en geheel verfchillende is van het overige
van den.tand, ’ t geen geel is. Dit emaii-
jeerzel , ’t geen beenvlieftb, bekleedzel, o f
korfti van eenige Schryvers genoemt word,
beftaat uit een meenigte vezeltjes , die van
hunne wortelen af, beenachtig worden, ten
naaften by , gelyk de nagelen , en hoornen
doen. : Men ontdekt dit alles gemakkelyk
■ in eenen gebroken tand. Zoo door eenig
toeval een gering gedeelte van dit emailjeer-
zel afïchilvert o f weggenomen word , zoo
zal het been van den tand , ’ t geen de aandoening
van de lucht niet weder Haan kan,
langzamerhand in kalk veranderen ; dit veroorzaakt
de onvoorzichtigheid , om een te
menigvuldig gebruik van de tandpoeders te
maken. De Tanden zyn door zich zei ven
niet gevoelig; de zenuwen die ’er zich door
verfpreiden zyn zulks alleen: het emailjeer-
ze-l is mede het-eenigfte gedeelte der tanden
ft geen aangroeit.
Hoe meer men de gedaante der Tanden in
de verfchillende Dieren befchouwt, hoe
meer men hen evenredig met het byzonder
voedzel en behoeftens van ieder Dier , ge-
vormt vinden zal : dus zyn z y , in de ver-
fcheurende Dieren gefchikt, om hunnen
prooi aan te grypen , vaft te houden en te
verfcheuren.- In de Dieren die van kruiden
leeven , zyn zy gefchikt om de Planten te
verzamelen. en te verbryzelen. Men heefc
ViiTchen -, wier tanden op de tong geplaatft
z yn , gelyk die.der Forellen , o f in het ach-
terfte van de keel , gelyk in de Wyting :
andere hebben drie, vier o f v y f ryën tanden
in een kakebeen , gelyk de Zee-honden.
Men vind een treffent tafreel der tanden ,
van hunne fchikking, e n z ., wanneer men
het kakebeen van den M enfth, van de Haai,
de Krokodil , de A dder, den T y g e r , den
B e e r , den W o l f , den Leeuw, den Stier,
(het geflacht der viervoetige herkaauwende
Dieren , heefc geen fnytanden in de opper-
k a a k ) , de Kameel, het H e r t, het Paard,
het Konyn , het Varken , den Aap , den
Olyphant , den Goudbraaflem, en z ., befchouwt.
W y zullen dit artikel befluiten ,
met te zeggen , dat de door konft gemaakte
tanden gewonelyk van Y v o ir , o f van beenderen
van een O s , o f van de tanden van een
Zee-Paard, ge vormt zyn: zie B e e n .
T A N D E K E N S - K R U I D , Dentella-
ria aut Plumbago. QByvoegz.~) Rondelet wil,
dat deszelfs wortel een hevig brandmiddel
is ; en niemand is onkundig van de rtiftorie
van die jonge Dochter, die zich leevendig
gevilt vond , . door dat zy ’er zich mede ge-
wreeven had , ten einde zich van de Schorft
te geneezen. Men bevoordeelt zich van de
brandende kracht van het Tandekens-kruid-
om de ingewortelde kankers te geneezen l
welke men ongeneeslyk oordeelt, om hunne
aankleeving aan de beenachtige deelen
Men doet deszelfs bladeren in Olyf-olie aftrekken
, waar mede men drie malen des
daags de kankerachtige verzweeringen be-
ftrykt, tot dat de zwarte korft afgevallen is,
ten einde de zieke géén fmerten meer gevoelt;
dit duurt omtrent veertien dagen, of
omtrent deze tyd, De wortel van de Plürn-
m m i o f het Tandekens-kruid van A frika,
Amerika en Azia , is fcherp ; echter eenig*
zins fuikerachtig en fpeceryachtig ; de Negers
en Indian en drin ken ’er het afkook-
zel van , om de braking en waterlozing te
bevorderen, wanneer zy van eenig vergiftig
Dier gebeeten zyn.
T A N I N G , zie E clips.
"1 A N R E C . Dit is een klein Dier , ’ c
geen vry gelykvormig aan onzen Egel is -
men vind.bet in de Ooft-Indiën. Het ver-
ichilt van den Egel door verfcheide onder-
fcneidbare kenmerken : -het rolt zich nooit
klootswys tezamen, gelyk deze; betfchept
behagen in het wa ter, en onthoud ’ er zich
langer tyd als op de aarde in. Dit Dier ,
heeft de grootte van onzen E g e l, en heeft
alleen ftekeis.op den kop , hals, en op het
achterfte ; het overige van deszelfs 'lichaam
is met wreed hair bedekt. Het verfchilt
mede door deze kenmerken , van een ander
D ie r , ’t geen men in het zelfde Land vind,
en niet .grooter als een Rot is , en waar van
het geheele lichaam met veel kleinder fte-
kels bedekt is , maar zy ftaan zoo dicht by
elkanderen , als die der Egels: men noemt
het mede Tandrac., Beide knorren z y , even
als een Varken , cn beminnen de Slykpoe-
len der Zee-ftranden. Z y vormen zich holen
, in welken zy den winter in een ftaat
van verdoving doorbrengen , gelyk de Rel-
muis; hun vleefch , fchoon imakeloos zyn-
d e , is'échcer een aangenaam gerécht voorde
Indianen.
