384 T S IN . T S IO -T E L T U A L .
onze Kruisbeziën, en bevatten mede een menigte
roodachtige korlen. D it is de Ficus
Malabarica % fru6tu ribefii van den Hort. Ma-
labar.
De T si em-T ani , is de Mixa pyrifor-
mis ojjiculo trifpermo, van Ray. Deze groo-
te boom groeit op de Kuft van Malabaar,
en zyne fchors is een foort van algemeen
geneesmiddel in dat Land*
De T sieriam-C ottam van de Kuil
van Malabaar, is een Heefter, die altoos
groen i s , en wiens Bezië-achtige vruchten
eenige overeenkomt met onze.Kruisbeziën
hebben. Het afkookzel van zyne bladeren
is een uitmuntent mond-water, voor het
ontftoken en ongeftelt tandvleefch ; zyne
fchors is zeer goed tegens de Sprouw.
De T sieroe-Kat o u , is een foort van
Pruimboom van de Kuft van Malabaar , die
door de infnydingen twee foorten van fap-
pen uitgeeft; het eene is gomachtig , welriekende
, en word door de zonneftraalen
zw a r t; het andere is roodachtig , fcherp,
en doet de huit verzweeren: de vruchten zyn
langwerpig, blaauwachtig en katoenachtig.
Men treft hem in de ryftvelden aan,
om ’er de Vogelen van te verwyderen , ter
oorzake van zyne kwade hoedanigheden. De
Verwers bedienen zich van het Tap van zyne
vruchten, om ’ er hun gemengelt katoen mede
te verwen.
T S I N . De Chineezen geeven dezen
naam aan een Minerale zelfftandigheit, die
een donker blaauwe kleur heeft, en die men
in eenige Loodmynen, naby Canton en Peking
vind. De Chineefche werklieden bedienen
’er zich van om het Porcelein blaauw
te fchilderen. Ik vermoed dat de Tfin , de
blaauwe v e rf van den Cobalt is. Zie dit
•woord.
T S I O - T E L Dit is een foort van wilde
Japanfche Myrtus , en dezelve, volgens
Kempfer, als de Gemeene Italiaanfche Myr-
tbus.
T U A L . Op de Mojukkifche Eilanden
geeft men dezen naam aan het melkachtige
fap, ’ t geen door infnyding uit den Sa'gou-
Palmboom vloeit: zie S ao ou en Dadel-
B O OM.
TU BER : TUBIP: T U F S .T U I . TU L P . enz.
T U B E R O Ï D E S . De Heer Duba-
mel, geeft dezen naam , aan een opfchuim-
loopende Plant, die haar voedzel uit den
bol van de Saffraan trekt , zich aan deszelfs
zelfftandigheit h e ch t, en hem doet omkoo-
men: zie Saffraan.
T U B I P O R A of T U B U L I T E S .
Q Byvoegz. ) Men geeft dezen naam aan een
byeenverzameling van buizen , die kantzui-
lig o f zeshoekig, o f onregelmatig z yn , . zom-
tyds zyn zy rond, en even als gekamert, of
in verdiepingen gefchikt ; zy zyn zeldzaam
doornachtig, verfchillende van grootens ,
en getakt. De wormswyze voortbrengzelen
zyn lichamen die een middelfoort tuflchende
Madreporaas en de Schelpen beflaan : zy hebben
in ’ t algemeen een kronkelachtige gedaante.
T U F S. Dezen naam geeven de Inwoon-
ders van Guinee, aan een foort van Zonnebloem,
waarvan zy zich in een afkookzel
bedienen om hunne oogen te baden wanneer
z y ontftoken zyn.
T U I . In Brazil geeft men dezen naam
aan verfcheide foorten van Pappegaaijen ,
die altoos in troepen vliegen , o f twee aan
twee : de Bofichen zyn ’er mede vervult;
het is niet zeldzaam , dat men ’er vier o f
v y f hondert te gelyk op de toppen der
boomen ziet zitten , alwaar z y een ver-
fchrikkelyk geraas veroorzaken : zie Pap- pegaai.
T U L P . ( Byvoegz.) Gesner, heeft de
eerfte Tulp befchreeven , die van Conftan-
tinopelen in Europa, in hetJaar 1590, overgebracht
wierd.
T U L P E N B O O M . QByvoegz.) Deze
boem groeit byna door het geheele Noorde-
lyke gedelte van Amerika, van de KaapFlo-
rida a f , tot Nieuw Engeland. Hy word
zeerg roo t, en eenige beflaan dertig voeten
in omtrek. Deze boom is aanmerkelyk om
zyne takken , die . zich in alle richtingen
krommen. Zyne bladeren , hebben de gedaante
van die van den Booghoutboom.
Zyne bloemen zyn altoos by de Tulpen ver*
geleken , waar van de Boom zynen naam
verkregen heeft ; maar zy hebben meer
overeenkomft met die van de Kievitsbloem:
zy zyn bleek groen , en aan het onder gedeel
TUNGSTEEN. T U N U P O L O K
cleelte met rood en geel gekleurt. Op de
bloemen volgen langwerpige zaadhuisjes,die
alle vereenigt zynde een fchubachtige vrucht
vormen welke naar de kegels van de Den-
neboomen gelyken. Deze Boom bemint de
vochtige gronden. Hy is zeer gefchikt om
fchoone wandellanen te vormen, Men kan
hem van zaden aankweeken , die uit Canada
en Louifiana , overgebracht worden. Het
hout van deze boomen , word .menigvuldig
tot timmerhout gebruikt: het word in die
Landen voor het . befte gehouden , om Ka-
noes van een ftuk, te vervaardigen. Men
noemt hem mede Geelhout.
