S2Ó LO O K ZO N D E R LO O K , LO RIS.
fqhiet verfcheide fteelen ter hoogte van een
en een half voet u i t , deze zyn ruig en getakt
; hare bladeren komen uit den wortel
v o o r t , z y leggen op de aarde , zyn groenachtig
aan de boven zyde , witachtig aan de
onderzyde, wolachtig en met zwartachtige
vlakken gelbikkelt. Hare bloemen komen
in Juny en July , aan de toppen der fteelen
v o o r t , en beftaan uit halve b lo em p je sd ie
geel zyn,,en door een fchubachtige kelk on-
derfteunt worden- Op deze bloemen volgen
verfcheide langwerpige zaden, die met
een pluimpje bezet zyn. in Vrankryk fchat
men de bladeren, van deze Plant nuttig te-
gens de gebreken der long , en byzonder tegen
» de 'bloedfpuwing, Men gebruikt hen
in de foepen die van kalfsmerg bereid worden,
wanneer de fluimen etterachtig zyn.
, L O O K ZOt-NUEE. L O O K , AUia-
ria. De Plant groeit byna alomme in de
heggen en op de randen der grachten. Hare
wortel is dun-, wit , en houtachtig ;, hare
fteelen zyn een en een halve voet h o o g ,.
wolachtig, gevoort en raodachtig,; hare bladeren
zyn groenachtig, glad, en aan de randen,
gerant; hare bloemen zyn talryk , en
aan, dé toppen der fteelen en takken geplaatft,
z y beftaan uit vier witte bloembladen die
kruiswys gefchikt z yn : ’er volgen peulswy-
ze vruchten o p , die met verfcheide langwerpige
en zwarte zaden vervult zyn. Wanneer
men deze Plant geheel ftampt; zoo geeft zy
een lookre.uk van zich , en haar fap doet het
blaauwe papier rood worden. Haar afkooksel
is nuttig voor de engborftige L ieden ,en
tegens.de winderige kolyken.
L O R I S , B it is een foort van D ie r , van
het Eiland Cylon ’ t geen eenige overeenkomt!
in de handen , voeten , an boeda-
nigbeit met den Lnkhoom-Aap h e e ft; maar
het verfchilt ’èr v an , om dat het geen ftaart
heeft-. Dit is mögelyk onder alle Dieren
dat g en e , wiens lichaam het langfte in even-
Zedigheit van deszelfs dikte is : het is vooral
kenbaar aan een rond hoofd , waar van den
fnuit loodlynig geplaatft is , en om dat des-
zel'fs. eoren inwendig met drie oortjes, by
wyze yan fcheipjes bezet zyn. Het wy fje
van dit Dier , heeft een zeer aanmerkenswaardige.
byzonderheit , en die byna eenig
ih haar- foort ia , déze heftaat hier in , dat
hare kittelaar , even als, de roede van het
LU CH T . LU CH T B U IS . LUIAART».
mannetje doorboort is , en dat het door dit
deel is , dat z y haar water looft.,
L U C H T . ( Byvoegz.} A lle e wat het
vuur vlug maken kan,, alles- wat gift o f ver-
roc , alles wat in rook kan verandert worden
, enz. kan plaats onder de zelfstandigheden.
der Lucht vinden maar alle de, uitvloeiselen
die in den wyduitgeftrekten Oceaan
van den Dampkring omvloeijen, zyn de
voornaamfte, die gene, die uit zoutachtige
deelen beftaan. Z ie 'W i n d .
L U C H T B U I Si Dezen naam geeft men
aan, de luchtpyp o f Long der Planten : zie
het gene wy hier van in het Alphabatiefch:
tafreel, op het woord Plant gezècht hebben.
n Wat de Luchtbuis der Dieren betreft,
deze is de wind- o f luchtpyp , waar door zy.
ademhalen. De luchtbuis der. Vogelen is-
aanmerkelyk om haar vorkswyze- gedaante ,
en is geheel verfchillende van die der viervoetige
Dieren, en, Menfchen : zie op het
woord Z w a a n , en op het artikel .öréjyiy-
ke huishouding , achter het woord Mensch.
