during der oorzaken dïe zioh vereenigen om
haar te vormen, en volgens den aart, de ge-
fteltheit en zeden , om dus te fpreken , van
iedere Plant. I
De bloeying, floratk, en de verwelking,
defloratie , konnen ónder twee verfchillende
oogpunten béfchouwt worden.; te weten ,
tem ften, betrekkèlyk tot de tyd ofhetjaar-
getyde , waar in zy géfchieden , dit noemt
men eenvoudig , yaarlykfcbe bloeying. Ten
ad e y betrekkelyk tot het uur van den dach ,
winneer de bloemen zich openen, deze
ontluiking, word dagèlykfcbe bloeying, ge-
n'oemt. Men moet aanmerken, dat in ’ t algemeen
de Planten der koudfte Geweften,
en die*der Bergen, in de Lente, van Europ
a , bloêyen : die van onze gematigde Geweften
, bloeyén, gedurende onzen Zomer:
die van Kanada , Virgihiën, en van de Mis-
fiffipi, vooral de langlevende, en jaarlyk-
fche Planten, die niet aangekweekt worden,
bloeyen niet voor de Herfft: die van de
Kaap de Góede Hoop , bloeyen gedurende
onzen Winter ,~ die haren Zomer is. Het is
niet dan met deze verfchillende ondervindingen
te volgen, dat wy altoos onze tuinen
van langlevende Planten , welke bloei*
jen konnèn, voorzien houden , waar van de
bloeityd van ons niet afhangt, gelyk die der
Planten dié alle jafen, o f op nieuw voortkomen
, welke men vervroégen o f vèrtfagen
kan , met haar vroeger o f later te zaaijen.
Vo or ’ t overige, de bloemen volgen in hare
ontluiking, byna dezelve wetten als de bladeren
in hunne omwinding. Zie B l a d .
De Bloemen zyn een der bevalligfte werken
der Natuur; zy fchynen met den groot-
ften luifter der kleuren te pralen. Een bloemperk
kan dus als het palet en reukvat der Natuur
befchouwt worden. Dus had Plinius
redenen om te zeggen , in floribas , natura
efi maxima,
B L O E M B O L . Déze haam geeft men
aan de wortel van eenige ftrorten van bloemen
, als Tulpen , Hyacinthen, enz. De
kleine, bollen , foboles, komen om de groo»
ten voort , en kónnert langen tyd bewaart
worden , én weder geplant wannéér men
zulks verkieft; z y nemen in krachten toe
wanneer zy drie jaren achter elkanderen in
de aarde blyven, en zy bloeijenün het zelfde
jaar, wanneer men hen herplant. Wanneer
men de bollen alle jaren opneemt, zoo
hebben de jonge bollen geen kracht genoeg;
men moet hen op een tuinbed by wyze van
een kwekery planten , waar uit men van tyd
tot tyd de bollen opneemt die in ftaat zyn
om te konnen bloeijen. De johge bollen
bewaren alleen de fchoonfte foorten van
bloemen, zonder te ontaarden: zie het artikel
B lo km.
B O C C A d’ IN F E R N O . Dezenaam
geeft men in Italiën aan een verheveling,
die zich dikwyls in de nabuurfchap van Bo-
logne vertoont, wanneer het duifter is. Dit
zyn brandende uitwaaflemingen, aan welke
het gemeene Volk de , bflosaardigheit toe-
fchryft van te trachten de Reizigers te doen
omdooien. Het gemeene Volk gelooft het
zelfde in onze Landen van de Dwaallichtjes.
Zie D w a a l l i c h t .
B O I C U A I B A . Dit is een Slang van
het Land der Incas, die omtrent twintig voeten
lang is , het voorfte gedeelte van haar
lichaam is zwart , en het overige geelachtig.
Deze Slang beoorloogt de andere geftadig en
verilind haar, en vooral de Ratelilangen*
Haar vleefch word hier door echter nietver-
giftig, vermits de Indianen het zonder eenige
fehroom eeten,
B O I G Ü A C Ü . Dit is de haam van een
Indiaanfche. en Mexikaanfche Slang, diê
twintig voeten lang is. Haar kop is'dik, en
haar lichaam graauw en met wit gevlakt.
Hare neusgaten zyn zeer wyd geopent. Hare
boven lip die zaagswys gevormt is , is met
fchubben bedekt. Hare ftaart is kort. De
Heer Linmeus ze ch t, dat z y geen hondstanden
heeft. De Indianen, bedienen zich van
de afgelegde huit van deze Slang, om zich te
kleeden» De Wilden voeden zich met haar
yleefch. De Boiguacu is eenigzints vergiftig
; maar by uitftek gevaarlyk , om dat zy
even als de Giboya op haren prooi lo e r t, en
hem ombrengt. Zie G i b o y a .
B O J O BI» Dus noemt men hen zeer
fchoone Slang van het' Eiland Cylon , die
dikke lippen h e e ft; z y heeft een afïchuwe-
lyk aanzien. Dit is een foort van Cobra de
Capello, Zie dit woord,
B O K . QByvoegz,') DeBarbaryfche Geit
geeft drie malen zoo veel melk als de onze;
de kaas die men ’er van bereid is beter : zy
werpt doorgaans twee jongen. Haar hair is
zeer
zeer fyn*, dicht en hoger als eenig ander te
w&ardeeren. Men zecht dan p i Engel-
fchen en Hollanders groote voordeelen van
trekken.
