373 T C H A -H O A .
neer men hem jong verplant, en hy duurt
langer als een eeuw. De grootè Taxisboo-
men zyn niet meer in de mode als in de
groote wandellanen o f in de parken : men
fnoeit hen tot pyramiden van drie o f vier
voeten hoogte voor de bloemperken. Deze
pyramiden waren voormaals een der voor-
naamfte Geraden der tuinen,
De bogen van Taxishout, wierden b y de
Ouden het hoogde gefchat: en onze Schryn-
werkers en Draayers, maken ’er noch veel
werk van. Evelyn zecht, dat dit Hout voor
geen ander, in deugd zwicht tot tanden in
molen raden , aften voor rytuigen., en zelfs
tot muzyk-indrumenten.
Dioscorides, Galants en Plinïus , gevolgt
van. de gehéele Oudheit , hebben den Taxis-
boom, als een vergift befchouwt, J u m u s
C e s a r zecht, in het zesde boek van zyne
Comment. , dat C a t i v u l c u s , Koningder
Eburoners, zich zelven met het fap van den
Taxisboom, vergiftigden, Matbiolus en y .
Baubin , brengen een. groot getal proefnee-
mingén by , die zyne kwade hoedanigheden
bevedigen. De Vader Schoot verzekert,dat
wanneer men hout van den Taxisboom in
een dildaande water werpt, de Vidchen ’er
alle .door bezwymen; indiervoegen ,.dat men
hen met de hand kan vangen, y . Baubin
heeft mede deze verdovende kracht aan het
V e e , opgemerkt. Liay, fchynt deze proef-
neeming te bevedigen, wanneer hy van een
dichtbèwaifen Taxisboom fpreekt, die men
in den tuin van Pifa aankweekte: hy zecht,.
dat de Tuinlieden , die dezen boom fcho-
ren, niet langer als een half uur dezen arbeid
vervolgen konden , zonder- een geweldige
hoofdpyn te gevoelen , waar door zy
genoodzaakt wierden om hunnen arbeid te
daken. Omtrent het einde van het jaar 1753
waren verfcheide Paarden in een tuin, naby
’s Hertogenbofcb gekoomen , zy aten-,’er
ukken van Taxisboomen, en vier uurenhier
n a , dierven zy kort naar elkanderen , zonder
eenig toeval , als duiptrekkingen , die
een o f twee minuten duurden, T o t hier toe
loopt alles te zamen om den Taxisboom in
den rang der vergiften te plaatzen.
Wanneer men in tegendeel op de verzekeringen
van Lobel en Camerdrius.,. en vooral
op de ondervinding , acht g e e ft, zoo zal
men zien dat deze boom in alle Landen niet
gevaarlyk is, L o b e lz tch t, dat de kinderen-,
in Engeland ftraffeloos, altoos de vruchten.
T C H U C H A . ^ E E K E N - P E N .
van den. Taxisboom eeten , en dat deze
vruchten mede tot fpyze voor de Varkens
dienen. De Engelfche Kruidkundige Ge-
rard, ze ch t, dat hy , met verfcheide van
zyne vrienden , van deze vruchten gegeeten
heeft, zonder’er een eenig ongemak van te gevoelen
, en dat hy dikwyls in de fchaduwe
van dezen boom , geflaapen h e e ft, zonder
eenige pyn in het hoofd , o f eenige andere
ongefteltheit te ondergaan men ziet te Pa-
rys dagelyks de kinderen de Beziën van de
Taxisboomen in den Koninglyken Tuin der
Planten eeten , zonder dat hen eenig ongemak
overkoomt.
A lle deze tegenftrydige bewyzen , doen.
ons befluiten , om te gelooven , dat deze
Boom , geen vergiftige hoedanigheden door
zich zelven b evat; en dat zoo hy gevaarlyk
in eenige Landen ia, men zulks aan de lucht-
ftreek moet toefchryven,. waar door hy ge-
vaarlyke hoedanigheden verkrygt. Diosco*
rides zecht , dat de Taxisboomen , die in
Italiën ,en het Narbonneefche Gaule voort-
koomen, vergiftig zyn:. dus is het mede met
de NapeUus. gelegen , die alleen in zekere
Luchtftreeken gevaarlyk.is».
T C H A -H O A . Dit is een Plant die
het fieraad van de tuinen der Chinezen i s :
men onderfcherd ’er vier fodrten van : wier
bloemen zeer bevallig zyn.. De Tcha-Hoa,
heeft overeenkomften met de Spaanfche
Laauwrier, door het hout en het loof: des-
zelfs ftam is zoo dik als een been ;,.zyn hout
is witachtig en glad , de bladeren ftaan beurtelings
, de bloemen hebben de grootte van.
een dubbele goude Louis , en zy zyn roodachtig
en dubbelt.
T C H U C H A . Dit is de Chineefehe Ci-
nabar : de fchoonfte o f zuiverfte , koomt
van de Stad Chienteou, in het Landfcbzp,
Houguang.. Men verkoopt den Cinaber tot
een zeer-nooge prys : de groote ftukken zyn
zeer duur ; hare kleur word niet merkbaar-
door de lucht verandert.,
T E E K E N - P E N . Men geeft dezen
naam aan ftukken- van aardachtige , fteen-
achtige en minerale zelfstandigheden welke
gekleurt z yn , en waar van men zich bedient
om te fchryven, te teekenen, lynen te trekken
, enz.. Hier to e , behoort het Kryt,,
het Roodaard., het Potloot, de Zwarte-fteen*
en-
T E E K T . T E I G U L G H I T C H .
en de Okers : zie deze woorden. Men geeft
deze ftoffen een langwerpige gedaante , om
haar in een omkleedzel o f fchede te konnen
plaatzen.
