3?6 T H E E . THEE.
moeten zich van Vifch en zekere foorten
van Vleefch onthouden ; zy moeten zich
mede ten minften twee malen des daags in
een warm bad en in de Rivier waflchen, en
mogen de blaadjes niet dan met handfchoe-
nen aanraken. De Opperverzorger van het
H o f , heeft Beftuurders onder -zich welke
het opzicht hebben over:de aankweeking,
inzameling en bereiding., van dit foort van
-Thee ., welke men zorgvuldig ingepakt, en
onder het geleide, van een fterke wa ch t,
en met ,een talryk gevolg , maar het H o f
zend.
He bladeren van de Thee Bohea , o f Thee
Boe, o f Rojfe Thee , zyn meer verbryzelt,
en harder gedroogt als die van de Groene
The e ; men zamelt hen alleen gedurende de
maanden April en M e y , in : mygeheugt,
dat de Thee Pekoe , -het eenigfte foort van
Thee is., ,.iyaar van -men op Ysland , met
Melk en Honing , en zomtyds meteen -weinig
Genever, gebruikmaakt.
Men zou neigen om te gelooven , dat de
verfche bladeren van de T h e e , boven dege-
droogde moeiten gèfchat worden, in het gebruik
, ’t geen ’er de Chinezen en Japannee-
zen van maken; maar volgens Kempfer , bezitten
de verfche Theebladeren, een onaangename
hicterheit, zyn verdovende, en ont-
itellen het brein-en de zenuwen , waar aan
z y bevingen veroorzaken. Het is alleen door
de droging , dat zy deze kwade .hoedanigheden
verliezen.
T H E E .of C .A S S IN E der Z-UID-
Z E E . Miller z e ch t, dat ’er de Indianen
van deze Landftreeken , zeer veel werk van
maken , en dat het byna , het eenigfte geneesmiddel
is , waar van zy zich in Caroli-
na, bedienen. Op een bepaalde tyd.van het
jaar, komen z y van zeer verre, naar den oever
der Z e e , waar van dit -foort van Caffine,
nooit verre, verwydert i s z y plukken des-
zelfs bladeren a f , welke zy in het-water
werpen , ,’ c geen zy in een ketel over het
vuur laten kooken. Wanneer deze bladeren
genoeg gekookt hebben, zetten zy zich
om den ketel-neder , en een ieder drinkt uit
een fchaal, die rond gaat, van dit afkook-
z e l : zy vervolgen d it , gedurende twee -of
drie dagen; het bezit de eigenfchap om hen
zonder geweldige poogingen , zonder fmer-
ten, en zonder fnydingen , te doen braken,-
en zonder dat zy verplicht zyn , om. zich te
bakken. Wanneer z y zich genoegzaam ge-
purgeert achten , zoo beladen zy zich alle
met een arm vol van de bladeren van deze
•Caffine, en keetèn ’ermede naar hunne woningen,
te rug.
De Heer Frezier -zecht, dat de Spanjaarden
van dit geneesmiddel gebruik maken ,
regens de -uitwaafleming van de Mynen van
Peru, en dat men ’ er een groote meenigte
te Lima van' verkoopt , alwaar men deze
Plant gedroogt, eis byna tot poeder gebracht
, brengt. Men doet deze bladeren
in fchaaltjes , die van Kalabaflen gemaakt
z yn , en Mate gerioemf worden : men doet
’ er duiker b y , men giet ’er warm water op,
en drinkt het u i t , zonder het water tyd te
geeven van de krachten der Plant uit te trekken.
Om de bladeren niet medé door te
zwelgen , bedient men zich van een buis,
aan welkers einde -een bal gehecht is , die
met gaatjes doorboort is. Deze pyp gaat
rond: men voegt op nieuw fuiker en water
by de bladeren, -wanneer defchaaltjes ledig
zyn: in plaats van deze p yp , die Bombilla
genoemt word , bedienen zich andere van
een klein fchuimfpaantje , Y geen de naam
van dpartador draagt, -om de bladeren uit
de fchaaltjes te neemen. -Deze drank word
hoger als de T hee gefchat: hy heeft een
aangemamer fmaak; deszelfs gebruik is zoo
gemeen , dat de armfte Lieden , hem des
morgens drinken. De handel in deze Tbee
of'Caffine der Zuid-Zee , word te Santa-Fé
gedreven: men brengt hem langs de Rio de.
la Plata, naar deze Stad. Men ouderfcheid
’er twee 'foorten van , het eene word Ter ha
de P a l o s en het andere Terba de Camini ,'
genoemt; het laatfte , ’ t geen uic Paraguay
koomt, word de helft duurder als het eérfte
verkocht. Men verzekert, dat dit Land-
fchap ’er ’s jaarlyks , meer dan twee hondert
en vyftig duizent ponden , van uitleevert-:
deze byonderheden , doen ons beflüiten ,
dat de Thee der Apalaches, en het Paraguayfcbkruid,
de twee Planten zyn, die de
twee foorten van Thee, o f 'Caffine der Zuid-
Zee , ukmaken. Zie T h e e d e r A p a -
liC H E S en P a r a g ü a y s c h - K r d id .