L U I A A R T . ( Byvoegz-.) Zoo levendig
, werkzaam , en vlug, zecht de Heer de
BufiFon, als de Natuur ons tn.de: Aapen toe-
gefcheenen h e e ft, zo traag , gedwongen en
bekrompen is zyHn den Luiaars en het. is
minder luiheid dan- elende in dit D ie r , het
is gebrek , het is onva lm aa kth e iten on-
volkomenheit in deszeifs _ zamenftel ; het
heeft geen fhytanden noch hondstanden,
zwakke en bedekte oogen ; de kaakbeenderen
alzoo plomp als dik , het hair récht en
gelykvormig aan verdort gras ;::de deyen kwa-
lyk te zamengevoegt en byna buiten de heupen
geplaatft ; de beenen te kort , kwalyk,
gekeert en noch flfeehter geëindigt ;■ geen
goeden_ ftand in de voeten , geen duimen,
geen vingeren die afzonderlyk beweegbaar
z y n ; alleen twee-of drie-nagelen van een
onmatige lengte, kieiswys, ge.vormtfpits ,
benedenwaarts, gekromc, die zich niet dan
te gelyk konnen beweegen , en hirrderly-
ker in het vooregaan zyn , ala-dienftig om
te klimmen ; de traagheit, het gemis, van
zyn wezen-, en zelfs de gewonelyke fmer-
ten , gevolgen van deze wonderzinnige en
verontachtzaamde: Vorming; geen wapentuigen
om aan te vallen- o f zich- te verdedigen
, geen middelen van zekerheit zelfsnier
L U I A A R T , “
®iet met in de aarde te wroeten; geen heil-
zaame hulpmiddels in de vlucht ; binnen de
palen befloten , niet van het Landfchap ,
maar van den Aardklomp , van den boom
onder welke zy geboren zyn , gevangenen in
de ruimte , niet in ftaat om meer dan de
lengte van eén roede in een uur a f te leggen,
met moeite klauteren, zich met ftner-
ten voortfiepende, een klagende ftem die
door afgebrooken toonen uitgebracht word,
en die zy alleen des nacht durven laten hoo-
ren; alles duid hunne elende. aan, alles herinnert
ons die wanfchepzelen door gebrek ,
deze onvolmaakte fchetzen, duizend maaien
ontworpen , en door de Natuur ter uitvoer
gebracht, welke naauwlyks de hoedanigheic
bezitten van te konnen beftaan, en maar ee-
nigen tyd moeften beftaan hebben , waar na
zy weder op de lyft der wezens , moeften
uitgewifcht geworden zyn , en inderdaat zoo
de Landen welke de Luiaarts bewoonen ,
niet woelt waren geweeft, zoo ’er de Men-
fche en fterke Dieren zich van de vroegfte
tyden a f vermenigtvuldigt hadden, zoo zouden
deze wezens tot ons niet gekomen zyn ,
zy zouden door de andere verdelgt zyn geworden
, gelyk zy zulks ter eeniger tyd zyn
zullen. ,
. Door gebrek aan tanden , zecht onze
doorluchtige en verheve Schryver. , konnen
deze arme Dieren noch een prooi aan-
grypen , noch zich met vleefch voeden ,
noch zelfs kruiden eeten ; genoodzaakt zy.n-
de om van bladeren en wilde vruchten te
leven , zoo hebben zy een geruimen tyd nodig
om zich tot aan den voet van een boom
voort te fleepen, ’er word noch een aanmef-
kelyke tyd vereifcht om tot op de takken te
klauteren , en gedurende deze langzame en
treurige o e ffen in g d ie zomtyds yerfcheide
dagen duurt, zyn zy genoodzaakt om den
honger te verduren, en mogelyk om de drin-
genfte behoefte te wederftaan ; wanneer zy
op een boom gekomen z y n , zoo verlaten zy
hem niet weder; zy hechten zich aan de
takken, z y ontblooten hem by gedeeltens,
eeten achtervolgens de bladeren van iederen
tak , en brengen dus. geheele weeken door,
zonder dat zy door eenige drank dit dorre
voedzel ontbinden konnen ; en wanneer zy
hun erfdeel uitgeput hebben , en de boom
geheel kaal is , zoo blyven zy ’ er noch eeni-
gen tyd o p , door de onmogelykheit wedervonden
wordende, om ’cr af te konnen klau-
L ü I A A R T . 22?
teren ; eindelyk wanneer de behoefte zich
op nieuw doet gevoelen, wanneer zy dringt,
en fterker als de vrees voor de dood word ,
zoo laten z y zich neder vallen om dat zy niet
konnen af klauteren, en zy vallen zoo plomp
als een blok neder , als een klomp zonder
veerkracht, want hunne ftevige en luye beenen
, hebben geen tyd om zich uit te {trekken
, en den val te breken.
Op de aarde zyn zy voor alle hunne v y-
anden blootgeftelt: vermits hun vleefch niet
volftrekt kwaad is , zoo worden zy door de
Menfchen en verfcheurende Dieren gezocht
en gedood ; het fchynt dat zy niet fterk ver-
menigtvuldigen, o f ten minften zoo zy dik-
wyls werpen ,h e t echter een klein getal jongen
is ; want zy hebben maar-twee mammen.
Alles loopt dus te zamen om hen tè
verdelgen, en het is zeer bezwaarlyk dat het
foort in wezen bjyft. Het is w a a r , dat
fchoon zy langzaam , onbekwaam en byna
buiten ftaat tot eenige beweging zyn , zy
echter hard , fterk van lichaam , en taai van
leven zyn; dat zy langen tyd het gemis van
alle voedzel wederftaan konnen ; dat vermits
.zy met dichtftaande en droog hair bedekt
zyn , en niet veel oeffening doen konnen
, zy mede weinig verfpillen, en door de
ruft , vet worden , hoe fchraal hunne voed-
zeis ook zyn mogen ; vermits deze Dieren
vier magen even al's de viervoetige herkaau-
wende Dieren hebbenv zöo konnen zy door
de hoeveelheit het gebrek van de hoedanig-
heit vervullen van het gene waar mede zy
zich voeden. Het is èen hanmerkenswaar-
dige byzonderheit in hen, dat hunne darmen
in plaats van lang te zyn ; gelyk die van de
herkauwende Dieren, in tegendeel zeer klein
en veel korter zyn als die der verfcheurende
Dieren. Een andere zonderlingheit in hen ,
is,.dat zy in plaats van twee uitwendige ope-
ningen te hebben, de eene om hun water, én
de andere om hunnen drek te loozen, in
plaats van een uitwendige ea onderfcheidba-
re opening voor de teeldeelen , zy ’er maar
een eenige hebben, in welkers achterfte gedeelte
een gemeene loosbuis geplaatft is , een
drekbnis, even als in de Vogelen.
Voor ’t overige , zecht de Heer de Bujfon
met dien Philofophifchen geeft , die in alle
zyne werken heerfcht, zoo de elende , die
uit het gebrek van gevoel ontftaat, de groot-
fte van alle niet is , zoö kan die van-deze
Dieren , fchoon zeer merkbaar zynde , ech-
F f 2 ter