«p het groen der andere boömen afïteken;
maar hy is aan een zoo groot ongemak onderhevig
, dat men genoodzaakt i s , om hem
van alle plaatzen te verwyderen welke tot
verluftiging dienen. De Spaanfche Vliegen
die voornamentlyk op dezen boom voortkomen
, beroven hem byna alle jaren van zyn
lo o f in het fchoonfte jaargetyde, en veroorzaken
een ondraaglyke ftank. De Elzen-
boomen , ’ t zy Dwergboomen , o f van het
groote foor t, ’t zy die met bladeren van den
Notenboom , o f die van Nieuw Engeland,
o f zelfs de witte Elzenboom van Amerika,
enz. Hagen niet in de ftugge gronden, enz.
Ray verhaalt, in zyne Algemeene Hiftorie
der Planten , dat men in zynen tyd in Engeland
, Elzenboomen van hondert twee en
dertig voeten hoogte verkocht. Het Elzenhout
kan gemakkelyk bearbeid worden; men
gebruikt het tot het houtwerk der Artille-
r e i, en tot het Wagenmakers werk , ’ c geen
veerkracht en kromte hebben moet. De
Drayers en Roermakers gebruiken het mede.
Maar een andere groote nuttigheit, die men
’ er van tr ek t, is , dat het üitmuntent is tot
hoepen voor de kuipen , tonnen en ander
diergelyk vaatwerk. De Schrynwerkers zoeken
de Hukken die met kwaden vervult zyn :
het was alleen te wenfchen dat dit hout minder
aan het knagen der Wormen onderhevig
w a s , wanneer het al zyn fap verloren
heeft. Men merkt o p , dat het Edchenhout,
wanneer het groen is , beter brand , als ee-
nig ander hout, f| geen eerd gekapt is.
E S S C H E N K R U ID . QByvoegz.') Dit
is een langlevende Plant, die zoo wel door
haren wortel, als do gr hare zaden vermenigt-
vuldigt word.
Wanneer men deze Plant in een voegzame
Raat van rypheit overhaalt, zoo verfchafc zy
een menigte fyne geed, (dit is het reukge-
vende gedeelte der Planten ) , maar die niet
meer brandbaar is , ter oorzake van de voch-
tigheit der P lan t, die met hem overkoomt.
Zomtyds werkt haren wortel als een buik-
zuiverent middel, en zelfs als een braakmiddel
: deszelfs gebruik moet in de aanhoudende
koortzen vermyd worden. In de warme
Landen van Europa trekt men uit de bloemen
van de Fraxinelle,een welriekent over-
gehaalt water, waar van de Italiaanfche Vrouwen
zich even als van een blanketmiddel bedienen
, ?t geen te gelyk aangenaam en fchul*
deloos is.
E U P H O R B IU M . ( Byvoegz.) Bladz,
311. nde kolom, reg. 17. DeEuphorbium is
van alle vreemde Planten die gene , die de
kwaadfte fmaak aan de melk en aan het vleefch
geeft. Z y veroorzaakt gewonelyk -aan de
Schapen een buikloop ; echter eeten deze
Dieren, en de Koeyen en Geiten, met gre-
tigheit deze Plant , ondanks hare bitterneit
en fcherpheit. Maar zoo men hare kwade
uitwerkzelen op de Geiten noch niet ontdekt
heeft, zoo zyn zy_echter te klaarblyke-
lyk op dè Schapen en Koeyeri ; zy ontflelc
de gezondheit der eerfle, en bederft de melk
en het vlêefch van de andere.
Het fap van de Eupborbium is een Harft-
gom die de Engelfchen van de Kanarifche
Eilanden , de Hollanders van de Kuil van
Malabaar , en de Spanjaarden, Italianen en
Franfche van Salë in het Koningryk F e z ,
bekomen , alwaar zy uit die gedèeltens van
Afrika naar toe gebracht word , die het ver-
He van de Zee gelegen zyn.
E V O N IM O Ï D E S . Dit is een Hee-
Her die zeer gemeen in de omliggende Breken
van Quebec is , en die men in den rang
van het Papenhout plaatzen kan: zie dit woord*
De Evonimoïdes is zeer buigzaam \ hy verheft
zich aanmerkelyk door behulp van de
nabyftaande boomen, om welke hy zich in
allerlei richtingen flingert, fchoon hy geen
klaauwtjes h e e ft, zoo omvat hy echter de
boomen zoo vafl ,• dat naar mate dat zy dikker
worden,hy zich in hunne fchors en zelf-
ftandigheit fchynt in te dringen, en hen ein-
delyk doet omkomen. Zo o hy naby zich
geen boom heeft óm zich om te flingeren,
zoo kronkelt hy zich om zich zelven : Zie
de Memoriën van de Akademie der Weten-
fchappen van Parys voor het jaav 1716.
E Z E L . {Byvoegz.) In China maakt
men van het vel der E z e ls , een fóort van
L ym , die men nuttig fchat om de gebreken
derBorfl te genezen. Men dryft ’er in Indië
een Herken koophandel mede, onder-de naam
van Hoki-kao, maar zy is. zeer duur in Europa.