T H E E (M A R T lN I IK S CH E j, (j By-
megz.') Men geeft op het Eiland Martï-
nique dezen naam , aan twee foorten van
Planten ; waar van het eene , den naam
draagt van Thee van het Fort St. Pierrot, én
het
t h i n . t h o r a , t h y m r l e a .
het andere, die van A m e r i k a a n s c h e
T h e e , o f T hee v a n ' de R i v i e r van
L i m a , Capraria peruviana agerati , fol'tis
absque pediculis. Dit is een Heefter die uit
Peru oorfpronkelyk is , maar hy is ’er alleen
zedert het jaar 1709, bekent; zyne hoedanigheden
, welke dezelve als die van den Chi-
neefchen Thee zyn , deden de Peruvianen wel
ras het gebruik van dezen nalaten , om zich
alleen van dien genen te bedienen die in hun
Land groeit. De Vader Feui/lee verzekert,
dat men in het jaar 1 7 1 1 , alleen van den Thee
van de Rivier van Lima, in dit Land, fprak.
De houtachtige wortel van dezen Heefter,is
gelyk de vezelen en hairen waar mede hy bezet
is , met een graauwachtige en zeer dunne
fchors bedekt. Deszelfs houtachtige fteel
is hoog, enz.
T H I N . De oude Schryvers , en vooral
de Arabifche Geneesbeeren , hebben, door
dit woord., de gezegelde Aardens betekent,
waar van men in de Geneeskonft, gebruik
maakt: zie G e z e g e l d e A a r d e n s .
T H O R A . ( Byvoegz. ) Men w i l . dat
de Spanjaarden, ten tyde toen de handboog
hun voornaamfte wapentuig was, hunne py-
len met het fap van deze Plant vergiftigden,
z y deden dit , in het jaar 1530, in.hun gevecht
regens de Moren, met zich van het fap
van een foort van Akonyt te bedienen , ’ t
geen in de nabuurfchap van Grenada groeit,
en ’ cgeen men, om deze reden, Handboogs-
hout , noemt: zy bedienen zich mede van
het fap van het zwarte Nieskruid, ’ t geen op
de Bergen van Caftiliën groeit. Het uit-
wetkzel van deze beide foorten van vergift,
i s , wanneer het in het bloed overgaat,
hoofdpyn, verdoving, opzwellingen van het
iichaam, en de dood.
T H Y M E L E A , M k z e r o e n , Tby-
melea aut Laureola was. Tournefort. Dit is
een kleine Heefter, waar van men verfchei-
de foorten heeft die men aankweekt. Deze
Heefters die zeer weelig in de warme Landen
groeijen , vooral in de nabuurfchap van
Cortona, alwaar zy Biondeüa genoemt worden,
brengen aan den top van hunne takken,
troffen van pypswyze bloemen voort,
die aan hunne toppen uitgebreid , en in vier
tegenS elkanderen o.verftaande ftukken , in-
gefneden zyn. Eenige foorten hebben roo-
THURINGSCHE-WIEROOK. TIN. 377
de , andere witte , en weder andere bleek-
roode bloemen.
Deze Heefters, brengen Beziën o f vruchten
voort, welke de grootte van die derMyr-
tus hebben, zy zyn eirond, en met een zeer
fchetp en brandend fap vervult; wanneer zy
typ zyn, zoo zyn zy rood, en zy veroorzaken
buikjoop , en zeer hevige fmerten in de
ingewanden; echter zyn ’ er de Patryzen en
andere Vogelen zeer gretig na. De Thyme-
lea kondigt de Lente door hare bloemen aan,
welke zeerbevallig z yn , en in het begin van
de maand Maart, ontluiken. Alle de foorten
van Mezeroen zyn zeer geweldige purgeermiddelen
, waar van men geen gebruik
meer maakt, zoo niet in Turkyen. De
fchors van de Mezeroen met bladeren van het
Vlafcb op den arm gelecbt zynde , doet het
zelfde uitwerkzel als de branding met een
gloeijent yzer. Men doorboorc zomtyds de
ooren, en fteekt ’ er een ftukje van het houc
van deze Heefters in , om de vochtigheden
tot zich te trekken, De Verwers bedienden
zich voormaals van dit hout , om geel o f
groen te verwen, na dat zy het met ïndig^-
achtige Weede hadden laten koken.
T H U R I N G S C H E -W I E R O O K -
Dezen naam heeft men aan den Harft gegëe-
ven die de Thuringfche Pynboomen uitgee-
v en , en vooral die van het gebied van Saxen,
’ t geen een meenigte van Boffchen van dit
foort van boomen bevat. De wilde Mieren
trekken ’er kleine korlen u it, die zy in de
aarde bedelven , ..zomtyds ter diepte van vier
voeten : hier vloeit dit pek tot een klomp
by elkanderen ; men delft het vervolgens in
groote ftukken uit de aarde , en dit is hec
gene men Tburingfche-Wierook , noemt.
T IN . (.Byvoegz.') De Tin-aderen zyn
zomtyds alleen met een geringe hoeveelheit
aarde bedekt, en vertoonen zich dikwyls
aan haar oppervlak. In de Mynen van De-
vonshire en Kornwal, is derichtingderTin-
aderen gewonelyk van het Weften naar het
Ooften, fchoon zy in de andere deelen van
Engeland , van het Noorden naar het Zuiden
, voortlopen ; alsdan dompelen zich deze
aderen volflandig naar het Noorden, van
acht voeten tot acht voeten , drie voeten
loodlynig , dieper in de aarde in. De
Mynwerkers hebben opgemerkt, dat de zy-
den der aderen van de Tin-mynen van Dell
bb ‘ vonshi