T E E K T , T ek , Aearus. {Verbet.)
D it is een gedacht van Infeften , ’t geen vry
talryk is , maar een groot getal foorten zyn
te klein om gemakkelyk waargenoomen te
worden, zelfs niet met het microscoop. In
’ t. algemeen hebben de Teekten acht pooten,
een kleine kop, tw-ee oogen , en enkelvoudige
fprieten, en die veel korter als de fpit-
ze fnuit is die den mond van dit kleine Dier
vormt: het borftfchild fchynt met den buik
verwart te zyn. Deze kleine Dieren koomen
van eijeren voort. Verfcheide foorten
van Teekten , zyn vleefch-eetende Dieren ,
andere, voeden zich met Planten» De Honden,
de V ogelen, de Vliegen, en de Schild-,
vleugeljge Infeften t, worden door byzondere
foorten van Teekten aangetaft , die eenige
Schryvers , ten onrechte (zecht de Heer
Geoffroi in zyne Verkorte Hiftorie der Infec-
ten van de omliggende ftreeken van Parys )
door den naam van Luizen betekent hebben.
Dezelve Infeften-befchryver zecht,. dat een
der afïchuwelykfte en' ondragelykfte ziekten
der menfchen , alleen door de Teekten
o f Ziertjes veroorzaakt wo rd, d ie , zich onder
de huit verbergende , ’ er die hevige jeu-
kingen veroorzaken x. die de fchorft. vergezellen
Men ondericheid , ten ifte. De T eekt
des. Honden, o f Ho n d s -lu i s , Ricinus
Caninus, Deszelfs kleur , is geelachtig
bruin: de buik van dit Infedt zwelt alleen op
wanneer het zich aan de Honden hecht.
Men ziet het zomtyds aan de ooren der Jachthonden
gehecht die zich in de Boflchen be-
geeven. Dit is de Bojch-Iuis.
Ten ade, de T eekt o f het S celorft-
di e rt j e ,. Aearus-.fcabiei, aut fubcutaneus:
deze is byna onmerkbaar; met zich onder de
huit te verbergen, brengt dit Infeót die kleine
blaasjes-voort, die men op de fchorftige
Lieden z ie t: men kan ’èr haar door een punt
van een naald uit voort doen koomen; zy
zyn alsdan dikwyls onb'eweeglyk; maar wanneer
men hen met zynen adem verwarmt,
zoo loopen zy zeer fnel voort. Vermits deze
Infeélen zich dikwyls in de kleederen der
chorftige Lieden onthouden ,. zoo kan men
T E I T E I . T E J U N H A N A . 373
begrypen dat de fchorft ligtelyk overgeplant
word.
Ten 3de , de T e e k t o f de K a a s - en
M e e l -M y t , Aearus cafei & farina : zie
M n , .
Ten 4de, de T eekt of de S p i n d e k ,
Aearus fuscus; autumnalis, textor. De Heer
Geoffroi noemt dit Infedl, de Herfftwever,
en wil dat het een web fp int, even als de
Spinnekop; hy gelooft noch , dat het gene
dat het gemeene Volk Herf/ïdraden noemt,
fyne webben zyn , die door dinfoort van In-
feéten gefponnen worden. Zie echter het
gene wy hier omtrent op het artikel Velds-
Spinnekop,. gezecht hebben.
T E I G U L G H I T C H . Dezen naam ,
geeven de Bewoonders van het Schier-Ei-
land Kamtfchatka, aan een foort van omdolende
Rotten T. die van woonplaats veranderen,
even als de omzwervende Horden der
Tartaren. De Heer Krakeninicoff, heeft ’ er
een-befchryving van gegeev enmen leeft in
dezelve , dat wanneer deze Dieren geen.voed-
zel meer vinden konnen , zy het natuurlyk
begrip bezitten om zich te verworgen , met
hunnen hals, tuffehen- twee vorkswyze-takken
, in te drukken,. Het fchynt ons toe ,
dat deze.kleine Dieren, dezelve zyn , .waar
van wy op het woord B e r g m.u i s , gefpro-
ken hebben.-
T E I T E L Dit is ’ een- Braziljaanfche
V o g e l, die de grootte van een Roodborsje
heeft; zyn bek is zwart, dik en kort; zyne
opperfte vederen zyn blaauwachtig zwart,
en zeer glansryk ; de vederen der onderfte
deelen zyn geelachtig. Het wyfje verfchilt
van het mannetje , door groene,, geeje, en
graauwe ipikkelsV Men voed dezen Vogel
in een kooitje om zyne fchoonheit en aangenaam
gezang- Marckgraff, Hiftorie vanBra-
zil,
T E J U N H A N A . Dit is een Ameri-
kaanfche Haagdis, die de dikte van een pink
heeft: hare neus is zeer fpits; de ftaart dun,
zeer lang, en met vierkante, zeer dunne en
fyne fchubben bezet: hare-kop is met bruine
fchubben bedekt: die van den buik en keel
kyn vierkant, w i t , en met rood gefpikkelt:
hare zyden en beenen, zyn met.een vliesachtig,
en even als fatynachtig v el, bedekt;
A a a 3 ’ t.geen