T A N -
T A N T A M Q U . Dit is een Plant die
op het Eiland Madagaskar groeit: zy gelykt
naar de Plompen ; maar haar bloem is violet.
Men kookt haren wortel in water , en
braad hem onder den aflchen gaar. De In-
woonders maken ’e r , gebruik van , wanneer
zy zich tot het v enus-fpel, willen opwekken,
T A P A Y A X I N , Lacertus orbicularis.
( Byvoegz. ) Men zecht, dat de Tapayaxin
koud in het aanraken is , en zoo lu i, dat zy
zich naauwlyks van hare plaats beweegt, en
zelfs niet wanneer men haar hier toe aan-
fpoort-, fchoon dit Dier met ftekels gewa-
pent is , zoo is het echter een zagtaardige
Haagdis, en die vergenoegt fchynt wanneer
men haar aanraakt en behandelt ; maar het
gene ongemeen is , is d a t, wanneer !men
haar aan den kop o f in de oogen k wetft, zy
eenige droppelen bloed,' uit het gekwetfte
deel, uitfchiet.
T A P E R A . Dit is een Braziljaanfche
Zwaluuw , die door de Portugezen Ando-
rinha genoemt word, hy gelykt naar den Ja-
kobyn-Zwaluuw van ons Land M a t Z w a-
L t r w .
T A P I T I . Dit is de Cufiiculns Ameri-
canus van eenige Dierbefchryvers. Eenige
befehouwen dit D ie r , als een foórt van
Agouly. Zie dit woord.
T A P I R E E - H O U T . Dit is een
groote Boom van Cayenne , waar van het
hart van het hout met rood en jonquielje-
klenr, gemengt is : men maakt ’er huisgeraden
in dat Land van ; en vermits dit hout
een uitmuntende reuk heeft , zoo deelt het
hem aan het lyriwaat mede , ’t geen men in
de kabinetten befluit , welke van dit hout
te zamengeftelt zyn. Men begint dit hout’
naar Europa tot gebruik van de Schrynwer-
kers-, over -te brengen.
T A P Y R A - C O A Y N A N A . Dit is
den Kaffiën-boom van B ra z il, Kaffia fiflula
Brafiliana. Het vleefch der vruchten purgeert
beter als dat van den Kaffiën-booni van
Egypte : zie R a s s ia .
P A R A . Deze Heefter is de P'oinciantt ■
fpinofa van den Vader Piumier : men vind :
hem meenigyuldig in de Valei van Lima , ;
alwaar' hy ter hoogte van twee roeden op-
febiet. Zyrie ftam is recht, met een graau-
wen fchors' bedekt ,■ gerimpelt, en met
doornen bezet, die regelmatig in deszelfs
lengte tot aan de takken gefchikt zyn; welken
hen mede hebben , maar in een kleine hoe-
veelhéit en onregelmatig , zyrie takken zyn
met een groot getal loten bezet, en hebben
zeven o f acht paren bladeren die eirond, en
groen zyn, De bloemen zyn troswys, hebben
v y f bloembladen , die rooswys gefchikt
zyn , derzelver helmftyltjes zyn w i t , en
hebben roode toppen. Op de bloèmen volgen
peulen , die drie o f vier duimen lang,
en met rondaebtige en bittere zaden vervult
zyn. De Verwers bedienen zich van de peulen
van den Tara , om zwart te verwen ; men
maakt ’er medééen zeer goede inkt van. De
Tara verfchilt van dePqinciana: zie dit woord.
T A R A Y O . Dit is een foort van Ja-
panfche Laauwrier-kers, waar van de bloem
uit vier welriekende bladeren beftaat, zy'
zyn geelachtig en in een groot getal in des
fchoot der bladeren by elkanderen gefchikt;
de vrucht, die naar een peer gelykt, isr.ood,
en bevat vier zaden : men kvveekc deze Planten
in de Tuinen aan.
T A R W . (^Byvoegz.') B/adz. 628 ïfte
kolom, reg. 21. Van alle tyden heeft de arbeid
der Landbouwers hier toe geftrekt om
de.grootftë mogelyke hoeveelheit T a rw , op
een gegeven uitgeftrekcheid van grond aan te
kweeken ; vermits hy tot voedzel van den
Menfch gefchikt is', zoo doet Tem zyne uit-
muntenheit het onderwerp van eenen nood-
zakelyken koophandel z yn , 'waar door zyne
waarde noch vermeerdert word. Men kan
zeggen, dat de vruchtbaarheit der granen in
eenen nieuwen grond, zomtyds, naar een
wonderwerk gelykt.
Piinius ze ch t, dat een der Bewindsmannen
van den Keizer A ugustus , hem uit
een Landftreek van Afrika in welk hy het
bewind had , een vry verwonderenswaardige
zeldzaamheid overzond; dit was een
Tarwftruik , die uit vier hondert halmen te
zamengeftelt was , welke alle van een eenig
graan, waren vobrtgekomen; zoo deze zaak
waar is , zoo kan men zeggen , dat dit een
van die kennenswaardige verfchynzelen der
Natuur is , in welke zy hare nitnemende
mildadigheit betoont. Deze landftreek, is
thans zoo ryk in voedende grondbeginzeien
A a a niet
É