B O K J E , Leptura. Dit is een fchild-
vleugelig Infeét, waar van de fprieten in
dikte afnemen , van den voetfteun ‘ tot aan
het uiteinde , en wiens oogen delvoeifteun
der fprieten omringen. * Men kan de Bokjes
even-als een foort van Bok-Torren aanzien:
z y bewonen dezelve plaats , hunne maskers
en popjes zyn d e ze lv e , en zy verfcbülen
alleen door het borftfchild,.’ tgeen met geen
punten gewapent is , gelyk dat van de Bok- .
Torren', zie dit woord.
C O K S D O O R N , Tragacantla. Dit is
e en ' klein doornachtig boompje , ’ t geen
menigvuldig in Azia groeit, en zelfs , in.de
omliggende ftreken van Alcppo, op Kandia,
op verfeheide andere plaatzen;, en byzonder
op den Berg Ida. Zyne fteelen zyn eenduilU
dik, tw e e ,of.drie voeten lang, in het ronde
op de aarde uitgefpreid;, en van een fpons-
achtige zeltftandigheit. Zyne takken , die
met doornen bezet zyn , hebben geen bladeren
aan het öndérfte gedeelte, ’ t geen droog
en even als dood fchynt : het opperfte gedeelte
is met kleine tegens elkanderen over-
ftaande bladerenbezet; de bloemen zyn klein,
pëulswys, en eenigzints purperachtig; op de
bloemen vólgen wolachtige peulen , die opgeblazen
en met kleine aierswyze zaden vervult
zyji.'. *
In het begin van de maand Juny , en in
de volgende maanden , vloeit '’er* natuurlyk
o f door de infnyding die men in den ftam o f
takken van dit boompje maakte; v lo e it ’er,
zeg ik , by wyze van een draad, o f ftrooken
van meer o f min lengte, die omgerolt en te
zamengevouwen z.yn , o f korlswyze droppelen,
een gomachtig fap uit, ’t*.geen wit
o f graauw, blinkende en l ig t .i s ,’t geen noch
reuk noch fmaak heeft, en Gom Adraganth
genoemt word. Wanneer men. haar in water
laat weeken , zoo zwelt zy op Jjtög vertoont
zich even als een bevrózen room : het.
is deze flym van de Gom Adraganth , die de)
Apothekers en Confituriers. gebruiken, om!
lichaam aan de geneesmiddelen , plaatjes ,’
koekjes ; enz, te geyen. Men mengt deze
Gom mede in de M e lk , waar van men ge-
geeifelde Room bereiden w i l ; : en waar by
■ men een. weinig Roozenwater, p f water van
Oranjebloemen mengt»;
De Gom Adraganth, inwendig,ingenomen
zynde , is bevochtende, yerfriffi»nde„.;ver-
zagtendë , nuttig om de fmerten van het ko-
ly k , de verhittingen in het watermaken , en
de fcherpte van de hoeft te verzagten. Wanneer
men haar fpoedig tot een poeder brengen
wil , zoo moet de mortier warm zyn ,
om de waterachtige . vochtigheit te verdry-
ven die zy bevat.
De. Miniatuur-fchilders maken het Perkament,
waar op z y fchilderen willen;; zoo
glad als een yvoire tafel, door het met Gom
Adraganth te vernifien. Hie toe . doen zy
deze ontbonden Gonj in een popje van lyn-
w a a t,. en wryven ’ er het parkement mede.
DeVerwers en. Gaaswevers .gebruiken'deze
Gom dikwyls voor. alle andere , om zelf-
ftandigheit, en een byzondere,, luifter. aan
hunne, werken te. ge ven,
B O L , zie B l o s m .b o ó ,
B O L E T U S - G E R V I N U S. Men
heeft deze naam aan een foort van vleesachtige
Paddeftoel gegeven , wiens oppervlak
netswys , vol , en zonder eenige holligheid
aan de onder zydeis : zie P a d d e s t o e l .
B O M B A R D IE R, Dus noemt med
een foort van Vlieg die door den aars een
uitbarfting veroorzaakt,, gelykvórmig aan
een kanonfehooc, Dit Infeét, ’ t geen door
den Heer Holander het .eerfte bekent geworden
is , heeft een middelmatige grootte., en
behoort tot het foort der Glinfterwormen,
zie hier de befchry ving van deszelfs. kenmerken
: Cïcindela, capite , thorace, pedibutque
rufis, e/ytris nigro-cceruleis. De, > ombardier
heeft, uitpuilende, en zwar.tachtige. blaauwe.
oogen; zyne hoornen zyn kort. Zyn kop,
bprft, .buik; .en. popten , zyn do froo d ; het
uiteinde .der achterfte, pooten , is donker
blaauw. De fcheden van'; zyne vleugelen
hebben een ongelyke breedte , . en ftompe
punten. Het is-omcrènt het einde van de
maand April , dat dit Infect uit de.aarde
voortkobmt; het blyft eerft onder de ftee-
nen verborgen, en gaat vervolgens al fprin-
gende voort: wanneer men hé t aanraakt, zoo
geeft het aanftonds door den aars , met een
geluit, ’ t.geen naar dat van een fchietg'eweer
gelykt, een rook uit die zeer helder blaauw