zelve takken met de katjes tut, maar 'echter
op afzonderlyke plaatzen. Iedere vrucht bev
at, by hare rypheit, platachtige en gevleugelde
zaden,
B E T E L , Betela - codi. ( Byvoegz.) Deze
Indiaaofche Plant word 'óp dezelve wy-
ze als de' Wynftok aangêkweekt.
Het menigvuldig gebruik dat de Indianen
van de bladeren der Betel maken, verderft
hunne tanden vroegtydig : zomtyds hebben
z y hen in den ouderdom van v y f en twintig
jaren reeds alle verloren. Men lééft echter
in de' Dl&ionaire Éncyclópedique, dat het
gebruik van de Betel hoger als dat van den
Tabak te fchatten is» ten minften om den
reuk, en fchqon ’er de tanden nadeel door
lyden mochten, de maag ’ er zich echter beter
by bevinden zou, en-veel fterker en gezonder
zyn ; want men heeft in onze Landen
meer lieden wier maag ongeftelt is ,
dan die'gebreken aan de tanden hebben.
B E Z O A R D . ( Byvoegz, ) De verfchil-
lende foorten van Bezoards zyn in gedaante
en groote onderfcbeiden; men heeft ’er
die naar een boon gelyken , andere zyn rond
o f langwerpig , o f eirond,. dan eens glad en
dan weder ruuw, enz.
Men heeft Bezoards van het Stekel-Varken,
het W ild -Zw yU , de A a p , dé Schildpad,
de Olifant, het Paard, deMenfch, de
M u il -E z e l , de GaZellé, de G e it , de Bok,
• enz. De uatuuflyke- Bezoards- zuigen het.
water en brandèwyn.in, en doen deze vochten
troebel worden.
De Duitfche Bezoard is de Hairbal: zie
dit woord,
B E Z E M K R U I D , Maiva uhnifolia fe- •
mine roftr'at'o , Barr. Die foort van Maluwe
groeit in de ftraten op Cayenne; zy is
dus genoemt, om dat men ’ er kleine bezems
van maakt. Dé Inwoonders bedienen zich
van den wortel in éen afkopkzel , om den
druipèrc te genezen, èn de maag te verfter-
ken-,
B I B B Y , {Byvoegz.} Deze boom groeit
■ in Amerika , zyn (tam heeft de dikte van
een de y , hy is re ch t, en zeftig o f zeventig
voeten hoog. - Zyno vruchten groeijen onder
en om de 'plaats alwaar de takken beginnen
uittefchieten. De Indianen zyn niet
gewoon om dezen boom om te kappen wanneer
hy oud is , maar zy verbranden hem»
om ’ er de vruchten van te bekomen,
B I E S - N A C H T E G A A L , Deze
kleine Vogel word door Belönius , Luscini-
c/ij genoemt: b y heeft de grootte van de
Baftaart-Nachtegaal ; hy onthoud zich alleen
op zekere plaatzen langs de Boflchen,
Zyne vederen fchynen rosachtig, en zyn
aan de borft, op den k o p , om een hals en
op den rug gefpikkelt; de vederen der vleugelen
en van den (Taart, zyn bruin: zyn bek
fe fp'its.j zwartachtig,en zwak: hy leeft .van
Wormpjes : de randen cn het inwendige gedeelte
van zyn bek, zyn geel,
B I E Z E N , ffuncus. Men onderfcheid
verfchéide föorteh van deze'Plant. De ei-
géntlyke Biezen , behoren tot het geflacht
derLeliew-yzeplanten, en fchynen ëen mid-
delfoort tuflehen het Hondsgras ,en de Lelie,
te zyn. ■ Z y hebben alle een hopfdwörtel,
die kruipende erf vezelachtig is. Hare kelk
beftaat uit zes onderfcheide blaadjes , die;
om den ftamper gefchikt z yn , ’ ’
B I L IM B I . Dit kleine boompje is zeer
gemeen in de tuinen van de kuft van Mala-
bar ; dit is de Billingbing van Bontius ; en;
de Malus indica frultu pentagono , van de-
Franfche Kruidkundigen : het fchiet ter
hoogte-van acht o f tien voeten o p h e t
brengt , overvloedig- bloemen' ‘en ; vruchten;
liet géheelejaar door , v o o r t; vart hét éérste
jaar-af dat hét geplant word,. tot zyn zestiende
toe : de vrucht van de Bllimbi bezit
dezelve geneeskrachtige eigenfehappen als-‘
de Citroen; maarzynen wortel verwekt bra—
kingen , en het af kookzel van de bladeren,
bevordert het zvveëten, ‘
B I N G E L K R U I D , {Byvoegz.} Het;
eigentlyke gezegde Bingelkruid , en dat dér:
Bergen, tuflehen twee.bladen gtaauw papier
gedroogt zynde , neemt in zekere gety-
den van het jaar , een blaauwe kleur aan ,..
’ t geen fchynt aan te duiden, darmen ’er.'
een verwftof uit zou konden trekken. Het-
ruige foort van Montpellier ; -’ t geen; Pbyl-l
hm door de Grieken geneemt wierd, op dezelve
wys gedroogt zynde, neemt een wyn~’
achtige kleur, aan deszeïfs toppen aan,
' B I S S U S. {Byvoegz,} Dit is de naam
die men' aan zyachtige yezcMraden geeft..;
Deze
Deze; draden , door liet Microscoop be-
Tchouwc zynde ., fchynen hol , en geveiO ,
wanneer men hen brand , .een pisachtige
Teuk , even als de z-yde, van-zich. De-Bis-
fus van de Pinna. M arina, is. tot de weving
bekwaam , en dierbaarder als de wol.
