fterker als de R o t : zy brengt meer dan een
maal in een jaar voo rt, en hare drachtenzyn
zomtyds van negen o f tien jongen; in plaats
dat die der Rotten, niet meer als van v y f o f
zés jongen zyn. Het is vooral in den Herfft,
dat men haar in het grootftè aantal vind ;
men heeft ’er oneindig minder in de Lente.,
want Zy verdelgen elkanderen , wanneer harén
voorraad gedurende de winter begint te
ontbreken : de groote verflinden de kleine,
zy eeten mede de Veld-Muizen, en de Lyfters
en andere Vogelen dié in flrikkén gevangen
zyn ; z y beginnen altoos eerft met het brein,
en eindigen mét het overige van het lichaam*
W y hadden-} zecht de Heer de Buffott ,
twaalf levendige Bofch-Muizen in een vat
geplaatft; op zekeren dach dat men een vierde
van een uur gewacht -had met haar voed-
z e l te geven, bévond men dat ’ er eénige reeds
tot aas aan de andere verftrektén, en einde-
3yk bleeft ’e r , ten einde-Van eenige dagen,
niet ineer dan een eenige overig, alle de andere
waren gedood , en voor een gedeelte
verflonden , en die gene die overig bleef,
was aan de pooten en ftaart verminkt»
De Bofch-Muh ia een der Dieren, die het
algemeenfte door Europa verfpreid z yn ; hare
vyanden zyn de Wolven , Voflchen , Marte
r s , Roofvogelen , en zelis de Dieren van
baar foort»
B O S C H -M U I S ( G r o ó t e ) . Dit
dier ’ t geen zédert weinige jaren eeril hè-
kent is , heeft men oneigentlyk Bojcb-Rot
genoemt ; want het Verfchilt zoo veel van
de R o t , als de gemeene Bofch-Müis van de
Muis verfchilt. Men heeft het te recht de
naarn van Groote Bofch-Muis gegeven , om
dat z y meer naar de Bofch-Muis als na de
R o t g e ly k t, zoó wel door -deszÉfs natuur*
lyke gewoontens , als door dè kleur van het
hair.
De Groote Bofcb-Muls , zecht de Heer de
Buffon, is rterker en boosaardiger als de Rot:
bare hairen zyn ros , haar Haart is by uit-
itek lang en van hairen ontbloot; haar rug»
graad is gekromt, even als die van den Eekhoorn,
en haar lichaam veel dikker: zy heeft
knevels even als de Kat.
Het is niet meer als tien o f e lf jaren geleden,
dat dit föort van Dieren, zich door de
omliggende (tréken van Parys verfpreid hebben
: men weet niet van waar zy gekomen
zya 7 maar zy z.yh ’er öp een verbazende
wyze vermenigtvuldigt; en men zal hier over
niet verwondert zyn , wanneer men wéét
dat zy van twaalf tot negentien jongen vóórtbrengen
, en drie malen , in een jaar , werden.
De plaatzen op wélke de Groote Bofch-
Muizen zich voor dé eerde maal vertoont
hebben, en alwaar z y zich welras door hare
verwoeftingèn deden opmerken , z yn ,
Chantilly, Marly-la-Ville, en Verfaille’s.
De mannetjes zyn veel grooter, ftoutmoe-
diger en boosaardiger als de wyfjes» Wanneer
men hen vervolgt en aaögrypen w i l ,
zoo keeren zy zich om, en byten in denltok
o f hand die hen aanraakt : derzelver beten
zyn niet alleen fmertëlyk , maar. zelfs ge*
vaarlyk ; zy worden ras van een aanmerke*-
lyke zwelling gevolgt, en de wond, fchoon
klein zynde , heeft échter langen tyd nodig
om zich te fluiten.
De Honden jagen de Groote Bofch-Mui-
zen , even als zy dé Wacer-R,otten jagen ,
dat is te zeggen , met een drift die naar ver-
woedheit gelykt. Wanneer deze Dieren 'bemerken
dat z y vervolgt worden, en zy keus
hebben om zich in het water te begeven ,n o f
zich - onder een doornftruik te Verbergen,
waar van zy even vérre verwydert z yn , zoo
kiezen zy het wa ter; zy begeven ’er zich
zonder vrees in , én zwemmen :fnet reen verbazende
gemaklykhèit. Dit dóen z y zoo
dikwyls als zy HuftUe hólen nr-et bereiken
konnen ; want zy maken zich évén als de
gemeene Bofch-Muizen , hólen ónder de
aarde, o f nemen anders haar vefrblyf in die
der Konynen. Men kan met 'Fretten de
Groote Bofch-Muizen in de holen vangen:
zy vervolgen - haar , even als de 'Konynen ,
en fchynen haar zelfs mét meer verwoedheic
op te fporen.
Deze Dieren'brengén de Zömér in het veld
door; en fchoon zy zich voornamentlykmet
Vruchten en Granen voeden , zoo zyn zy
échter mede verfcheurende Dieren. Z y ee*
ten de jonge Konynen, de jonge Patryzenen
andere jonge Vogelen die zy'bekomen konnen
; wanneer zy in een hoenderhok korben
konnen , zoó veroorzaken zy ’er byna alzoo
veel fchade als een Bonzem.