T U N G S T E E N. In de Zweedfcbe
Mineraalkunde, die in bet "Jaar 1758, uit-
gegeeven is , geeft men dezen naam aan een
Yzer-Ertz, die naar .de granaatswyze Tin-
ertz gelykt; maar die echter in kleur en za-
menweëfzel . verfchilt. Z y is zeer hard ,
moeijelyk om te fmelten , en geeft tot dertig
ponden Y zer , uit de hondert ponden
Ertz. Van alle de fmeltmiddelen die men
gewonelyk gebruikt, is ’er geen als het
fmeltbaar zout dér P is , die deze Ertz fpoe-
,dig doet fmelten.
. T U N U P O L O N . Dit is een foort
van Ooft-Indifche Adder , en die zeer gemeen
op Cylon is. Zyne huit boo.tft Jnet
fynfte geglanfcht Satyn n a , ’ t geen ryke-
lyk met bruin gefchaduuwt i s : zie Slan g.
T U R E . De Poolen geeven dezen naam
aan een foort van Ures. De Gaulóifche
jeugd oeffende zich door de jacht op deze
Dieren: en de lauwer was voor hem die het
grootfte- getal hoornen van deze Dieren te
rug bragt, als een bewys van zyne zegen-
pralen, over een Dier ’ t geen één verfchrik-
kelyke kracht bezit: zie U r e s .
T U R F , ( Byvoegz, ) Bladz>66'j. ijle kol.
reg. 18. van onder. Alle Landen, die door
het water , geftadige omwentelingen ondergaan
hebben, moeten noodwendig in hunne
ingewanden, een foort van Turft bevatten,
die meer o f min goed is. In Holland beproeft
men, o f een grond, Veen bevat, met
ftaken in d$ aarde in te drukken , welke ’ er
gemakkel'yk ingaan , wanneer men de eerfte'
korft, die de graszoden der Weiden vormt,
doorboort heeft. Onder deze.-k.orft, is de aar-
TURE* T U S F . 385
de zagt 9 en even als doorweekt, dier-
gelyke gronden , fchynen onder de voeten
te beeven, en bieden geen wederftand ,
voor dat men aan de zandlaag koomt, op
welke zy geplaatft zyn, en die men dikwyls
niet dan op een aanmerkelyke diepte vind:
men delft de flykachtige ftoffe u i t , eii
brengt haar op een Weide , op welke men
een vloer o f omtuining gevormt heeft , die
met planken op hunnen rand geplaatft , omringt
is. Deze Slib , die men mede Veen
noemt, vermindert, naar mate dat zy , gedurende
den Zomer , droogt. Om de turven
te vormen maakt men ’ er lynen mét een
fnydent werktuig in , ’ t geen den vorm van
een platte fchop h e e ft, om hen vervolgens
gemakkelyker te konnen verdeelén. Iedere
tu r f, is acht o f negen duimen lang, en vier
o f vyf.duimen dik. Men ziet op verfcheide
plaatzen van Holland , een foort van
Meeren, die men , Uitgeveende- Landen ,
noemt; zy zyn door de handen-der Mens-
fchen gevormt, om ’er de ftoffe uit te baggeren,
waar van men de lurven maakt.'
Hoe zwaarder en zamengepakter de Tar-
vën zyn , hoe heeterzy zyn , en hoe langer,
zy hunne- hitte bewaren : dit is de reden ,
waarom men het Veen , in Holland , trapt
en kneed. Volgens dit grondbegtnzei, dat
hóe dikker de lichamen zyn , hoe meer
warmte zy van zich geeven. De Heer Lind
w i l, dat men zich vair zware, en niet van
zeer porieachtige Turven, tot de bewerking
derYzer-ertzen bedienen moet: men moet hier
echter by voegen , dat de turf-koolen,- van
hun zuur ontbloot zynde , gefchikt zyn tot
de Metaalkundige bereidingen.
De Memorien van de Koninglykè Akade?
mie van Zweden , voor het *Jaar 1745 , fpre-
ken van een foort van T u r f, die men in het
Landfchap Weftmaniën , naby de Myneh
van Brefioe, in het gebied van Hiulfoë vind:
men bedient ’er zich met nut van in dé
werkhuizen, waar in men het yzer in fta-
v en, fmeed. Deze T u r f , verandert in een
witte en ligte aflche: hy is porieachtig wanneer
hy van het oppervlak der aarde genomen
word ; maar hoe dieper men indringt,
hoè zwaarder-en te zatnengépakter
hy i s ; men mérkt’ er onderfcheidelyk wortelen,
bladeren en riet in op. Deze brandbare’
aarde , bedekt zich-dikwyls met een
k o r ft , o f een witte befchimmeling , even
als o f men haar lugtig met fyn zo u t, be-
C c c ftrooit