F A G A -
F A G A R A . F A IT AM A -D : F A LU N . F A N N .A S H I B A* F E R U L A ;
F A G A R A i Dit is een Indiaanfche;
vrucht, waar van men twee foorten onder-
fcheid I de eeue is geheel overeenkomftig
met de Cubeben-, de andere, die veel grooter
is gelykt naar de Levantfcbe-noten, zoo wel
inwendig als uitwendig. Z y zyn beide fpe-
ceryachtig, en bezitten dezelve krachten als
de Cubeben: Zie S t a a r t f e p e h .
F A ï T A M A - D O U B L E T , Imbrica-
ta. Deze naam , geeft men aan een twee-
fchelpige Schelp , van het geflacht der Harten
: zie dit wóórd.
De Faitama-doublet h e e ft, van ter zyden,
de gedaante van een hart; maar de vorm van
eén vorft op dakpan, is haar byzondér kenmerk.
Men merkt op deze Schelp, zeven
voorname en groote ilreepen op , benevens
groote holligheden tuffchen beide , die met
verfcheide lynen doorlopen worden , welke
lagen en verdiepingen vormen.
F A L U N . QBladz. 318. ide kol. reg. 9.
ï)e Falungroeven van Tourraine , zyn drie
eneen halfuur lang, maar veel minder breed,
en meer als twintig voeten diep. Van waar
koomt deze verbazende byeenverzameling
van Schelpen in een Land , ’ c geen meer
dan zés en dertig uuren van dè Zee rerwy-
dèrt is ? op wat wyze is dezelve gevormt?
Bladz. 318. ade kol. reg. 31. De Boeren
, wier akkers in dit Landfchap, natuur-
]yk onvruchtbaar zyn , delven in de maand
Óftpber de Falungroeven op , nemen ’er de
Cron uit; 1 en verfpreiden haar, na dat zy
gedroogt is , in gelyke lagen over hunne akkers
, om ben vruchtbaar te maken. Deze
mêfting maakt hen op dezelve wys vruchtbaar,
als elders de Mergel en Meftdoet; en
een akker met deze ftoffe gemeft zyndè , is
zulks voor dertig jaar. Wanneer men een
Falungroef met voordeel bearbeiden w i l,
zoo verkieft men die gene, die met een dunne
aardkorft bedekt is , die riaauw.lyks. vier
voeten dikte heeft: de lage en waterachtige
plaatzen moeten in dit geval de voorkeur gegeven
worden ; maar deze bearbeiding vordert
fpoed , vermits het water van alle zyden
toezakt, om de kuil op te vullen naar
mate men haar uitdelft: hierom gebruikt men
zeldzaam minder dan tachtig Werklieden te
gelyk. Men vergadert ’er zomtyds hondert
en vyftig : een gedeelte van deze Arbeiders
d e lft, en het andere fchept het water uit.
Men begint den arbeid des morgens vroeg:
en men is dikwyls des namiddags omtrent
drie uuren , genoodzaakt om hem te ftaken.
Men heeft opgemerkt, dat de beddingen der
Falun met geen vreemde ftoffen vermengt
zyn : men vind ’ er noch zand , noch ftee-
nen, noch aarde in ; en het water ’t geen ’ er
doorzypelt, is helder, en heeft geen kwade
fmaak. De Falun die men na de eerfte lagen
uitdelft, is by uitftek wit. De Schelpen
die men ’er in vind zyn alle horifontaal
'en op hunne platte zyde geplaatft. ‘ De banken
der Falungroeven hebben onderfcheide
lagen. Dit alles ftrekt om te bewyzen dat
de Falungroeven het voortbrengzel van verfcheide
achtereenvolgende byeenverzamelin-
gen zyn , en dat zy net werk van het ftand-
vaftig en langdurig verblyf van een Zee zyn,
die hier Baar verblyfplaats gehad-heeft , en
die in ’ t geheel n ie t, o f door een langzame
beweging bewogen wierd: zie de Memoriën
van de Akademie der Wetenfchappen van
Parys , voor het Jaar 1720 , en het artikel
A arde van dit Woordenboek.
F A N N A S H I B A . Ilubner zecht, dat
dit een groote Japanfche boom is , wiens
bladeren een donkere groene kleur hebben,
en een foort van kroon vormen ; zyne bloemen
vormen troffen, en zyn aan elkanderen
vaftgehecht: zy geven een aangename geur
van zich, die zoo fterk is , dat men haar een
uur verre , beneden den wind, rieken kan,
wanneer het waait. De Vrouwen laten haar
droogen , en bedienen ’er zich van om hare
vertrekken een aangename geur te geven.
Men plant deze boomen in de nabuurfchap
van de Tempelen en Pagoden , en wanneer
zy oud zyn , verbrand men hen in de lyk-
plichteij der doden.
F E R U L A . QByvoegz.') Bladzyde 3x9.
ide kolom, regel 3. Vanonder. In Griekenland
is de holligheic van-den fteel van de Fe-
rula 'Q Narthex ) overvloedig met een wit
merg vervult , ’ t geen wanneer het riaauw-
keurig gedroogt is , even als dé gewone lont,
vuur vatt Dit vuur blyfc volmaakt brandeiv
Q 3 P *