voortbrengt, die,
fchoon donker rood zyn. Maar de Lathyrus
die de Engelfchen tbe Swetfientenpeas noemen,
verdient vooral om hare fchóonheit
aangekweekt te worden , en om den aange-
namen reuk van hare purpere bloemen: ein-
delyk om alte de foorten van Lathyrus tot
volmaaktheit te bréngen , zoo moet men ze
;in de maand Auguftus , naby een muur o f
hég zayen , die voor het zuiden blootgeftel't
■ is; zy fchieten alsdan in den Herfït uit, we-
derftaan den Winter , beginnen in-. Me'y te
btoeyen, en houden-, hier mede aan tot het
einde van Juny :• door deze handelwys brengen
zy een zeer groote menigte bloemen en
uitmuntende zaden voort.
L A U W R I É R B O O M . ( Byvoegze! ).
Bynaalle foorten van den Lauwrierboom zyn
fcherp, bitter,fpeceryachtig, <pn hebben een
zeer aangename reuk; uitgezondert, die-gene,
die- men Kamferboom noemt, die een
wezentlyke en verdikte O lie , laat uitvloeï-
jen, welke een doordringende reuk heeft, enz.. zie K a m .f Eit,
EAv-
L A V E N D : L E EM A A R D E . LE EUW R :
L A V E N D E L . ( Byvoegz.) Bladz. 6go,
ade kol. reg. 19. van onder. Het Lavendel
o f Meliflënwater, inwendig gebruikt zynde,
bézit een byzondere kracht tegens het verlies
der fpraak , ’ t geen door yerteringloosheit
ó f overlading der maag veroorzaakt word.
Deze wateren, o f de wezentlyke Olie van
Rosmaryn , aan den neus gehouden , her-
ftellen van de flaauwtens o f bezwymingen,
en zy bezitten een byzondere kracht tegens
de beroertheit,
! L E E M A A R D E . (Byvoegz.) Bladz.
631. ijle kol. reg. 8. van-onder. Men heeft
’er van verfchillende kleuren , welke noch
verfchillen door de vreemde zelfftandighe-
den die zy bevatten konnen. Z y worden in
het water za g t, en bezitten de eigenfehap
om lichaam te verkrygen, en aanmerkelyk
in het vuur te verharden.
Idem, a.de kol. reg. 7. vanboven. Degron-
deu die.volftrekt Leemaardachtig zyn kon-
hen , dé grbeijing der Planten'geenzins-bevorderen
; maar deze aarde is uicmuntent om
de wolle ftoffen van hunne vetheit te beroven.
Men wil dat men zich in Engeland met
vrucht van het Zee-zand bedient- , om- de
Leem aard achtige gronden vruchtbaar te maken.
Hen is- aan de eigenfehap diede-Leem-
aarde bezit om het water te behouden, en
hetzelve- geen doortocht te geven , dat het
grootfte gedeelte der Bronnen en Fonteinen;
die men uit de aarde ziet voortkomen, des-
zelfs oorfprong verfchuldigt is- Men- vind
de Leemaarde niet alleen- aan het oppervlak
der Aarde , maar zelfs op een zeer groote
diepte : men- vind-haar gewonélyk in lagen
en beddingen , die in dikte en andere afmetingen
verichillen: men vind’ er dikwyls een
menigte-Pyrieten in: zie de artikelen K l e i .-
A.AKD.E en G ez-e s e l d -e A a r d e .
L E E U W R I K . (Byvoegz.)
De G e m e e n e L e e u w r i k , Alauda
vuigaris , weegt een en een half,ons, hy is
zes duimen lang van den punt van den bek,
tot aan het uiteinde der poocen; zyne vlucht
beflaat tién duimen: hetbovenftuk van den
bek-is zwartachtig, en het onderftuk.wkach-
tig-, en zyne neusgaten zyn-rond :• de vederen
van den kop die deze Vogel zomtyds,
by wyze. van een kuif opzet, zyn ros afch-
verwig.,, en-derzelver middelfte gedeelte is-
LELIE. LELIE-NARCIS. enz, air
zwart: de kin is witachtig ; de keel geel en
met bruin gefpikkelt: de vederen van den
rug hebben dezelve kleur als die van den kop,
en de zyden zyn geelachtig ros : de vederen
van de vleugelen en ftaart zyn rosachtig, en
met wit aan de uiteinden gevlakt, de pootfen
en vingeren zyn bruin; en de nagelen zwartachtig.
De bodem van den neft van dezen
V o g e l, is in de aarde geplaatft. Hy fluit
hem met grasfeheutjes , en hy voed zyne
jongen in weinig tyd op : zyne leeftyd is-
omtrent tien. jaren.
De B o o m - L e e u w r i k , Alauda arbo~
rea, zet zich op de hoornen. Deze Vogel
zingt gedurende den nacht; hier om neemt
men hem dikwyls voor den Nachtegaal. Men
onderfcheid ’er hem echter door zyn Item en
gezang van ,. welke die van de Meerl na-
bootft.
De Z e e - L e e u w r i k , Scbxniclos , die'
de befte tot fpyze is , zou zeer veel overeenkomft
met de Poelfnep hebben , zoo hy zoo
groot was- Hy roert zyn ftaart geftadig en
verandert alle oogenblikken van plaats: men
vind dezen Vogel op de moerasachtige plaatzen,
en aan-den oever der Z e e . ,. : •
L E L I E . (Byvoegz.) Dit is een Plant
die van de Biezen-niet verfchilt , dan-alleen
em dat hare wortel niet kruipende is en
dat de blaadjes-van haren bloemkelk, die by
wyze van een klok. gefloten, is , doorgaans
aan hunnen oorfprong aan de binne zydë een
voor hebben. A lle Leliën hebben, drie
mondjes,.
E E L I E - N A R C I S , oft H erfst.-
N ar cis , Colcbicum luteum majus, De bla-
deren-van deze Plant, zyn over de aarde ver-
fpreid,. en zyn groen en glad,, hare hloemen
zyn geel; haare wortel is bolachtig en zw.arto
achtig. Deze P lan t, die overeenkomften-
met de Narcis heeft,, groeit in de warme
Landen , en op de Bergen , en. in de W e iden
L E L I E S W Y Z E P L A N T E N - , L i.
liacece. Deze naam- geeft, men aan een Gc-
flaebt van graswyze en langlevende Planten,.
en die van .een.duim dik , tot. vyftien
voeten hoogte hebben : zy zyn doorgaans,
niet zeer takryk, en zyn van eene gezette -gedaante
omtrent de.aarde. Hare. wortelen zyn
E.e. 3q vezel