-enz. De vier algemeenfte middelen om de
Planten a f te beelden; zyn de Schildèrkonft,
deDrukkonft met kleuren, de Graveerkonft,
en de afzetting. Men moet zorg dragen om
de Planten in alle hare byzonderheden a f te
beelden, van harén wortel tot haar zaad,
enz. alle de deeleri, in hunne natuurlyken
ftand af te malen; hunne natuurlyke grootte
door middel van een fchaal verkleinen, en
de uitnemende kleine Planten, door het mi-
crofcoóp vergroot , afteekenen: in een woord
een middel-wech tuffchen deze twee uiter-
ilens kiezen,
Hoe fchielyker de Planten droogen , hoe
béter z y hare natuurlyke kleuren bewaren.
Die gene, die byna plotsling door de gering-
fte hitte droog worden , bevatten doorgaans
Weinig fapp'en; tot déze behooren het groot-
fte gedeelte der .graswyze , zonnefcherms-
wy ze , lipswyze , en peulswyze Planten :
die gene die fterker hitte, in de tyd van acht
o f veertien dagen nodig hebben om te droog
en , zyn de Bryon ie , eenige foorten van
Hanevoee, en andere waterachtige Planten:
die gene welke niet dan bezwaarlyk droogen,
en eenige maanden nodig hebben, zyn
de Porceleinen , de Donderbaart, verfchei-
de leliewyze Planten , de Zee-planten, en
andere Planten, die men vette o f vleesachtige
noemt. De Heer Adanfon ze ch t, dat
men geen Planten van deze drie Maffen heeft,
waar mede hy niet geflaagt i s , om haar te
drogen, dóór drie foorten van graden van
warmte te gebruiken ; te weten , die van
de menfchelyke warmte, (30 o f 35 graden)
deze kan men tot het eerite foort gebruiken.
De hitte der Zon , tuffchen de 40 en
60 graden, voor de tweede. Eindelyk, die
van gloeijent Yzer o f een Oven , welke tot
83 o f 100 graden moet opklimmen , voor
de vleesachtige Planten.
Voor ’t overige-, op wat wyze men deze
Planten droogen w i l, men moet haar by
droog weder inzamelen , wanneer z y door
den daauw niet bevochtigt z y n , in hare volkomen
kracht, en met hare wortelen , bladeren,
bloemen, en vruchten o f zaden, bezet
z yn ; haar ieder afzonderlyk , zonder eenige
re zamenvouwing , tuffchen twee bladeren
graauw papier leggen: vervolgens moet men
haar fchikken , en haar dus gedroogt tus-
fchen nieuwe bladen graauw papier bewaren,
Eenige lieden hebben de kwade gewoonte ,
om de kleine Planten vaft te lymen, ten einde
haar , op haar plaats te houden ; dit belet
dat mén haar aan béide zydeh niet be-
fchouwen kan; het is genoeg y dat men haar
met fpelden aairhet papier hecht, waar door
hare voornaamfte fteelen en takken, vaft
gehoudén worden. Wat de zeer dikke en
lóofryke Planten betreft, men kan haar, zoo
mén wil vaft naaijen , om dat Zy niét afgly-
den zoüden , wanneer men zyn K ruidboek
opent; maar het befte en gemakkelykfte tót
het gebruik , i s , dat men haar vry , ieder
in een los papier lecht. Om een diergelyk
Kruidboek te bewaren, is het genoeg, dat
men het voor de befchimmeling en rnyter,
befchut.
Wat dé wyze betreft, om de Planten te
droogen , zonder haar plat te drukken -of te
perffen: zie op het artikel B l ó é m . Wanneer
men de planten verniffen w i l , zoo bedekt
men haar ; verfch zynde , met een dik
Gomwater-, waar na men haar in een oven
droogt; maar de Gom , neemt by vochtig
weder, fto f aan : men kan zich met meer
vrucht van naauwkeurig geklopt, e iw it , bedienen
, waar onder men eenige droppelen
Melk van den Vygenboom , o f Wolfsmelk,
mengt: deze foorten van Harft-Gommen ,
vermeerderen de helderheit van dit foort van
Vernis.
Men weet y dat ’ er onder dePlanten, die
men in de pers droogt, eenige z yn , die haar
afbeeldzel op het papier achter laten , ’t zy
door een foort van Harftgom , die haar oppervlak
bedekt, ’t zy door een kleur die ’er
hare vochtigheit op overbrengt, gelyk het
grootfte gedeelte der Wilgen en Populieren,
’ t geen, volgens den Schryver van de Ge-
flachten der Planten , een afdruk maakt, ’t
geen de konft nagebootft heeft, met diegee-
he dezer Planten , die waterachtig zyn , met
een dun Gomwater te beftrykeh, die gene
met olie te bedekken , op welke het water
o f de Gom geen vat heeft, en ’er vervolgens
de kleur in een poeder over te ftrooijen , en
haar eindelyk onder de pers op een wit papier
te leggen aan welk zich deze kleur hecht,
met de ribben en zenuwen fterker uit te drukken.
Dit is de wyze om de planten door af-
dmkzelen te bekomen. Eindelyk , Boyle
heeft een middel aan dehand gegeeven , om
op een grove wyze , de afbeelding van de
bladeren van alle foorten van Planten te bekomen.