Omtrent de maand November , verlaten
de moeders, mét hare jongen en alle de kleine
der Grooté Bófch-Muizen het véld , en
begeven zich met troepen naar de fchüren,
alwaar zy zéér groote fchaden Veroorzaken;
z y knagen het ftroo klein , Vérflinden een
menig*
menigte-granen , en befmetten ^lles met haren
drek. De oude mannetjes houden hun
verblyf in het veld : ieder hunner bewoond
een afzonderlyk h o l;z y verzamelen ’e r, even
als de Gemeene Bofch-Muizen , een voorraad,
gedurende den Herfft van Eikels, enz.
in ; zy vullen hun hol tot aan den rand op,
en" onthouden zich zelfs op den bodem : zy
verftyven n ie t, , gelyk de Relmuizen. Z y
komen des Winters uit hunne Holen , vooral
by fchoon weder. Die gene die zich in de
Schuren onthouden , verdryven ’ ér de Rotten
en Muizen uit. Men heeft opgemerkt
,dat zedert de tyd dat de Groote Bofch-Muizen
zoo- menigvuldig in de nabuurfchap van
Parys ge weeft z yn , ’er de Rotten minder tal-
ryk als. voormaal zyn.
B R A A K L A N D . De Landbouwers,
geven dezen naam aan de akkers die zy een
jaar onbebouwt laten , dat is te zeggen , die
geen Granen voortbrengen, maar echter tot
Weiden voor het V e e , dienen.
B R A A K N O T E N . Men leeft in het
IVde Deel van de Dictionaire Encyclopedie
qu£y dat men het leven van die der Vogelen,,
die dit vergift ingezwolgen hebben, kart redden
,. met hen met.geweld , water te doen
doorzwelgen , en dat men dus mede de Honden
redden, kan ,, met hen Azyn in te geven
.
B R A N D E N D E B E R G E N , Volca-
mm* QByvoègz.') De verfchrikkelyk'fte Vuur-
brakende Bergen , en die men het meefte te
duehten heeft de Vefuvius , iEthna , en
Hekla , zyn genoeg om ons een trefifent voorbeeld
van de tochtgaten der Aarde te geven.
Niets kan by de woede van de Brandende
Bergen vergeleken worden , vermits
zy te gelyk de L u ch t, Aarde eri Z e e , aantallen,
en alomme de Vrees , Schrik, Ver-
woefting en D o od , Verfpreiden. Dit zyn
Vuren die door dé lucht verwekt worden ,
en wier krachten , door het water verdubbelt
word.
Bladz. 159. ifle kol* reg.'24. De uitbarstingen
der Brandende Bergen, worden doorgaans
door een onderaardfch geraas voor gegaan
v ’ t geen gelykvormig aan dat van den
Donder,is men hoort een verfchrikkelyk
geblaas l en een verbazent gekraak ; t en men ’
dénkt dat dè Aarde inwendig verfcheurt , o f
tot /in. hare. fondamenten ggfchud word :. de .*
floffen , die in den Poel bevat zy tl, fchynen
te koken ; z y zwellen zomtyds in diervoegen
op, dat zy zich boven den rand van den vuurpoel
, verheffen; en zy vloeijen alsdan langs
de helling-van den Berg af.
De omliggende Streeken van deze V u u r poelen
zyn mede met een verbazende op een
hoping van gerooftert zand en puimfteenach-
tige aarde bedekt, die zeer warm is. Wanneer
’er Paarden overheegrootfte gedeelte van)
deze gronden gaan , zoo doen zy hen weér-
galmen , even als o f zy hol waren. Men
merkt mede een groot getal barften in de na--
buurfchap der vuurpoelen op. Dit foort van1
Schoorfteenen , verfchaffen een vrye dóor-
tocht aan de lucht en het water, die door de
fornuizen o f vuurpoelen; die op den bodem
geplaatft zyn , uitgezet worden.- Gedurende
den dach ziet men ’er rook uit opgaan p
deze dampen fchynen ontftoken o f phosfpho--
riek , gedurende den nacht.- Zonder deze--
tochtgaten zouden de ftoffen die in hunbran--
den op onzen Aardkloot veel verfchrikkely-
ker uitwerkzelen hebben als w y by de Aard--
bevingen zien gebeuren: zy zouden altoos
van een-geheele omkeering van de Landen-
gevolgt worden in welke z y zich doen'gevoelen*
De Vuurpoelen zyn dus een w e l daad
van de Natuur :, men ziet mede dat d e -
Voorzienigheit ’ér in alle de Werelddeeleir
geplaatft heeft..
De verfchrikkelykfté Vüurkolken zyn ge-
wonelyk in de toppen van zeer hoge Bergen-
naby de Zeekuften geplaatft : het is genoeg
dat men den Berg Vefuvius aanhaalt, wiens
kruin meer dan 1677 voeten, boven het op--
pervlak der Z e e , verheven is*
Bladz* 159. 2de kol. reg. $6. Hoe dikwyls'
heeft men niet deze Vuurpoelen uit hunnen
boezem, Beeken van kokent Water, Viffchen,
Schelpen en andere lichamen der Zee , zien-
uitgeven» Gedurende de uitbarftingvamden'
Vefuvius , in het jaar 163,1 , wierd de Z e e -
van Napels geheel droog: zy fcheen d o o r -
dezen brandende Berg, geheel ingezwolgen,,
die weinig tyd hier na , het omliggende Land 1
met zout water overftroomde. Men merkt
mede ö p , dat men een grooter getal holen in ;
de iandftreken ontmoet,, in welke men bran--
dende Bergen heeft , en die aan Aardbeving
gen onderhevig zyn , als ergens elders : het:
fchynt mede dat de groote menigte van de*
Eilanden van den Archipel ,, waar van den’
grond zoo grotachtig als • dié ■ van den • Berg ■
Ararat.is^niets.'anders.'dan-de»-toppen v an 1
Bërgénn