Men vind in. Italië en op Corfika% Jcami-
folen, mutzen, handfehoenen .^ouiTen, en
andere werken, die yan de Biffus derPin-
- na Marina , te zamengeftelc zyn. Men heetc
moeite om de warmte .van. diergelyke klederen
te wederftaan, die men als een byzon-
der Geneesmiddel tegens de rhumatismus en
de licht befthouwt. Het is nodig aan te
merken , dat -deze Bi flus , geen -kleuren
aan n e emtzon d e r ’ er door verdorven te
worden* Zi& de jSdcyïioti 'êti umyi gb A kcicIb—
mie der Wetenfcbappen van Parys , voor bet
jaar 1712.
B I S S U S . Dit is een geflacht van planten
, ’ c geen de uiterlyke gedaante van ftof
o f enkelvoudige vezelen heeft , die kegel-
vormig zyn , zy zyn dan eens getakt, dan
ééns metswys , -dikwyls met gewrichten bez
e t , en meer o f min lang. Men ontdekt
?er geen wortelen , noch bladeren , noch
vruchten, noch bloemen aan. Micbiel Boc-
,cotie en Dillen, hebben niets voldoende over
de zaden van de Biflns gezecht, noch over
de wyze op welke deze plant voortgebracht
word. . De Heer Adanfon zecht, dat hy gedurende
vyftie.n maanden , deze planten in
glazen aangekweekt' h e e ft, en dat hy vry
Klaarblykelyk ontdekte -dat ieder leedje , ’ t
geen natuurlyk o f door konft afgefcheiden
wierd , even als een zaad voortkwam , en
éen plant voortbracht , die volkomen gel.yk-
vormig aan de moeder was. Men heeft een
voorbeeld, van deze zonderlinge P lan t, in
■ de‘t Conferva♦ -Men vind ’ er 1 die naar een
verzameling van zyde draden ,. naar een ta-
p yt.,. n-aar het vel van een hairig dier, naar
een fchapenvachc, naar een éTulc laken, o f
.eindelyk naar fpinneweb gelyken: zie W a_-
MR-MOSCH,
B L A D , en. L O O F , Folium & Fron-
'.des, ( Byvoegz. Bladz. 121. ade kolom , reg,
ifl. van onder.}. Loof, is mede een woord
waar door de Kruidkundigen 'de gedaante
uitdrukken die de bladeren aannemen; het is
d u s ,; dat men zéggen kan, dat het L o o f van
•den Olmboom , "Lindeboom, enz. platachtig
is, om dat de bladeren zich horifontaal,
de oen® -aan de eene zyde, en dè andere aan
détégenoyérgeftgklezyde , in dezelve richting
uitftrekken. Het Loof kjruift zich in het
groo.tfte gedeelte der Planten , waar van de
bladeren tegens elkanderen oyerftaan , gelijk
men zulks.in de Myrrhe en Jasmyn, opmerkt.
, Het Los/van deniPyobootn is rond,
om dat de bladeren zich kringsw-ys om de
takken uitftrekken. Het. Loof is wervels-
rvyys ,. wanneer meer als twee tegens elkanderen
oyerftaande.bladeren een, kring om den
Re.el vormen, om welke z y even als in verdiepingen
geplaatft 'zyn ; het Geflacht der
Aparïnes levert hier menigvuldige voprbeel-
den.van op. Men weet dat het de verfchil-
lende plaatzing. -der bladeren , , is , die het
mesfte to t de houding; der Kruid wyze Planten
.toebrengt, gelyk de fchikklng der takken
die der bomen uitmaakt.
Men geeft de naam van Bladfcbieting,
Fo'Iiatio, aan de uitfp.ruiting , der 'eigentlyke
gezegde bladeren, die. alle de Planten,
’-s jaarlyks voortbrengen ; maar z y vernieuwen
hen niet-alle op een ty d : het grootftë
gedeelte der Moflchen ; by voorbeeld , en
de Py.rtb.oom.en bekomen ïmnne,.bladeren ,
gedurende de Winter ; die, van het Gedacht
yan het Hondsgras , ,en der Leliewyz.e in de
Lente ; een groot getabboomen , en vooral
de uidandige , in den Zomer..: andere Planten,
gelyk de Paddeftoelen, Mofchgewaflen,
het grootftë, gedeelte der Varen , enz., zyn
niet voor den Herfft in hare voile kracht.
De bladfchieting word noch vervroegt , o f
vertraagt , na dat-,de Zon vroeger o f later,
de voegzame graad van warmte , voor ieder,
foort aanbrengt. De Heer L in m e u s is de
éerfte gewecft,dieoverde vergelykende tyd
van de bladfchieting der Planten , in iedere
iluchtftreek , gefchreven heeft : zie {Arme-
■ nit. Acad. vol. 3. pag, 463. verpath arba-
■rum).; maar; de. Heer Adanfon wil , dat
■ dezen Natuuronderzoeker verzuimt heeft.»
om middelbare uitkomften, tuflehen alle de
waarnemingen te plaatzen , die hy als vol-
ftrekt opgegeven heeft, en hy heeft in vier
tafelen , dat gene geplaatft s, dat nodig was
:om.van naauwkeurige regelen te konnen af-
,leiden, en om met meer zekerheic over de-
'ze-zaak te konnen befluiten, zie, het eerfte
deel van zyne Qefachten der Planten. Het
.grostfte gedeelte der Planten laat. alle jaren
ide bladeren vallen : dit is het gene men de
AfiiaUing der,bladeren , Defalatio , noemt,
éti ’ t geen zyne bepaalde tyd , .even als de
G 2 blad"