Hier toe moet men een blad zwart
maken , door middel van den rook van
Harft, Kampher o f van een Kaars, enz. Na
dat dit blad genoegzaam zwart is , plaatft
men
men het in de pers , tuffchen twee ftukken
vloeipapier; by-voorbeeld , twee ftukken
Chineefch papier, en men zal de naauvykdu-
rige uitgeftrekthgit, gedaante en takfchietin-
gen van de vezelen van het blad hebben: zie
jjoyle , Works Abridgitl, vol. I. pag. 132.
maar dit afdrukzel word zeer ligtelyk in ’t-
geheel o f voor een gedeelte uitgewifcht. De
konft heeft, noch een andere handelwys uitgevonden
, om het afbeeldzel van een Plant
te maken , zonder haar plat te drukken ; dit
is met in een vorm van Plaafterkalk , ge-
fmoltenMetaal te gieten, gelyk T in , Lood,
enz. deze handelwys , die een ieder thans
bekent is , brengt een plantvan Metaal voort,
die. vry volkomen de natuurlyke verbeeld.
De vernuftigheid der Menfchen is noch geflaagt
om de bladeren op een volmaakte wyze
te ontledigen; en men maakt thans geraamten?,
van bladeren , die veel volmaakter zyn als
die gene , die ons de Infeéten verfchaffen,
en die zoo hoog door eenige. Natuuronderzoekers
geroemc zyn, . Sevërinus. was de
eerfte , die hier een voorbeeld van gegee-
yen heeft, fchoon alleen aan een klein getal
bladen. Vervolgens hebben Mujfchen-
broek, Kundman en andere , deze Konft zoo
verre voortgezet, dat zy geraamtens van allerlei
foorten van bladeren vervaardigden.
Zie de artikelen Pl a n t e n , B loem,
B l a d , enz.
K R U I D J E R O E R M ï N I E T ,
(.Byvoegz.^) Men moet toéftemm.en , dat
een volkomen duifternis veel meerder uitwerking
op het Kruidje roer my niet, en alle
flapende planten h e e ft, als de ruuwfte aanraking,
die alleen, om dus te fpreek.en, den
eerften. graad , van rolling en verflapping
voortbrengt , waar toe de Plant bekwaam
is.
Deze Waarneemingen konne.n ,. zoo wel
als de volgende , van zeer veel gewicht in
de Kruidkunde zyn , en ons waarfchynelyk
de redenen aan de hand geven van de ver-
fcheidenheit die men in de houding van de
vizierswyze bladeren-, in yerfchillendelucht-
ftreken ontmoet; want be.halyen de bewe.e-
gingen van zamenvouwing der uiers wyze loo-
ven, heeft het Kruidje-roer my n ie t, zecht
de Heer Adanfon y een fcbarniernvyze , o f
knieswyze beweeging in de jonge , takken ,
in het gemeene voetfteeltje van deszelfs vizierswyze
bladeren , en aan de zenuuw , op
welke de vizieren o f loofjes vaftgehecht
zyn. Alle deze bewegingen zyn onafhan-
kelyk van elkanderen, en worden mede, gelyk
die van zamenvouwing en richting, door
de werking van de warme voedende dampen
veroorzaakt, en door da aanraking.
Met welke licjiamen men ook het Kruidje
roer my niet, mag aanraken, zepht dezelve
Bchryver, zoo merkt men o p , datde.ge-
voeligheit byzonder in de gewrichting ge-
piaatft is , ’ t zy in die der takken, o f ’ t zy
in die der verfchillende voetfteeltjes , vooral
in het witte gedeelte van deze gewrich-
tingei). De tyd die een aangeroerde tak nor
dig heeft om zich te herftellen , vetfehile
volgens de krachtieheit van.de P lan t, het
uur van den dach, het Jaargetyde, de warm-
tey en andere omftandigheden van den dampkring.
D e order in welke de deelen zich
herftellen, verfchilt op dezelve wyze. Het
is mogelyk , om met. een weinig behendig-
h e it, een tak af te fnyden , zonder dat de
bladeren zich té zamenyouwen. W y gaan
hier met ftilzwygen de vermenigtvuldigde
Proefnemingen: voorby, die men op het
Kruidje roer my n ie t,. genomen heeft. Z ie
’ er .hier de uitkomften van. Ten ifte , de
beweegingen van het Kruidje roer my n ie t,
zyn veel fterker en merkbaarder , wanneer
de Plant in hare grootfte groeijende kracht
is. Ten ode, een infnyding brengt een geringer
uitwerking voort als een aanraking
o f f to o t , en de werking ftrekt zich min o f
meer verre u it, en over zekere deelen , volgens
de kracht der aanprikkeling en derzel-
ver richting. Ten 3de, een fchudding, een
krabbing, de groote hitte, de groote koude,
4e damp van kokent water , die van zwavel
en vlugge geeften , in een woord alles wat
op de werktuigen der Dieren , eenig uit-
werkzel voortbrengen kan , werkt op het
Kruidje roer my niet. Ten 4de, de indompeling
in-het water, gelyk mede in het luchtledige
, doen niets anders dan de kracht van
deze Plant te verzwakken. Ten gdê., hare
fcharnierswyze beweeging., hangt.alleen van
een zeer merkbare te zamentrekking af; want
zy verftyft alsdan tot een zoodanige .trap ,
dat men haar verbreken zou , wanneer men
haar tot haren vorigen ftaat herftellen wilde
.B
ehalven de namen van de Küijfchë en de-
Slnapfier , die vry veel op -het Kruidje roer
my niet, toepaffelyk zyn , heeft men deze
Plant een menigte gewaande krachten toe-
gefehreyen, en het is bynaonmogelyk,zecht
de